(Leestijd: 1 - 2 minuten)

En bij aandachtig kijken hebben die wel veel overeenkomsten: ze lijken op een U met ongelijke benen, of met ongelijke benen aan elkaar gemonteerde U’s, of U’s waarvan het ene ongelijke been is weggedraaid van het andere, en een U, die overgaat in een T met ongelijke, van elkaar wegdraaiende armen. Heel grafisch, want allemaal gesmeed van dikke staven met een vierkante omtrek. Ze raken elkaar nauwelijks, maar zijn onafscheidelijk in elkaar gestoken en gedraaid. Open gewrikt, net als bij een U zonder schreef, eindigen de poten. Zo in de lucht en lichtheid opgeheven, dat drie raakpunten met de aarde volstaan.
Ze brachten - de stokken of het beeld - niet de ruimte in beweging, maar mij, want toen ik het beeld daar voor het eerst zag liggen, wilde ik er meteen naar toe. Het is intiem. In alle verstrengeling toont het de leefruimte van een nest. Het balt de omringende leegte samen tot een onzichtbaar hol waar ik geen toegang heb. Het onderhoudt een relatie met de buitenwereld, mijn wereld, door zijn open einden die tegelijkertijd mijn binnentreden verhinderen. Als het al over energie gaat, als ruimte energie is, dan is dit samengebalde energie, als in een dichtgeknepen vuist, die zal vervliegen als de hand zich opent.
Einstein heeft meen ik iets geschreven over energie en ruimte, of misschien alleen maar over energie? Misschien is er wat zinnigs bij hem te halen: dat wordt dus weer lezen. Of misschien hebben Chillida en Caro er wel samen over gesproken, dat kan ik ook wel eens opzoeken.

 

 

1000 Resterende tekens