Zoals we gewend zijn van Hans den Hartog Jager vervolgt hij zijn artikel met een scherpe en tegelijk fijnzinnige analyse van wat er te zien is. En over het algemeen ben ik het met hem eens, en vooral met zijn enigszins humoristische besluit:
"Zelf noemde Goldstein (de nieuwe directeur van het SMA) haar tentoonstelling tijdens de opening een ‘liefdesbrief’ aan het Stedelijk, de kunstenaars en het publiek. Afgaande op Taking Place ben je geneigd te denken dat het met die liefde voor de kunst wel goed zit, met die voor het museum vast ook wel, maar dat we als toeschouwers met Goldstein als minnares koude nachten tegemoet gaan".
Het is waar, ik heb een goed gevoel bij het lef dat de nieuwe directeur toont bij de inrichting, waarbij de lege zalen elke keer de ruimte scheppen om afstand te nemen van het vorig kunstwerk, en op te gaan naar het volgende. Toch overheerst het gevoel van teleurstelling, omdat de kunstwerken nu wel heel erg geïsoleerd worden gepresenteerd, alsof ze niets te maken hebben met de maatschappij en de tijdgeest waarin ze zijn ontstaan. De kunstwerken krijgen nu iets sacraals en ze zijn eerder relikwieën uit een beroemde historie, dan dat ze nog rechtstreeks tot ons spreken. Dat is het dubbele gevoel dat deze tentoonstelling opwekt: het is niet alleen een nieuwe opening, maar tegelijkertijd een afscheid: de tijden waarin deze kunstwerken als levende kunst functioneerden komen niet meer terug.
Lees vooral het hele artikel op http://www.nrc.nl/digitaleeditie/NH/20100827___/1_001/.