Achteraf, een evaluatie
Het heeft zeker zin om te schrijven over een tentoonstelling, zelfs als die al voorbij is:
- Enige afstand nemen is goed voor het standpunt en overzicht
- De tentoonstellingsmakers (curator/en, conservator/en, directie) én bezoekers worden gevoed aan de hand van een controleerbare werkelijkheid
- Het is mogelijk gegevens op te zoeken die voor of tijdens de tentoonstelling niet beschikbaar waren. (zie de literatuurlijst en recensies hierna)
- De tentoonstelling kan vergeleken worden met andere (voorbije) tentoonstellingen
- Elk kunstwerk en zijn opstelling kunnen van elkaar losgemaakt worden
en ter geruststelling:
- De kritiek heeft geen invloed meer op bezoekersaantallen
- De kunstenaars en hun werken worden er niet door geschaad, want goede kunstwerken kun je écht niet ‘kapot-praten’
Herrie hindert het zicht
In een hoek van de begane grond, op een eigen podium, staat een gevoelig beeld van George Minne, terwijl van achter de witgekalkte wand van de videoruimte oorverdovend tsjoemp-tsjoemp-muziek stampt. Het is niet om aan te zien, hoe deze sacrale ruimte door het videohok wordt ontkracht en het is niet om aan te horen, hoe de hier opgestelde, verstilde kunstwerken, worden geterroriseerd door de herrie van de videoruimte.
Van een verfijnde, subtiele inrichting, die het beeld respecteert, is geen sprake.
In ‘De Luchtkunstenaar’ staat te lezen dat Hoet niet zo van de videowerken was. Hij had er geen geduld voor, suggereert het boek. Maar misschien had ook hij wel een hekel aan de brute inbreuk van foutief opgestelde videoherrie op zwijgende, kwetsbare sculptuur.
Trouwens, dat het veel verfijnder kan, zonder opdringerig lawaai, toont de naastgelegen zaal in Haarlem, met de video-installatie The Common Sense van Melanie Gilligan. Secuur afgestelde hoofdtelefoons, een verhaal dat zich afspeelt op opeenvolgende beeldschermen, geen sculptuur die in de weg staat en geen monitor die de sculptuur in de weg staat.
Dit is het Nederland-België jaar.
Voor deze groepstentoonstelling tekenen Xander Karskens (freelance curator) en Ann Demeester (directeur De Hallen en Frans-Hals Museum, voormalig medewerkster van Jan Hoet). Beiden zijn zeer ervaren, Karskens bij Fons Welters en Stedelijk Bureau Amsterdam, Demeester in Herford en W139.
Zij zijn dus conceptdenkers, die als luisteraars naar de kunsten, tentoonstellingen scheppen waarin ze dwarsverbanden proberen te laten zien, die (meestal) de tijdgeest verraden, óf de menselijke aard, óf het maatschappelijk belang.
Zo bezien is dit in Haarlem een typische curatoren-tentoonstelling, rond een vooraf bedacht thema. Om het idee te onderbouwen worden acht verschillende nationaliteiten getoond.
In Den Haag opent nu juist een typische one-man show, (Berlinde de Bruyckere) en het Rijksmuseum toont eveneens een one-man show (De Late Rembrandt). Zo is het mogelijk binnen een maand tijd de verschillen te zien tussen Focus en Globalisering, parallel aan Oeuvre tegenover Curator. Wat ziet de curator eerst? Overeenkomsten tussen de werken? Overeenkomsten tussen de kunstenaars? Overeenkomsten tussen de tijdperken? en Hoe geldig - of beperkt - is zijn/haar visie?
De tentoonstelling in Haarlem put uit bestaande werken en de curatoren tonen hun interpretatie van de werken en hun voorliefde voor de kunstenaars. Ze motiveren hun groepstentoonstelling als 'door kunstwerken beroerd worden', dat zij affectie noemen. Affectie stellen zij tegenover 'emoties', die het Frans-hals Museum onder dezelfde directrice toonde in de groepstentoonstelling ‘Emoties – Geschilderde gevoelens in de Gouden Eeuw’.
Aan inleidende en begeleidende teksten geen gebrek.
Elke toeschouwer ontvangt een envelop met een ‘bekentenis’ van de curatoren. Grote, met rood en oranje bedrukte letterborden, vertellen over de intentie van de tentoonstelling: het naspeuren van ‘affect’. Kleine zwart-witte tekstborden bij de beelden, tonen het affect dat Xander en Ann elk voor zich wilden beschrijven, bij elk beeld.
Het beste voorbeeld van hun aanpak is te vinden in de stille bovenzaal, waar pontificaal in het midden, als op een ere-plek, het beeld ‘De Vogel’ staat van de Belgische beeldhouwer Thierry de Cordier.
Hoewel dit beeld nog het meest ‘beroert’ van alle werken in de tentoonstelling, kunnen beide curatoren het niet nalaten een lesje kunstgeschiedenis te verbinden met een persoonlijke kritiek. Het beeld stamt uit de tachtiger jaren van de 20 eeuw en staat ook afgedrukt in het hierboven genoemde boek ‘De Luchtkunstenaar’, met een uitleg gevende Jan Hoet er voor. In de zaal in Haarlem waar het staat is ook nog eens een enorm plakkaat bevestigd, waarop de geschiedenis beschreven staat.
Hieronder de citaten van Ann en Xander, bij het beeld in de zaal.
Xander:
Het werk van De Cordier associeer ik altijd met een katholiek soort drama waarin moralisme verborgen zit: er blijft altijd een wijzend vingertje in te zitten. Alsof er in het universum niets anders bestaat dan de Grote en Meeslepende thema’s die hij behandelt, en je dat als kijker niet mag relativeren. Het is als bij Kiefer. Ik bewonder de meeslepende artistieke, esthetische uitspraak, en het engagement met ingewikkelde thema’s als pijn, verlies en rouw, maar de ernst en zwaarte wordt mij snel koket, en gemaniëreerd theatraal. Ik mis ambiguïteit in het werk. Wel is er duidelijk kunst die op een uiterst directe manier tracht een emotionele reactie bij de kijker te ontlokken. Je kunt echt niet om een beeld als dit heen.
Ann:
De totemachtige sculptuur De Vogel van Thierry de Cordier is een mensachtig dier. Hij verschijnt als een soort vogelverschrikker met op zijn borst de uitspraak: “Jái absolutement rien à voir avec le XX siècle” (Ik heb absoluut niets te maken met de 20e eeuw). Hij lijkt zich van de wereld af te keren en zijn houding wordt door sommigen vergeleken met het isolement van de gekruisigde Christus, verlaten door mens en God. De vogel is een fetisj-achtige beeldhouwwerk dat alle pijn en treurnis van de wereld zou kunnen absorberen. Hij vangt emoties maar roept hij ook in extreme mate op. Het beeld ontstond toen de Cordier werd uitgenodigd om in het Franse Albi, middeleeuwse broedplaats van ketters en katharen indachtig, een werk te maken. Hij plaatst de ledenpop op het kerkplein. Een dag later is het beeld spoorloos verdwenen: onbekenden hebben het beeld over de vestingmuren van het dorp gegooid. Wat is er zo uitgesproken aan dit beeld dat het zowel vertedering als afkeer kan oproepen?
Zo wordt het beeld wel topzwaar. Xander gebruikt wel heel erg grote en moeilijk woorden die ik niet allemaal begrijp. ‘Gemaniëreerd theatraal’ zou wel eens een heel erg eigentijdse kwalificatie kunnen zijn. De tekst van Ann zegt evenmin - ondanks de schijn van historische verklaring - waarom deze vogelverschrikker er dan zo uit moet zien, als hij er uit ziet.
Wat Jan Hoet over het beeld zei kun je naslaan in De Luchtkunstenaar. Ik citeer liever wat hij verder zei over ‘het visionaire’:
“Voor ons is de uitdaging enorm. Omdat kunst ons over de grenzen van de angst laat kijken. Hoe we moeten kijken is een ander verhaal. Maar ze wacht geduldig af, de kunst. Ze wacht en geeft alleen antwoord aan wie zelf het antwoord vindt.”
Niet slecht
De tentoonstelling in Haarlem was niet slecht. Dankzij de kwaliteit van de afzonderlijke beeldhouwwerken. De uitgebreide teksten en foutjes in de opstelling stonden in de benedenzaal werkelijke affectie in de weg. Boven was het beter.
Het heeft echter weinig zin om kunstwerken in te zetten om emotie en affectie toe te lichten. Het worden dan plaatjes bij de praatjes. Het is beter om kunstwerken toe te lichten met begrippen als emotie en affectie. Maar meestal hoeft dat niet, want Kunst gaat daar altijd al over.
zie ook de recensie in De Witte Raaf: http://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/4083
de brief aan de bezoeker: http://www.franshalsmuseum.nl/media/medialibrary/2014/12/Brief-aan-bezoeker.pdf
de tentoonstellingsgids:
http://www.dehallen.nl/media/medialibrary/2014/12/Zaalteksten.DEC.DEF.pdf
(Als u op de foto's hieronder klikt, ziet u een vergrote versie)
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties