Natuurlijk is deze visie slechts een fractie van een seconde houdbaar: tafeltjes en piano’s staan niet op zoveel pootjes tegelijk. Tafeltjes staan meestal op vier, vleugelpiano’s meestal op drie poten. De foto hierboven is enigszins bedrieglijk: je ziet de sculptuur pas op deze manier als je even door je knieën zakt en je hoofd omlaag brengt. In de galerie kijk je er meer van boven op. Dat je door je knieën zakt is echter niet zo vreemd: je wilt de pootjes van nabij bekijken om te onderzoeken of het er echt zoveel zijn, of er echt zoveel nodig zijn, en of ze wel passen bij de bovenliggende massa, die ze torsen.
Torsen is hier niet het juiste woord. Na enig kijken denk je eerder aan hangen. Het is net of de zwaartekracht wordt omgekeerd en de pootjes, die uit de massa omlaag hangen, precies lang genoeg zijn om de grond te raken. De zwarte massa neemt overwicht in de waarneming en maakt de pootjes aan zich ondergeschikt.
Je gelooft je ogen niet: deze omkering van de zwaartekracht en de uit-de-tijdse elegantie van het onderstel, rukken je weg uit je eigen eeuw en schreeuwen om uitleg: wat heeft dit in hemelsnaam te betekenen?
Vlak achter de opstelling bevindt zich een wand waarop tekeningen zijn opgeprikt. Ik weet niet zeker of het wel tekeningen zijn, wat voor materiaal het is, verf of houtskool, want ik ben te ongeduldig bezig met het ontcijferen van het voorwerp hier voor mij. Ik zoek dus vooral naar wat er op de afbeeldingen te zien is, of het iets te maken heeft met dit voorwerp op het blankhouten blad.
Want dat moet gezegd: deze niet zo grote sculptuur (ca. 30 cm hoog) staat op een geraffineerde sokkel, die bestaat uit een strakke, blanke, houten, T-vormige meubelconstructie met daarop een dubbel blad. Het bovenste blad is ongeveer tien centimeter losgewerkt van het onderste. Daardoor zweeft het enigszins en komt los van de zwaartekracht. Samen met haar constructie vormt het sokkelblad een moderne reprise van de sculptuur die ze draagt: zo licht van onderen dat ze lijkt de massa erboven nauwelijks te kunnen dragen. Smaakvol en geraffineerd.
Terug naar de tekeningen. Ze doen me denken aan Picasso en aan Giacometti. Je ziet een soort ruimtes, waarin zwarte vormen zijn uitgestrekt. Het lijkt wel een podium in een theaterzaal, met een platgeslagen vleugelpiano erop, in ieder geval lijkt zich iets gewelddadig af te spelen. De rechter tekening lees ik eerst: de vorm doet me denken aan ‘de vrouw met doorgesneden keel’ van Giacometti. Natuurlijk is ze dat niet, maar het heeft er iets van weg.
De linkertekening doet me denken aan Picasso: ‘Stierengevecht, het uitdagen van de stier met de cape’. Eigenlijk lijkt deze tekening van Picasso nog het meest op wat ik voor me heb en brengt me misschien op het juiste spoor. Dan is de massa die ik voor me zie een stier, gedragen op rococo poten en moet ik misschien voor een geldiger interpretatie terug naar de 18e eeuw. Ik kom er niet helemaal uit en ga te rade bij Marlies. Zij schrijft:
“Je ziet een zwart vierkant waar zeven pootjes uitsteken. Pootjes van minitafeltjes. Ze hebben een soort hieltje waardoor het, los van het bovenblad, poten met hoefjes zijn. De pootjes staan alle kanten op, alsof de kunstenaars ze bij elkaar heeft genomen en ze heeft gerangschikt tot een boeket, ze gevormd heeft tot een dansbeweging. Op twee na hebben de pootjes geen bovenblad meer. Een bovenblad staat schuin omhoog en verdwijnt in de waslaag. Het andere blad steekt, in dezelfde richting, schuin omlaag en hangt daardoor tussen de poten naar beneden. Ze zijn roodbruin, de poten. Ik denk aan de tafeltjes in mijn ouderlijk huis, die ik 'mimi-tafeltjes' noemde, omdat ik dat woord toen zo verstond.
De was heeft aan een zijkant een naad, meer een verticale rol die daardoor een versiering lijkt. Het vierkant lijkt zo meer een hoed die over de poten valt. Hoewel de was en poten een beeld vormen, wringt er iets. Ze passen niet bij elkaar. Het sierlijke van de dansende poten gevangen in de vierkante stijve was, dat schrijnt een beetje. Alsof de dans gestold is, alsof het blok boven op de poten is gevallen. Dan is het dansen geen dansen meer, maar een wild proberen om aan het blok te ontkomen.
De titel van het beeld zegt alles: Tauromaquia, Spaans voor stierenvechten. Ineens is de hoed de montero, de hoed die Toreros, stierenvechters, dragen. Sterker, het blok was is de samengebalde macht die de torero heeft over de Stier, die willoos met de poten spartelt en gedoemd is het onderspit te delven.
De galeriehoudster vertelt dat de kunstenaar geboeid was door de schilderijen van Goya over stierenvechten. Dat kan zijn, maar dit beeld is een letterlijk verpletterende metafoor voor het lijden van het beest”.
Zo komt elk van ons tot een min of meer geldige, weifelende lezing, daar bij dat beeld in Galerie RAM. We bespreken de verschillen: dat de sculptuur ook een wankelende stier zou kunnen zijn, waarvan het wasblok staat voor het bonkige lijf en de pootjes voor het wanhopig zoeken naar overeind blijven. En we komen tot de slotsom dat de intuïtieve interpretatie van Marlies minstens even geldig is als de ‘kunsthistorische’ van Jeroen, die gestimuleerd werd door de tekeningen achter het beeld, die Marlies niet in haar beschouwing betrok. Toch lijkt Marlies haar constatering nog het meest hout te snijden: stier en metafoor vallen samen in deze sculptuur die de doodstrijd van het stierengevecht tot onderwerp lijkt te hebben.
We gaan naar de website van de kunstenaar en lezen haar tekst, over hoe zij dit ‘botsen van de volumes’ beleeft naar aanleiding van een tekening van Goya.
Hierboven staat er een: Modo con que los antiguos Espanoles cazaban los toros a caballo en el campo ofwel ‘de manier waarop de vroegere Spanjaarden, te paard, stieren vingen in het veld’ (mijn vertaling). Goya maakte een serie van 33 etsen Tauromaquia (stierengevecht) in 1816 en was even gefascineerd door het stierengevecht als Picasso, die een serie van 26 aquatinten maakte in 1957 (nu in het MoMA in New York). Beide series waren tegelijk te zien in Keulen, in 2007, in het Walraff-Richartz-Museum, onder de titel ‘de kunst van het stierengevecht’. Hoewel lang niet alle Spanjaarden ervan gediend zijn is er een hele cultus ontstaan rond het stierengevecht, die de voorstanders ‘de Kunst van het Stierengevecht’ noemen. Want voor hen is het niet een vorm van vermaak, maar een vorm van eredienst aan het meest intense en intieme moment in elk leven: dat van het sterven. Iets daarvan proeven we ook in deze sculptuur, waarin de verwijzing naar ons onvermijdelijke lot een vorm van schoonheid verwerft, zoals alleen de kunst in staat is die te verlenen.
(Lees en bekijk ook: http://semnavanooy.blogspot.nl/2012/10/0-0-1-394-2169-semna-van-ooy-18-5-2558.html)