Kunst van de Dag 21
Kenning#2 2010
Marion Verboom (1983)
120 x 100 x 20 cm gips
Op de foto zijn twee beelden te zien, eentje staat in de zaal, de ander hangt aan de muur. Het thema is gebalde vuisten. Op de grond staan twee agressieve vuisten tegenover elkaar, aan elkaar verbonden. Voor agressie heb je er altijd minstens twee nodig. En tijdens de agressie is de band onontkoombaar. Aan de muur hangen drie vuisten, niet op elkaar gericht maar naar ons, toeschouwers. Ze hangen hoog en lijken in staat ons op ons hoofd te kloppen.
De beelden zijn gemaakt van gips. De vorm bestaat uit een aantal dozen, waarvan het uiterste uiteinde is omgekruld en iets dieper is dan de dozen zelf. Zo ontstaan zeer gestileerde armen en vuisten, rudimentaire vormen die niet gebaseerd zijn op gelijkenis, maar op het idee ‘arm met vuist’. Op die manier doet tegelijk met agressie, architectuur zijn intrede in het beeld. De verwijzingen naar arm en vuisten nemen nu een eigen ruimte in, die veel meer ruimte opneemt dan armen en vuisten normaal gesproken doen. Het zijn symbolen geworden die de omringende ruimte laden met een waarschuwing: pas op! Hier gaat geknokt worden! Er hangt nu de energie van een bokswedstrijd in de galerie.
De drie hangende vuisten daarentegen zijn niet in actie. Ze vormen een architectonisch ornament, zoals bij een kolom de versiering van het kapiteel. Ze geven aan dat de muur met respect benaderd moet worden.
Er zijn veel voorbeelden in de bouwkunst te vinden van gestileerde gebeeldhouwde vormen, die uiteindelijk een vast onderdeel zijn gaan vormen van de architectonische beeldtaal. Dat ze worden opgenomen in de architectuur, betekent dat ze van groot belang zijn voor de beschaving die ze opvoert. Volgens Marion Verboom gaat het nu dus niet om eikenbladeren, wolvinnen, kariatiden of uilen, maar om vuisten. Dat zegt wel iets over onze vrije-markt-economie-maatschappij.
Kunst van de Dag 22
Installation view with Cocoa Tourismo and The Hairdresser’s Birthday Treat 2010
D.Dewar & G. Gicquel
Keramiek, wol, hout
Op de grond ligt een uitgewaaierde pruik van wol in een aantal tinten, van wit over blauw naar zwart, in een halve ronde vorm, geknoopt aan een lange, witte streng. Die streng loopt door vier helmachtige schedels en gaat daarna door een rij blauw geglazuurde keramische kralen die vanaf de muur naar beneden hangen. Opzij daarvan hangen nog een aantal bruine en witte vormen aan de muur, maar het is op deze foto niet duidelijk of ze tot dezelfde installatie behoren. Het blauwe deel van de installatie doet je denken aan natuurvolkeren, zoals die wonen in Oceanië. Je krijgt associaties met de zee, met koppensnellers, met kralenkettingen en op het oerwoud geïnspireerde versieringen. Misschien sta je bij de hut van de plaatselijke medicijnman.
En ik kan er niet aan ontkomen me tegelijk hulpeloos te voelen en een beetje belachelijk, zoals de toeristen in Duane Hanson’s beeld. (http://www.flickr.com/photos/mandarte/5375387700/)
Centrum voor hedendaagse kunst Witte de With schrijft over haar tentoonstelling ‘Making is Thinking’ (Maken is Denken !) ten aanzien van deze installatie: ‘Zo is er de fascinatie voor de rol van de amateur, die absurd veel tijd steekt in bezigheden, zodat die bijna meditatief worden (Wilfrid Almendra, Dewar & Gicquel, Teppei Kaneuji, Hans Schabus)’. Vervolgens wordt er tamelijk veel sophisticated taal gewijd aan een betoog dat het tijdperk van de ‘conceptuele kunst’ voorbij is en kunstenaars tegenwoordig weer dingen maken. Witte de With schuwt intellectueel taalgebruik niet: ze wil dapper laten lezen hoe intelligent ze wel niet is. Ze ziet het kennelijk niet als haar taak om gewone mensen tot de eigentijdse kunst te bekeren. Jammer, want hoe ‘moeilijker’ de kunst, des te belangrijker wordt een ‘gemakkelijke’ ingang via de taal. Hedendaagse kunst heeft toegankelijk woorden nodig, wil ze niet geïsoleerd raken en vereenzamen tussen intellectuele snobs.
De boodschap is eenvoudig: het gaat om de aanwezigheid van drie-dimensionale dingen. De mensheid heeft die nodig. Hoe onze samenleving ook gericht is op informatie, taal en uitwisseling, met een hype aan ‘sociale media’, we zullen altijd stilstaande, driedimensionale dingen nodig hebben. En het maakproces van de dingen kent vele manieren, van ambacht via vakmanschap tot intuïtie, en vaak gaat het om een versmelting van die drie. Gemaakte dingen zijn de ankers waaraan we ons vast kunnen klampen, wanneer de baren van ons leven te woelig worden. En het zijn tegelijkertijd de bakens die ons denken in beweging zetten en ons begeleiden op de weg naar nieuwe oplossingen. Zoals de foto van de instalatie van Dewar en Gicuel ons duidelijk maakt: er zijn dingen op de wereld die je niet kunt bedenken, zelfs niet vermoeden, maar die er zijn. Die er door hun aanwezigheid ons van doordringen dat er een echte wereld is, een echte aanwezige werkelijkheid, waarin wij ook werkelijk zelf aanwezig zijn. Niet een virtueel landschap waarin we als lichaamsloze geesten rondwaren. Niet een amateuristische absurde tijd die tot meditatie leidt. Wel een samenstelling van gebakken klei, glazuur, wol en hout, als commentaar op het idiote toerisme dat de westerse verveelmaatschappij uitoefent bij onschuldige volkeren.
Laat u niet weerhouden door de tekst van Witte de With maar ga erheen, en laat u verleiden door al het boeiende dat er te zien is.
http://www.flickr.com/photos/mandarte/5374762471/
Kunst van de Dag 23
Vlinderbeeld
Guido Geelen (1961)
Een deelfoto. Buitengewoon verwarrend. Een detailopname van een messingvitrine, zo te zien verdeeld in drie lagen door glasplaten. Op de onderste laag een buik met onderarm in witte trui. Natuurlijk van keramiek, want dat is de handtekening van Geelen. Dit keer de witte klei geperforeerd met talloze gaatjes. In die gaatjes steken lange ijzerdraadjes met aan het uiteinde een vlinder. Op de middelste laag wordt het tafereel voortgezet: de buik wordt borstkas, de arm bovenarm, en ook hier vlinders rondom. Op de derde verdieping van het messinggebouw staat een hoofd, hals in coltrui, en alweer vlinders alom. Hoe het hoofd verder gaat is niet te zien: de bovenkant van de vitrine staat niet op de foto.
Vlinders komen veel voor in combinatie met keramiek, zoals op deze porseleinen chinese ‘Kraaikopkom’ uit 1600. (klik op de URL hieronder) Op de buitenwand velden met kostbaarheden, bloeiende planten, een vlinder en andere insecten. In het plat een vogel op een rots. De vlinder is hier gevangen in de platte voorstelling die de illusie van ruimte moet wekken, maar plat blijft. Dat is Guido Geelen niet genoeg: hij is beeldhouwer en werkt met ruimte, niet alleen met zinsbegoocheling.
In de beeldende kunst komt deze combinatie mannelijke tors/vlinder niet voor. Wel zijn er mannen die vlinders najagen met netjes, misschien om ze op te prikken. Maar hier lijkt het erop dat niet de man de leiding heeft, maar de vlinders. Zij prikken hem. Zij bestuiven hem met de nectar die ze net van wilde bloemen opgezogen hebben. Iets onbeschrijfelijk lichts, een nauwelijks voelbare tinteling maakt zich van hem meester. Alle vlindersymboliek in de cultuur wordt nu bij hem ingespoten: de metamorphose, de fladderende ziel, het nieuwe leven, de vluchtigheid van het bestaan, het geluk, de onweerstaanbare, nieuwe liefde.
Het kan zijn dat hij de vlinders draagt, het kan ook zijn dat hij door de vlinders gedragen wordt. Het kan zijn dat elke vlinder het gemunt heeft op een specifiek orgaan, maar daarvoor ontbreekt mij de kennis. Voorlopig blijft dit een foto van een drie-dimensionaal stilleven. Hoewel niet duidelijk is of het lijf in het midden van de vitrine staat of in de hoek, de ruimte wordt bepaald door de vlinders, die voor en rond het mensbeeld fladderen. Maar de eigen ruimte van de vitrine is doorslaggevend. Vitrines bewaren, behoeden en tonen. Vitrines gaan over zeldzaamheid. Vitrines zijn kleine wonderkamers. Hier is een wonder opgeslagen.
Dit is nog eens reclame maken. Verleiden heet dat ook wel: een deel laten zien van wat een schitterend geheel belooft. Nieuwsgierigheid prikkelen. Een tip van de sluier. Hoe het afloopt moeten we gaan bekijken in de voormalige Philipsfabriek, waar nu Guido Geelsens vriend Piet Hein Eek domicilie heeft gekozen en met hem een gezamelijke kunst-tentoonstelling heeft ingericht.
URL: http://www.flickr.com/photos/mandarte/5376996623/
Kunst van de Dag 24
Fireside 2010
Niels van der Kuur (1977)
beton 400 x 20 x 250 cm
De wand van een woonkamer. In het midden een schouw met schuin aflopend rookkanaal.
Op de schouw een pendule. Links naast de schouw een schilderij. Op de grond voor de schouw een uitgewalst dier.
Dit is een sculptuur voor de openbare ruimte. Gemaakt voor de brandweer in Rijswijk. Enig, denk ik dan, wij hebben in ons huis precies zo’n wand. Behalve dan de schouw, die gaat gewoon rechtdoor en er staat een kachel voor, in plaats van er in. Behalve dan de pendule, die hebben wij niet, zo’n ouderwets ding. Het schilderij klopt wel ongeveer, maar het uitgeplette dier is bij ons vervangen door een Perzisch kleed: iets minder wreed, zou ik zo zeggen. Onze wand is ook hoger, 3 meter 10 in plaats van 2,50 en breder, 5 meter in plaats van 4. En bij ons is alles gemetseld, met daarover heen een stuclaag, in plaats van beton. Maar hoe dan ook: zelfde sfeertje, eind 19e eeuw.
Dit is een nostalgische sculptuur voor de openbare ruimte. Gemaakt voor een brandweer die steeds minder te maken heeft met woonkamers, schoorsteenmantels en haardkleedjes. Maar steeds meer - dankzij de centrale verwarming die in dit beeld niet voorkomt - met andere taken: uitzagen van auto-ongelukken, chemische verontreinigingen, duikwerkzaamheden en leegpompen van ondergelopen kelders.
Dit beeld is een reliëf. Niet bedoeld om van alle kanten rondom even mooi te zijn, maar om vanaf één kant, vanaf een ideaal standpunt waar te nemen. Een soort opgedikt schilderij. Als een schilderij wordt het verhalend: ‘weet je nog, toen, die kamers…’ Maar het is geen schilderij, het is beton dat verwijst naar talloze fantasieloze nieuwbouwwoningen. Het ontbeert alle coloriet: juist doordat het beton in één kleur is gehouden wordt alles samengebonden tot een geheel. En wordt het voor ons een monument.
Een monument uit de tijd dat de stookplaats de belangrijkste plek was binnen het huis. Een monument dat vertedert. ‘Weet je nog, toen, die kamer van opa en oma…’ ‘Oh, ja, en die Engelse pendule’… Je moet zelfs even glimlachen om die deegplak op de grond voor het monument, die echte namaakbeer. Dit gaat over die vaderlandse gezelligheid die al niet meer bestaat sinds de woningen na de oorlog rechte, lage, betonnen dozen zijn geworden, zonder kraak of smaak, en zonder persoonlijke toets. Een nostalgisch monument. Was het vroeger beter?
URL: www.nielsvanderkuur.nl/fireside_2010/in/opdrachten
Kunst van de Dag 25
Sir Walter Scott 2010
Mike Bouchet (1970)
installatie
Grote stapels hout. Over de hele bovenvloer van het Cobra-Museum. (Deze foto stamt ergens anders vandaan, jammer, want de installatie is in het museum veel mooier.)
Onder elke stapel ligt een kleed. De onderste laag bestaat uit een pallet die angstvallig binnen de randen van dat kleed ligt en de hele stapel draagt, zelfs als die naar boven toe uitdijt. De stapel zelf bestaat uit sloophout. In stukken gezaagde hele plafonds, wanden en vloeren, meestal dubbelwandig, tot rechthoeken gezaagd. Alle stapels ongeveer even hoog tot de laatste: daar staat een hoekstuk als een punt overeind en maakt het opeens duidelijk: hier ligt een huis. Een in stukken gezaagd huis. Maar nergens is het hout, of de platen board, of de balken, nat, verweerd of rot. Alles is nieuw. Een in stukken gezaagd nieuw huis. Maar wel definitief in stukken gezaagd: onherstelbaar. Wat bij elkaar hoorde valt niet meer te reconstrueren. Een nieuw huis, definitief en onherstelbaar in keurige rechthoeken gezaagd en netjes op oosterse tapijten uitgestald. Opzettelijk dus. Door een mens - niet de natuur, niet de donder of de bliksem, niet door brand - door een mens, willens en wetens en definitief.
Enig satanisch genoegen moet de kunstenaar wel gekend hebben. Als beeldhouwer een nieuw stuk architectuur aan mootjes hakken, en dan ook nog op kleedjes presenteren, is toch echt wel een humoristisch, zij het afkeurend oordeel over het onderhanden gebouw. En als je vervolgens in staat wordt gesteld om dit als een minimal art installatie in een groot, modern museum ten toon te stellen, als een sculptuur die verwijst naar de beeldhouwkunst van Donald Judd en Carl André, dan heb je je uitspraak duidelijk gemaakt.
De architectuur is sculptuur geworden, de sculptuur wordt politiek. Hier is een huis ineengezegen zoals de totale economie achter de Amerikaanse huizenmarkt is ineengestort. Fijntjes wrijft de kunstenaar het grootkapitaal de boodschap nog eens in. Jammer jongens, maar die huizen van jullie waren net even te duur voor hun kwaliteit.
Tot slot wandel ik nog even langs de installatie, ruik het houtstof, en betast de scherpe rafelranden van de multiplexplaten. Het is wel een verdraaid goeie installatie, denk ik dan, het megaformaat neemt meer ruimte in beslag dan het huis ooit deed, de pallets maken het geheel transportabel, er huist schoonheid in de gewetensvolle stapelingen van de ruïne, de boodschap kan er over de hele wereld ingebeukt worden. De tijd van ‘my house is my castle’ is definitief passé. Welkom in het 2de decennium van de 21ste eeuw.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5384637649/
Kunst van de Dag 26
Exposure 2007 -2010
Antony Gormley (1950)
Sculptuur 51,6 x 26,6 x 32,5 cm nickel plated nylon
Al in 2007 werd dit model door de galerie tentoongesteld, maar nu zit deze hurkende man, met een hoogte van meer dan 25 meter (!), gemaakt van gegalvaniseerd ijzer, ontworpen om windsnelheden van meer dan 160 km per uur te overleven, voor zich uit te staren op de strekdam aan de kust van Lelystad.
1800 staven metaal zijn te pas gekomen aan dit landschapskunstwerk, zoals de site van Lelystad (http://www.lelystad.nl/exposure) trots meldt. En in de volksmond daar heet het al ‘de poepende man’. Ik schreef al eerder op mijn weblog over dit beeld. (http://www.mandarte.nl/weblog/item/981-ships-at-sea-en-een-hurkende-man ) Toen maakte ik een vergelijking tussen dit beeld, een beeld van Henk Visch en de Action Painting van Jackson Pollock.
Het beeld is immens groot, letterlijk immens omdat wij elke sculptuur meten naar ons eigen lichaam. De voeten zijn manshoog en als je er tussen in gaat staan kom je niet eens tot de bovenkant van de wreef. Zo dichtbij zie je dat het beeld niet uit ronde staven is opgebouwd maar uit hoekijzer. De hoekijzers zijn met hun uiteinden aan elkaar gelast tot ingewikkelde knopen. De knopen zijn als segmenten verbonden door losse stukken hoekijzer, die met bouten en moeren bevestigd zijn. Dat wil zeggen dat de knopen ergens anders gemaakt zijn, en hier op locatie als een soort overmaatse meccanodoos in elkaar gebouwd.
De knooppunten in dit beeld zijn niet bedoeld om in elkaar wentelende veelhoeken overeind te houden. Ze vormen een constructie die een veelheid aan contouren mogelijk maakt. Die contouren maken de constructie leesbaar als een figuratief beeld: een man die op zijn hurken zit en met zijn armen over elkaar uitkijkt over het Markermeer, richting Enkhuizen.
Niet alleen de grootte en de vorm maken het beeld uniek, vooral de opbouw is verassend. We zijn immers al sinds mensenheugenis gewend dat sculptuur van binnen uit gedragen wordt, meestal door een constructie die wij van buiten niet zien. Maar nu is het skelet naar buiten getreden en is de huid van het beeld zelf de constructie geworden. Dat is net zo’n radicale omwenteling als toen de grote kathedralen in de Gotiek opeens van zware Romaanse stapelingen overgingen op de skeletbouw van het steunberenprincipe, met de belangrijkste constructie aan de buitenzijde van het gebouw. Zo zit hij daar, die hurkende man, als een kathedraal op de dijk.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5386965459/
Kunst van de Dag 27
Emotional Machine (VW) 2000-2004,
(Installatie in Palais de Tokyo, Parijs)
Surasi Kusolwong (1965) 2000-2004
Courtesy: kunstenaar & Palais de Tokyo, Paris
Deze auto hangt op zijn kop. Het is duidelijk een volkswagen ‘kever’, de auto die ooit duidelijk maakte dat we in een tijdperk waren beland, waarin iedereen zich zo’n ding kon veroorloven.
Zo te zien is deze wel gestript: er zitten geen wielen in, portieren ontbreken en onder de motorkap bevindt zich vast en zeker niets. Wel zie ik iemand in de auto zitten, en de benen aan de andere zijde wijzen op nog een passagier, maar ze kunnen de auto nu hooguit gebruiken als schommel. Een op zijn kop gehangen monument van vóór de huidige crisis als een kritische waarschuwing die toen misschien nog niet begrepen werd.
De foto is gemaakt in het Palais de Tokyo in Parijs, de totaal onderkomen en verwaarloosde kunstruïne, waarin zich tegenwoordig een deel van de Franse, hedendaagse kunst afspeelt. Vorig jaar was de deplorabele staat van het gebouw letterlijk schokkend en waren sommige zalen met kettingen afgesloten, omdat de vloeren openscheurden. Verweesde kunstwerken hingen in die zalen als vondelingen achtergelaten, en het hele gebouw maakte een nog rampzaliger indruk dan Ilya Kabakov’s installatie ‘incident in het museum van watermuziek’ uit 1992, waarin het water dat uit het plafond lekte, tussen de schilderijen op het plastic dat over de stoelen lag, zorgde voor de ‘watermuziek’. (Klik de URL hieronder)
Wie zich bij de museumgroep van Mandarte aansluit (http://www.mandarte.nl/home/item/833-musea-bezoeken) zal waarschijnlijk Kusolwongs Volkswagen gaan bekijken, in het Van Abbemuseum in Eindhoven. In dat museum zwaait Charles Esche de scepter en hij begint nu aan deel 4 van ‘Play van Abbe’ waarvan Kusolwongs installatie een onderdeel is. We kunnen onszelf daar vier rollen aanmeten: pelgrim, toerist, flaneur en werker. Dat is een aardige manier om aan te tonen dat wij geen simpele zielen zijn, maar ingewikkelde, meervoudige mensen die in staat zijn kunstwerken gelijktijdig op verschillende manieren te beleven.
Bij Kusolwongs emotionele machine zijn we waarschijnlijk ‘werker’. Want de eerste indruk die zich opdringt is een politieke, en niet een kunstzinnige. Politiek omdat de installatie vooral een boodschap uitstraalt die rationeel begrepen wordt, en ons niet in eerste instantie aangrijpt in ons gevoel. Maar daar kunnen we natuurlijk over twisten…
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5389297905/
Kunst van de Dag 28
Wind 2009
Yke Prins (1961)
Brons en hardsteen 170 x 55 x 50 cm
Foto: Gallery Gooilust
Open brons op gesloten steen. Verwaaide veren van brons, naar binnen toe steeds kleiner wervelend, als vluchtige penseelstreken van een Zen- kalligraaf. Denk aan die andere Haagse kunstenaar, Willem Hussem, die altijd streefde naar groter eenvoud en kracht in zijn werk, en van wie we talloze kalligrafieën en meer dan 1000 gedichten hebben, korte en puntige, zoals deze:
de drijfveren van vogels
ken ik niet
zij kunnen vliegen
dat is voldoende
En net als Yke, die nu een jarenlange periode afsluit waarin ze begeesterd voorzitter was van Pulchri, was hij feitelijk een opgewekt gezelschapsmens, die zich graag bewoog tussen collega’s in de kunst.
Zaterdag 29 januari a.s. mag ik in Pulchri Studio aan het Haagse Lange Voorhout, Yke’s nieuwe tentoonstelling openen, die zij ‘Tussenstand’ heeft gedoopt. Tussenstand omdat zij dan 25 jaar beeldhouwer is en dat viert met een tentoonstelling van nieuw werk. Waar ze de tijd vandaan heeft gehaald om te blijven beeldhouwen naast haar voorzitterschap is een raadsel. Ondanks een artikel dat ze schreef in het Pulchri-blad, met een paar prachtige foto’s haar beelden, blijft het nog een verrassing welke beelden ze gaat exposeren. Vorige week was ze nog onbereikbaar druk bij de bronsgieter. Maar een ding staat vast: het zal gaan over materie, over combinaties van steen, brons en hout, want Yke is een ‘handenmens’ met een buitengewoon ontwikkelde tastzin. En het zal gaan over open- en gesloten vormen, over volume en massa, over gewicht en harmonie, over aan de aarde gekluisterd zijn, en over de natuur met haar ontembare elementen: want Yke is een natuurmens die dingen maakt. We zijn benieuwd.
De opening is om 16:30 uur en u bent van harte welkom.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5392872525/
Kunst van de Dag 29
Blood & Honour (German Shepherd # 01) ± 2009
Anne Wenzel (1972)
Keramiek 43 x 41 x 31 cm
Jazeker, een herdershond, duidelijk herkenbaar aan zijn scherpe, skeletachtige kop, zijn recht overeind staande oren en zijn waakzame houding. Maar het is niet helemaal een herdershond, want het achterlijf raakt de nabootsing kwijt en gaat over in een soort rotsachtige aarde waaruit het beeld lijkt opgetrokken.
In zijn bek houdt hij een stok met vanen, misschien wel de laatste vlag van het regiment. Dat woord ‘laatste’ wordt ingegeven doordat het dier meer vel over been is dan lekker gezond, en het hele beeld een uitgemergelde indruk maakt.
Maar het beest is nog niet dood. Het zal trouw blijven tot het einde aan toe. En zo zit het als een standbeeld, eigenlijk als een monument, op zijn sokkel. Een monument voor hondentrouw, de trouw die zich geen rekenschap geeft waaraan het trouw is, zolang het maar ergens trouw aan kan zijn. Hij trekt zichzelf omhoog uit de aarde, letterlijk uit de natte klei, en misschien is het hele beeld wel niet neerwaarts maar opwaarts gericht. Anne Wenzel laat het in het midden.
Drama kleeft hier aan, en tragiek, maar ook heroïek en vastberadenheid. Een dier als in een fabel waar we niet alleen dierlijke, maar vooral menselijke karaktereigenschappen aan toeschrijven. We voelen ons bijna als het dier, het dier wordt bijna ons. Het opent ons gevoel en gaat ons aan het hart. Wij zouden zo sterk willen zijn als deze hond, zo dapper, zo trouw, en zo onbewust van het naderende einde.
Het beeld draagt de titel niet voor niets. En zo langzaamaan leren we Wenzels fascinatie kennen. We zagen haar werk voor het eerst, als ik me goed herinner, in Watou, onder de titel Silent Landscape. Enorme tafels met een opstaande zinken rand waarin doodstil, zwart water stond, en in dat water keramische boomstronken, donker en doods, huiveringwekkender dan de duistere moerassen uit de films van ‘In de ban van de Ring’. En niet lang geleden zagen we in het museum Boijmans van Beuningen, pontificaal in de hal opgesteld, het beeld Bright Solitude (medal#02), als een oorlogsmonument van de ergste soort. Al haar beelden hebben iets van het ‘Blut und Boden’-karakter dat ook Anselm Kiefer in zijn werken legt, en dat Anna Tilroe ooit betitelde als mokerslagen. Dat is ook de uitwerking die deze beelden op je hebben. De vergankelijkheid is onvermijdelijk, ze is slechts een kwestie van tijd. En de tijd, dat is te zien aan het druipen van de klei, gaat sneller dan we zouden wensen. De klei is al gestold voordat ze de grond raakt. Dat is het tempo van de vergankelijkheid. Dat kun je niet schilderen. Dat kun je niet beschrijven. Dat kun je alleen maar aanwezig laten zijn in de wereld waarin wij leven, in de onontkombare aanwezigheid van een beeld.
URL: http://www.flickr.com/photos/mandarte/5394166550/
Kunst van de Dag 30
Table Leg 2009
Robert Therrien (1947)
Courtesy: Gagosian Gallery
Een megatafelpoot in een hoek van de ruimte. Misschien nog preciezer: een reusachtige keukentafelpoot met een stuk tafelblad in de hoek van de ruimte.
Of (de vraag): is het een poot - met dat koperen beslag onderin -, van een eettafel, een keukentafel of een bureau? En van de foto neem ik maar aan dat het tafelblad nog intact is - dat het écht een complete hoek is - en dat het niet alleen de hoekverbinding van de tafel is. Want dan ben ik m’n beschutting kwijt als ik er onder ga zitten.
Op deze foto is niet goed te zien hoe hoog hij is, maar de foto op de website van De Pont is duidelijker: Het tafelblad hangt zeker 3 meter boven de grond, zodat je er met gemak onder kunt staan. Dat wekt ontzag. En ontzag is geen vreemde gewaarwording in de wereld van de beeldende kunst. Het is niet het ontzag voor de godheid, of voor de macht van de politiek staat. Het is een ontzag voor iets dat niet zichtbaar is, maar waarvan je vermoedt dat het bestaat. Onwillekeurig begrijp je dat het praktisch niet voorstelbaar is hoe groot deze tafel zou zijn, als hij helemaal compleet was, en in wat voor ruimte hij dan zou moeten staan. Je zou in ieder geval op bezoek zijn bij de reuzen of homerische cyclopen. Dus wijst deze buitenformaat tafelhoek terug naar je eigen lijfelijkheid, naar je eigen lichaam dat te klein is voor dit symbool.
Verwijzen naar iets wat niet zichtbaar is, naar iets wat te groot is voor ons bevattingsvermogen, komt vaker voor in de beeldende kunst. Het is bijna religie, maar net iets profaner, omdat er ‘gewone’ dingen aan te pas komen, dingen die nodig zijn om het verwijzen een handje te helpen. De bijbel bestaat alleen uit woorden, de beeldhouwkunst bestaat alleen uit dingen. Dingen die het verwijzen duidelijker maken, omdat ze beperkter zijn. Een tafelhoek verwijst misschien naar een casino, bijna zeker naar een jeugdervaring (iedereen heeft zich wel eens verstopt onder een tafel) en zeker niet naar een stoomlocomotief. Omdat deze tafel niet helemaal te zien is, is niet duidelijk om wat voor tafel het gaat, de enige aanwijzing zit in het koperen beslag van de poot. De tafelhoek doet wel een letterlijke uitspraak door zijn grote formaat: dit is zo belangrijk dat het groot moet zijn. Dit is zo groot omdat het belangrijk is. Dit deel verwijst naar een geheel, naar een tafel, symbool voor huiselijkheid, symbool voor samen aanzitten, symbool voor gezamenlijk vergaderen, symbool voor werken, in ieder geval symbool voor mens zijn. Dieren hebben geen tafels. Dieren maken geen tafels. Alleen mensen maken beelden die verwijzen naar iets dat groter is dan zijzelf.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5397904946/
Kunst van de Dag 31
Nieuwsgierig 1 2010
Malou Cohen
Piepschuim, papier, mannetje 28 x 8 cm
Sanquin - Galerie Joghem
Een heel klein mannetje. Aan de rand van een gat. Slechts weerhouden van een dodelijke val door een papieren lint. Hij en het gat en het lint, op de top van een immens hoge zuil, is in dit beeld heel de wereld. Je hebt slechts een oogwenk nodig om het geheel te overzien. En dan, gefascineerd door de nonchalante eenvoud van het totaal, komen je gedachten op gang.
Je weet al dat je een verhaal wilt verzinnen dat door dit ensemble wordt opgeroepen. Maar daar moet je niet te vroeg mee beginnen, want anders klopt het straks niet, en dat zou een teleurstelling zijn. Bovendien raak je door het verhaal je afstand kwijt, je raakt in het beeld verwikkeld en dan… pats, weg is het beeld. Nee, dat wil je niet. Even uitstellen dus en nog beter kijken. Het hele beeld is maar 28 cm hoog. Maar het maakt een veel grotere indruk. Dat komt natuurlijk door dat kleine mannetje.
Dat is geen klein mannetje. Dat is een mannetje, net zo groot als ik. Want altijd, bij elk beeldhouwwerk, schaal ik het totaal om naar de schaal van mijn eigen lichaam. Dat is de enige vergelijking die ik heb. Daarom is het ene beeld groot, en het andere klein. En is dit beeld zo onooglijk, dat ik me wel móet inbeelden, hoe groot het zou zijn, als het mannetje even groot was als ik. Want pas dan weet ik hoe groot de krater is, en hoe diep, en hoe hoog de afgrond om het mannetje heen. Hoe is hij eigenlijk boven gekomen? Ik zie geen helikopter die hem daar heeft neergelaten. En er is ook geen trap. Tjeetje, hij is daar wel erg alleen.
De kolom waar hij boven op staat is geen sokkel. Sokkels zijn altijd netjes, beschaafd, onderdanig, compleet en onbeschadigd. Deze kolom is van ruwe piepschuim, met prominent een bres aan de voorkant. Dat wil wat zeggen. Het is niet een sokkel, maar een uitsnede uit onze aarde. Alsof iemand met een vierkante appelboor een staaf uit de berg heeft getrokken. En die vervolgens hier op de grond heeft gezet. Daarom heeft de bovenkant hetzelfde uiterlijk als de vier zijkanten. Omdat wij dan begrijpen: dit is een stuk wereld uit de wereld. Hoe diep is eigenlijk de wereld?
De concentratie van het mannetje is voortreffelijk. Nu blijft me niets anders over dan zelf zijn plaats in te nemen. Er is immers niemand anders met wie hij praat, of zijn nieuwsgierigheid beleeft. ‘Nieuwsgierig 1’ is de titel. Er zijn dus nog meer nieuwsgierigen. Of nieuwsgierigbeelden. Maar hoe dan ook, ik ben nu alleen op de top van mijn pilaar, met mijn lint en de krater. Ben je eigenlijk altijd alleen als zich iets belangrijks voordoet in je leven? Hoe zou die krater zijn ontstaan? Meteorieteninslag? Hoe zou het zijn daar beneden, in de diepte. Zou het er warm zijn? Zou er een schat liggen? Zouden er andere mensen wonen? Zou er een soort Jurassic Park II zijn ontstaan? Trouwens, wie heeft dat lint hier omheen gespannen, waarom mag ik er niet in, weten zij meer dan ik?
Versmelten met het beeld. Dat heb ik in deze stukjes wel vaker te berde gebracht. Een van de functies van het beeld is dat wij er ons in kunnen inleven, kunnen beleven wat het beeld beleeft, zonder de gevaren te hoeven trotseren die het beeld zelf heeft moeten doorstaan. Of het nu Marcus Aurelius is te paard, of een mannetje aan een krater, dat wij het zelf zijn kunnen we ons ‘inbeelden’. Veilig, geruststellend, ontroerd, vertederd. Nou goed, ik heb nu, denk ik, wel goed stof om aan mijn verhaal te beginnen. Er was eens…
(zo, dit was voorlopig mijn laatste ‘kunst van de dag’. De pen wordt doorgegeven. Ik hoop dat mijn opvolger bij Galeries.nl net zoveel plezier beleeft als ik, en net zo veel aardige reacties krijgt.)
URL:/www.maloucohen.com/
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties