(Leestijd: 8 - 16 minuten)
   

Zijlmans en Radersma Het Materiaal Spreekt

     
Dames en heren, mijn naam is Jeroen Damen, ik ben kunsthistoricus van de nieuwe tijd en ik ben uitgenodigd door Wijnand Zijlmans en Jan Radersma om een tentoonstelling in en om deze villa in te leiden. Ik doe dat met veel plezier omdat ik ervan overtuigd ben dat er veel woorden gewijd moeten worden aan de beeldende kunsten, omdat woorden ons dichter bij het kunstwerk brengen.
     
zijlmans germination2 2013Wijnand Zijlmans Germination II
Graniet 2013
  Zijlmans
Uitdaging: Één beeld bespreken. Niet om de andere tekort te doen, maar om wollig taalgebruik te vermijden. Wollig taalgebruik is: de beelden van Wijnand Zijlmans gaan over... En voor je het weet duikt het begrip 'metaforen' op, waar je ontzettend voor op moet passen. Want de stenen beelden van Wijnand Zijlmans mogen drager zijn van metaforen,  op de eerste plaats zijn ze steen en beeld. Ding. En hoe ze precies ding zijn, hoe de steen is omgevormd tot beeld, dat bepaalt welke metafoor er door het beeld zou kunnen worden opgeroepen. Maar soms is er helemaal geen metafoor, maar slechts zuivere beeld-spraak: dat wil zeggen taal die het beeld spreekt.

De eerste taal die het beeld spreekt is de taal van de steen: "ik ben steen. Ik ben een speciale steen. Ik ben niet een steen als zovele andere, want er zijn honderden soorten steen. Ik ben een speciale steen, die de beeldhouwer heeft uitgezocht omdat hij iets met mij voorhad. Speciaal met mij. Als ik hardsteen ben, ben ik geen graniet en geen marmer. De beeldhouwer had marmer kunnen kiezen, of graniet maar hij koos míj. Dat wil wat zeggen. Het wil zeggen dat wat de beeldhouwer met mij voorhad, niet beter in graniet of marmer gemaakt kon worden, want dat zou ons maar op verkeerde gedachten brengen. Marmer van Michelangelo en graniet uit het oude Egypte doen u aan hele andere dingen denken, en dat wilde de beeldhouwer niet. Dus hij koos mij en niet een ander.

De tweede taal die de steen spreekt is die van hoe ze bewerkt is. Je kunt steen kloven. Kloven is een manier van splijten. Heeft de beeldhouwer dat gedaan? Het ziet er anders uit dan zagen. Heeft de beeldhouwer gekloofd of gezaagd? Heeft hij gehakt en de sporen laten staan, of heeft hij de sporen zorgvuldig uitgewist. Heeft hij mij als steen, kortom, natuurlijk gelaten, als de berg waar ik uitkom, of heeft hij mij veranderd. Want het kan zijn dat de beeldhouwer wil dat ik aan de natuur denk, maar het kan ook zijn dat hij iets machinaals voor ogen heeft, of juist nadrukkelijk het handwerk wil tonen. Al die manieren gebruikt hij om iets speciaals te zeggen over de vorm. Verder is er nog steeds geen metafoor te bekennen.

     
    De derde taal waarin de steen spreekt is die van de vorm. Zie ik een mens of dier nagebootst, of zie ik een geometrische vorm. Zoiets als een kubus. Hoe dan ook is de vorm het resultaat van de vorige twee keuzes: materiaal en techniek. Vergelijk het even met een bronzen beeld. Je kunt zien dat het brons is gegoten in een mal die gemaakt is over een kleigrond of wassen beeld. Klei en was zijn niet meer aanwezig, gipsen wapening en betonijzer zijn ook verdwenen. Het bronzen lichaam doet net alsof het er altijd zo is geweest. Het oorspronkelijke materiaal en de techniek zijn verdwenen.
Bij deze stenen beelden is het oorspronkelijke materiaal er nog, en ook de techniek is nog te lezen voor ons. Dat brengt het beeld dichtbij ons, en ook de beeldhouwer, we kunnen zijn beslissingen terugdenken alsof we erbij waren toen hij het beeld maakte.

We staan hier voor een vorm die ons ergens aan doet denken, en wel aan een cypres. Dit beeld heet Germination 2. Als de beeldhouwer een titel meegeeft wil hij ons ergens aan doen denken. Hij veronderstelt dat wij snappen waarom dit beeld die titel draagt. Germination is de groei van een plant uit het zaad. Dat wil zeggen de vermenigvuldiging van cellen die de plant groter later worden. Iets dergelijks zie je in dit beeld. Het bestaat uit talloze identieke blokjes hardsteen (?) die zodanig gestapeld zijn dat ze een groeivorm laten zien.
Dat kan niet bestaan. Blokjes hardsteen groeien niet. Hardsteen is het resultaat van het afsterven van planten die eeuwenlang onder hoge druk in de aardkorst worden geplet. Als het proces nog langer duurt ontstaat er aardolie. Dit is de reden waarom in hardsteen zoveel fossielen liggen opgesloten, die de beeldhouwer tijdens zijn werk ontmoet. Steen is dus natuur, in tegenstelling tot beton, dat  een industriële samenstelling is.
Daarom kiest de beeldhouwer voor steen: het is geen brons, metaal of brons. Het is geen door menselijk smelten of omvormen gemaakt materiaal. Het is puur natuur. Het is de aardkorst waarop we leven. Het is het stof waartoe wij ooit zullen terugkeren.

In dit beeld komt dus veel samen: steen als natuurlijk materiaal, steen als tot blokjes verwerkt materiaal, steen als de drager van een natuurlijke groeivorm, zogenaamd dode steen als tegengesteld aan de levensvorm die het weergeeft.

En dan is er nog iets heel belangrijks: de hele vorm is door stapelen tot stand gekomen. Hier stellen we de niet-vraag. Met de niet-vraag bedoel ik: waarom is deze vorm niet als een geheel uit een steen gehakt? Wat is het verschil tussen stapelen en hakken?

Alweer lijkt het antwoord te eenvoudig om te benoemen, maar het niet beantwoorden zou een degelijk gemis opleveren. Het zou ons ontgaan wat hier nog meer gebeurt. Wat hier nog meer gebeurt is het uitbreiden van het ambacht. Steen wordt van oudsher gehakt tot een vorm die in de steen opgesloten zat. De Egyptenaren, Michelangelo, Canova, ze hakten hun vormen uit één steen.
En als er al stenen werden samengevoegd dan gebeurde dat alleen in de architectuur, voor het maken van poorten en linten, dorpels en kozijnen, maar nooit voor vrijstaande beelden.
Dat architectonische stapelen was onderhevig aan speciale regels om te voorkomen dat de stapeling uiteindelijk in elkaar zou kunnen storten. De precieze kennis van het hakken, wegnemen van steen dus, en het architectonisch stapelen van onderdelen, noemt men vakmanschap. Vakmanschap is aan regels gebonden en al te veel vrijheid wordt niet toegestaan.
De beeldhouwer Wijnand Zijlmans lapt hier de regels van het vakmanschap aan zijn laars. Als hij dat niet zou doen zou deze vorm nooit kunnen ontstaan.
De anti-logica die dit beeld toont, waarvan wij zelfs niet kunnen zien hoe de blokjes bij elkaar worden gehouden, toont ons iets van het avontuur dat de beeldhouwer met zijn materiaal is aangegaan. Wij kunnen slechts geloven wat wij zien, doordat het hier werkelijk voor onze neus staat en tastbaar zichtbaar is. Het zal ook voor de beeldhouwer een verrassing zijn geweest hoe het beeld werkte, nadat het tot stand was gekomen. Hij heeft de grenzen van het bestaan opgezocht en vervolgens opgerekt. Daarvoor heeft hij het ambacht moeten uitbreiden met nieuwe technieken: stapelen, samenvoegen en verduurzamen.

Elke sculptuur die wij ontmoeten wijst ons op ons samenzijn in de wereld. Omdat wij niet meer alleen zijn, maar samen met een ding, vragen wij ons af wat dat ding voor ons te betekenen heeft. Als het een onbeduidend ding is dat alleen maar bedoeld is om ons te dienen, bijvoorbeeld een tram of een computer, dan zegt het ons niet veel meer dan het gemak wat het voor ons oplevert. Maar een sculptuur heeft geen rechtstreeks nut voor ons, je hebt er niets aan en je kunt er niets mee. Het enige wat je ermee kan, is je ervoor openstellen en je afvragen waarom zij op jou die speciale uitwerking heeft. Zo helpt sculptuur ons om onszelf te worden wie we zijn. De vragen die zij bij ons oproept, de bevestiging die zij ons geeft, hebben invloed op de vorming van onze identiteit. Door elke sculptuur die wij ontmoeten, rijpen wij.

Misschien is er dan in dit beeld toch een metafoor te zien: de mens is zelf een germination.
Elk blokje in dit beeld staat voor een sculptuur die wij ooit ontmoet hebben en die ons wezen doet groeien. Maar wat mij betreft mag u het voorlopig ook even zonder doen en het beeld gewoon een wondermooi belangeloos welbehagen toedichten.

     
radersma oever 2013 w600

Jan Radersma
Oever
Gemengde techniek
2013

  Radersma
Wijnand Zijlmans en Jan Radersma exposeren hier samen, hoewel elk voor zich. Dat is enigszins verwarrend want het is erg verleidelijk om meteen de overeenkomsten te gaan zoeken tussen deze twee. Maar groter verschillen zijn eigenlijk niet mogelijk dan tussen schilderkunst en beeldhouwkunst. De reden waarom zij samen exposeren is dan ook een andere: zij hebben bewondering voor elkaars werk en vinden het dus niet erg als hun eigen werk getoond wordt in de aanwezigheid van dat van de ander. Dat vind ik belangrijk want het betekent nog iets anders, namelijk dat elk van de twee ervan overtuigd is dat zijn werken in de concurrentie met de andere overeind zullen blijven. En de enige manier voor ons omdat de onderzoeken is om ook van Jan Radersma een werk nauwkeurig te bekijken.

Net als bij Wijnand Zijlmans neem ik u mee naar het werk dat op de uitnodiging staat en dat door Jan Radersma de titel heeft meegekregen Oever.
We zien een horizontaal langgerekte rechthoek. Dan is er maar één interpretatie mogelijk: we kijken naar een landschap. Van onze computer printers hebben we immers geleerd dat portret altijd een staand formaat heeft, zoals het beeld van Wijnand Zijlmans, en een liggende afdruk heet landscape. Dat is een niet onbelangrijk verschil en de terminologie is ook perfect passend want een portret gaat over één onderwerp, terwijl een landschap altijd meerdere dingen laat zien. Ook bij dit landschap van Jan Radersma valt op dat er veel verschillende dingen te zien zijn.

In eerste instantie zien wij een indringend okergeel vlak, ongeveer in het midden van het beeld, iets rechts van het centrum doorbroken door een donkere partij. In die donkere partij ontwaren wij verschillende kleuren, een soort zwart, maar ook een grijsblauw. Bovendien ontwaren wij daar verschillende technieken: het is net alsof er een vlek is uitgestreken of uitgewreven en of er met druppels geknoeid is, die zijn blijven liggen en vervolgens gestold. Als we iets naar boven kijken zien we dat die zware donkere partij een vorm steunt die wel een paal zou kunnen zijn, of misschien de voet van een boom. Links ernaast is er nog zo’n vorm en de okergele vlek neemt ons verder mee naar links waar we nog meer van die vormen zien. Nu moeten we kiezen: we kunnen met de donkere ruimte links weer onder langs het beeldvlak zwerven naar de rechter onderbroek, maar we kunnen ook aan de linkerrand omhoog gaan en ons mee laten voeren door een smalle, lichte partij, die ons meeneemt naar de rechter bovenhoek. Terwijl we die lichte partij volgen zien wij direct daarboven allemaal staande zwarte stammen die opeens de associatie met een oever veroorzaken, terwijl ze tegelijkertijd verdacht veel op een horizon lijkt. En dat idee van die horizon bekrachtigt weer het idee van een landschap.

Nu, terwijl je je realiseert dat je nog steeds niet klaar bent met kijken, want je ogen blijven zwerven door het beeld, word je je bewust dat je een andere weg volgt dan die bij het beeld van Wijnand Zijlmans: bij Wijnand begon je met het materiaal, bij Jan met de voorstelling. Misschien begon je bij Wijnand ook wel met de voorstelling maar het materiaal drong zich heel sterk op en was heel prominent aanwezig, terwijl bij Jan het materiaal nu pas echt belangrijk lijkt te worden. Waarom?
Omdat de omschrijving okergeel vlak of donkere partij of  kleur of techniek nog steeds niet duidelijk maken wat wij zien en ook niet wat voor uitwerking het op ons heeft. Maar die uitwerking is er wel onmiddellijk en we gaan dus op zoek naar de oorzaak daarvan.

Laten we een gedachte-experiment doen. Daar zijn wij als mensen heel wel toe in staat, alleen moet ik daar even wat andere woorden voor gebruiken dan toennet. We stellen ons voor dat wij in de vroege ochtendschemering, terwijl de dauw nog op het riet ligt, aan de rand van een vennetje staan, in een Brabants natuurgebied. We zijn onder de indruk van de natuurlijke schoonheid van dit landschap, dat helemaal buiten ons tot stand is gekomen, we halen ons mobieltje uit onze zak en maken een foto van wat wij zien. Op kantoor gekomen laten wij trots de foto zien aan onze collega's die welwillend knikken terwijl ze bij zichzelf denken: wat is daar nu aan? Ze hebben gelijk. Op de foto is een overdaad te bekennen aan kroos en riet, er hangt spinrag tussen de bomen. Direct voor ons aan de zoom van het ven beneemt het riet ons het uitzicht op de overkant, terwijl dikke wolken waterdamp de bomen aan de overkant van hun contour beroven. Dat ligt niet aan onze ogen, want wij zien het heus wel goed, maar het ligt aan de techniek van het fototoestel, die dit alles niet zo aankan. Want wat het fototoestelletje doet is een absolute nevenschikking tot stand brengen tussen alle details die er te zien zijn: alles is even belangrijk zonder onderscheid. Maar wat wij zelf doen als wij kijken, daar aan de rand van het ven, is onmiddellijk prioriteiten aanbrengen in het landschap. We schatten de diepte in, we de ervaren de ruimte, we passen ons aan aan het ochtendlicht, we ervaren het lichte tintelen van het vocht in ons gezicht, we ruiken de gewassen en de kruidige lucht om ons heen. Zelfs onze nieuwe Iphone5 is niet instaat om daar ook maar iets van vast te houden.

Maar wij hebben een geheugen en Jan Radersma heeft het ook. Dat geheugen van Jan is zo sterk dat als jij in zijn atelier praat over een landschap zoals dit, hij je ook nog even zegt: oh ja, dit is daar en daar, zus en zo, toen en toen. Hij weet zich de plek nog feilloos te herinneren.
Maar hij is daar niet aan die plek gaan zitten schilderen, hij heeft misschien een foto gemaakt, hij heeft later in zijn atelier een plankje genomen, of een stukje doek, of iets anders, het mag zelfs schuurpapier zijn, en daarop is hij aan het werken gegaan, met inkt, verf, papier, snippers, een mes, en wat al niet.

Het resultaat van al dat gepriegel, gesmeer en gewrijf, is niet een fotografisch nauwkeurige afbeelding van de plek, maar een kunstwerk dat het gevoel oproept van onze mogelijke aanwezigheid daar. Wij hebben opeens een landschap voor ogen dat ons dwingt ons standpunt ten opzichte van dat landschap te overwegen en ons af te vragen waarom wij daar precies even zijn gaan stilstaan. Het doet er niet meer toe dat er vlekken zijn, stolsels of schraapbewegingen, of liever gezegd, het doet er juist enorm veel toe, want het maakt ons los van de fotografische afbeelding en het brengt ons bij ons gevoel.

Dit nu is niet het laatste wat dit landschap ons zegt. Wat dit landschap ons nog meer zegt is dat er ooit iemand was, Jan in dit geval, die het belang inzag van dit landschap en een manier heeft gevonden om het voor altijd in ons geheugen op te slaan. Wij zijn nu getuige van de getuigenis van Jan. Die getuigenis van Jan is zo professioneel uitgevoerd dat wij hem even terzijde kunnen schuiven en zelf aan de oever van dit ven kunnen gaan staan. Als een professionele acteur die ons met zijn spel tot ontroering brengt, brengt Jan ons met zijn specifieke vertaling van dit landschap bij ons gevoel. Die vertaling vindt plaats door het materiaal dat Jan aanwendt en waarmee hij op zijn beurt, net zoals Wijnand dat deed, het ambachtelijk schilderen uitbreidt. Dit nieuwe ambachtelijke schilderen levert geen landschappen op, zoals van onze beroemde schilders uit de Gouden eeuw, geen smakelijke doorkijkjes met stil liggende pondjes op oneindig brede rivieren, maar gevoel's indrukken die ons eigen ervaren oproepen.

Ik weet het, het zijn hopeloos veel woorden, en die schieten allemaal tekort, want ze filosoferen over wat er gaande is, maar kunnen de ervaring van wat er gaande is niet vervangen. Ik blijf altijd expres even wat langer staan bij een werk, zodat u er niet aan kunt ontkomen en blijft kijken. Doordat u stil blijft staan bij het werk neemt het genieten toe: ziet u hier die lichte vlek aan de rechterkant? Ziet u dat het misschien water is of ochtendnevel of eigenlijk niet precies duidelijk, maar de ruimte in het beeld enorm doen toenemen? Zou het wel een ochtend zijn of is het juist een zonsondergang?

Ik denk dat we hier op de grootste overeenkomst stuiten tussen Wijnand en Jan: met hun werk benadrukken zij onze plaats in de wereld. Dat is het verhaal wat zij vertellen en zij vertellen dus geen verhaal. Het kunstwerk zelf is niet zoals vroeger in de kunsten een verhalenverteller, maar het drukt onmiddellijk een gevoel uit dat wij ervaren. Door dat ervaren zijn wij in de wereld.

Dames en heren er is nog ontzettend veel te zeggen over deze beide kunstwerken, over elk werk kun je een boek schrijven. Daar hebben we nu de tijd niet voor, maar gelukkig is er een betere oplossing: u zou een van deze werken kunnen kopen. Dat geeft u voor de rest van hun leven het genoegen om uw beleving elke keer opnieuw te stimuleren. Daarnaast doet u er de kunstenaar een groot plezier mee en u stimuleert tevens het voortbestaan van de kunst, want in deze benarde tijden is er geen betere financiering denkbaar dan vele bedragen van vele particulieren. Afhankelijkheid van een grote verzamelaar of geldschieter is voor elke kunstenaar een hachelijke zaak, je kunt beter vele liefhebbers hebben die je af en toe met een aanschaf ondersteunen. Maar doet u het vooral niet alleen om de kunstenaar te steunen of de kunst vooruit te brengen, maar vooral om uw eigen bestaan te verrijken met iets dat er voorheen niet was. Ik feliciteer beide kunstenaars en de galerie met deze prachtige tentoonstelling, ik hoop dat u de gelegenheid gebruikt om nog even met de kunstenaars te praten en van deze prachtige middag te genieten.

Ik dank u wel

1000 Resterende tekens