Kunst van de Dag 1
Tentet 2010
Herbert Nouwens (1954)
35 x 36 x 34 cm
sculptuur staal, gesmeed en gelast
Wat een prachtig kunstwerk. Het roept meteen allerlei gedachten op. De kleur van aarde en de vorm doen denken aan architectuur en historie. Laten we, om dit werk te doorgronden, eens inzoomen op het materiaal.
We zien roestbruin ijzer. Rudimentaire staafvormen, vierkantig en gevlakt, ruw en vervormd. Gevonden, bewerkt, gelast, gesmeed. Niet een dezelfde. Met elkaar op verschillende hoogte verbonden. Ongelijke hoogtes, verticaal geplaatst, wankel. Het werk is zodanig aan elkaar gelast dat alle stukken overeind blijven, of beter nog: ze houden elkaar overeind. Ze kunnen niet zonder elkaar. Deze groep herinnert een beetje denken aan Stonehenge. Maar het is geen steen zoals de megalithische cultuur achterliet.
Het is ook geen hoogovenstaal dat we kennen van stations, rails en balken. Het doet meer denken aan iets van oerstof, wat lang geleden vergaan is, zoals een omheining van een prehistorisch volk. Een restant van beschaving. Vol verticale energie.
De titel van het beeld is ‘Tentet’ en verwijst naar muziekensembles in de jazz. Opeens zien we dat de ijzeren staven robuuste klanken worden en samen een muzikale compositie vormen waarop gedanst kan worden. Zoals deze loodzware brokken ijzer doen, die lichtvoetig slechts af en toe de bodem raken.
Alle interpretaties - architectuur, prehistorie, muziek – zijn toegestaan en blijven geldig, vloeien zelfs in elkaar over. Tentet is een sterk beeld omdat het niet bezwijkt onder alle meervoudige lezingen die het oproept. Tegelijk behandelt het beeld begrippen als vorm, ruimte en tijd.
Dit is een niet-figuratieve sculptuur. Daar zit de kracht van kunstenaar Herbert Nouwens: in dit kleine werk laat hij toch de monumentaliteit zien die hij beheerst. Een aantal van zijn grotere buitensculpturen stond vorig jaar indrukwekkend opgesteld langs de kustlijn in Hoorn, aan de Westerdijk tussen het Visserseiland en schouwburg Het Park. Bijna alle werken van Nouwens zijn verticaal gericht en gaan over het opheffen van de zwaartekracht en over het gewicht van het ijzer ontkennen.
Herbert Nouwens werkt in de traditie van de organische beeldhouwwerken van Anthony Caro, Eduardo Chillida en onze eigen Theo Niermeijer. Vormgevoelige ijzergiganten die het materiaal met vuur en hitte zijn aardse oorsprong teruggeven en verlossen van de functionele industriële toepassingen. Kunstenaars die er ons op wijzen dat sculptuur in wezen niet zo veel te maken heeft met schilderkunst, maar dichter ligt bij architectuur. Vorm, energie, ruimte en tijd zijn de grondbeginselen van niet-figuratieve sculptuur.
Dit beeld is er een uit een serie ‘tentetten’, waarvan er nog meerdere in de galerie te bezichtigen zijn. Ook zijn er beelden uit de series ‘fingers’, ‘quintetten’ en nog een aantal solowerken.
Josine Bokhoven heeft de tentoonstelling van Herbert Nouwens in haar galerie in Amsterdam verlengd tot en met 11 januari 2011.
Kunst van de Dag 2
Goodbye Paradise
John Breed 2010
350 x 210 x 110 cm
verzilverde skelletten
Dit is zo ongeveer de ultieme tegenstelling met het werk dat ik gisteren koos. Hier komt de beeldhouwkunst, in weerwil van wat ik beweerde in mijn stukje over Herbert Nouwens, wel degelijk erg dicht bij schilderkunst. Want het is nu de voorstelling die de meeste aandacht vraagt, de voorstelling die verwijst naar een vertelling.
Een vertelling uit een overbekend Bijbelverhaal. Het is gemaakt van verzilverde skeletten van een boom, twee mensfiguren en een aantal dieren. En meteen beginnen mijn gedachten te gonzen: Adam, Eva, aards paradijs, tamme dieren, slang, boom, appel. Waar heb ik dat meer gezien?
Dit kunstwerk lijkt heel erg sterk op een olieverfschilderij dat gemaakt werd door Jan Breughel de Oude (de fluwelen Breughel) en Pieter Paul Rubens, in 1615. Het heet ‘Het paradijs en de zondeval’. Rubens en Breughel werkten vaak samen, zo ook aan dit paneel van 74 x 115 cm, dat te vinden is in Het Mauritshuis in Den Haag. De slang in de boom, de zittende Adam, de omhoog reikende Eva en de dieren in de achtergrond, ja zelfs de hele compositie, zijn duidelijk het voorbeeld geweest voor dit beeldhouwwerk. Alleen zit op het schilderij iedereen nog goed in het vlees en blaakt van gezondheid.
In John Breeds uitvoering zijn er twee dimensies toegevoegd: de derde dimensie die het tafereel in onze echte ruimte plaatst, en de vierde dimensie die het werk zijn tijd meegeeft. Stel dat hij het schilderij had nageschilderd: skeletjes op paneel in hoge witten tegen een zwarte achtergrond. Dan was het bij suggesties gebleven, net zoals het schilderij van Jan Breughel. Een bevroren moment als een filmposter, waarin het aards paradijs voor eeuwig behouden is. Nee, dat blijft voor hem te plat, en daardoor te veel op afstand.
De derde dimensie door John Breed plaatst het verhaal onontkoombaar in onze eigen wereld. Het is niet meer: stel je voor, er was eens… Nee, nu is het er echt. En de vierde dimensie, die is gevangen in het kwiksnelle zilver getuigt van de vergankelijkheid: het aardse paradijs is voorbij, doods en afgestorven, ontdaan van vlees en heerlijkheden. In de tijd is alles onderhevig aan eindigheid.
‘Goodbye Paradise’ heet het kunstwerk dan ook, dat onderdeel is van de tentoonstelling ‘Seductions’ bij galerie Witteveen. Vaarwel Paradijs! In de verleiding ligt niet alleen het genot, maar ook de dood besloten. Zoals geschreven staat, nadat God had ontdekt dat Adam en Eva voor de bekoring bezweken waren, in Genesis 3, 19: ‘want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren’.
Een zilveren waarschuwing enerzijds, en misschien ook een ironisch commentaar anderzijds. Het is maar net vanuit welk standpunt je om gaat met de Bijbel. Een driedimensionaal ‘memento mori’, gebaseerd op een schilderij uit de 17e eeuw. Of is het van alle tijden? Brrr…
Kunst van de Dag 3
Flame 2009
Jane Reumert (1942)
24 x 16 cm object porselein
Eigenlijk is het sculptuur, als keramiek wordt aangewend als zelfstandige – niet functionele – vorm. Natuurlijk is er nog iets herkenbaar als komvorm, of vaasvorm, maar dan alleen als inspiratie: voor een kom zijn de wanden te hoog, voor een vaas is de ruimte te wijd en te recht.
Bovendien is het voetje erg klein om naar buiten hangend bloemengewicht te weerstaan: het bassin zou misschien omvallen. Daarom noemt Carla Koch van de gelijknamige galerie dit een porseleinen ‘object’: een voorwerp waarvan nog geen gebruiksdoel vast staat. En de kunstenaar gaf het de titel ‘Flame’, om aan te geven dat de vorm niet alleen aan het modelleren is te danken, maar ook aan de vlammen waardoor het in de enorme hitte van het vuur zijn bestendigheid en kleur heeft gekregen.
Keramiek heeft zich in de twintigste eeuw steeds meer losgemaakt van haar gedoodverfde gebruiksdoel: serviesgoed. Onder invloed van chinees porselein, japanse technieken en eigenzinnige giganten als Bernard Leach, werden avontuurlijke stookmethodes toegepast om die wonderlijke omzetting te vervolmaken: van klei en kaolin, nat vormbaar materiaal naar gebakken, steenhard eindproduct. Een proces dat hoewel duidenden jaren oud, nog steeds fascinerend is. En de ontwikkeling wordt voor een deel gekenmerkt door het experimenteren met allerlei glazuurmengsels- en technieken, waarin elke ceramist de ruimte vindt om zijn of haar sfeerkleur te vervolmaken.
Jane Reumert is een top ceramiste. Ze heeft zich toegelegd op eierschaal-dunne objecten waarbij ze nooit de oeroude inspiratiebron – de kom – vergeet. De kom die aan het begin staat van de menselijke evolutie: hoe zouden wij ooit het leven hebben kunnen krijgen en houden, als er geen vaatwerk was geweest om onze vloeistoffen in op te slaan, en uit te schenken?
Nu is ‘Flame’ als object zonder gebruiksdoel afgeleid van die oeroude komvorm om ons er aan te herinneren dat functionaliteit niet de enige bestaansreden is. Juist door zijn ondoelmatigheid wekt hij ons gevoel voor schoonheid. Dat wordt duidelijk als je de gevoelige contour volgt van onder bij het voetje omhoog, meedraaiend met geribbelde wanden naar de rafelrand bovenin, waar je ontdekt hoe vliesdun en kwetsbaar het is. Het is niet te schilderen en nauwelijks te fotograferen: het dankt zijn overtuigingskracht aan er te zijn, in onze werkelijkheid, in onze ruimte.
Kunst van de Dag 4
Stampers en Meeldraden in Vaas 2010
Merijn Bolink (1967)
Dit werk van Merijn Bolink wordt extra goedkoop aangeboden als protest tegen de BTW-verhoging, waarvan de begindatum – niet zoals bij de podiumkunsten is uitgesteld tot medio dit jaar– voor de galerieën en beeldende kunst gewoon op 1 januari 2011 gesteld blijft. Alsof de beeldende kunsten de verhoging beter kunnen dragen dan de theaterkunsten. Zie daarvoor ook de open brief van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers op mijn weblog: http://www.mandarte.nl/weblog/item/1005-btw-19-beeldende-kunst.
De foto van het kunstwerk is bedrieglijk, want het lijkt erop dat een echte glazen pot gevuld is met water, waarin enorme stampers met meeldraden zijn gezet. Het betreft echter een diafilm op plexiglas, belicht in een lichtkast. Zo zou het kunnen zijn dat de boel enorm is uitvergroot en dat het in werkelijkheid om een heel klein potje ging. Maar dat doet er nu niet meer toe: de meeldraden, stampers en pot zijn uit onze werkelijkheid weggehaald, uitvergroot, plat geduwd, transparant gemaakt en in een kistje geplakt.
Vereeuwigd. Als een bloemstilleven uit het beroemde ‘tulpenboek’ van Jacob Marrel uit de gouden eeuw, nu in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam. Marrel schilderde supernauwkeurige soortherkenning, zijn tijdgenoot Hans Bollongier maakte er een compleet stilleven van – op zijn frans ‘nature morte’. Merijn Bolink combineert de twee: wetenschappelijke nabootsing en stilleven. In de nieuwe kunst is de oude kunst nooit ver weg.
Dus hoewel tegenwoordig vaak beweerd, is ook de fascinatie voor de natuur als uitgangspunt voor de kunst, niet voorbehouden aan de twintigste eeuw. Wat wel nieuw is, is de manier van omgang er mee: in de zeventiende eeuw bestonden er nog geen lichtbakken met electrische voeding. Waarom schildert Merijn zijn stilleven eigenlijk niet? Waarom die toepassing van een energieverslindende ‘lichtbox’?
Niet nabootsen van de natuur, maar aanwenden van de natuur zelf lijkt het uitgangspunt. De zuivere werkelijkheid als schoonheid. Echte stampers en meeldraden, ontdaan van bladeren en takken en bloembodems, kun je niet bewaren. Een dia ervan wel. Door het isoleren van deze plantdelen en het opstellen in een pot wordt het ensemble enigszins luguber en sexueel: vulva- en penisachtige geamputeerde voortplantingsorganen. Het fotograferen ontdoet het ensemble van een persoonlijke toets: geen Marrel, Bollongier of Bolink meer, maar een ‘onpersoonlijke’ waarheid: Zie hier, wat het leven voortbrengt!
http://www.flickr.com/photos/mandarte/5318841873/in/set-72157625714121918/
Kunst van de Dag 5
‘Cell XXVI’ 2003
Louise Bourgeois
staal, stof, aluminium, roestvrij staal en hout,
253 x 434 x 305 cm.
Het Haags Gemeentemuseum kocht in 2010 dit werk van Louise Bourgeois, die in mei 2010 overleed op 99-jarige leeftijd. Ze is niet alleen oud, maar vooral erg wijs geworden.
De ‘Cell’ bestaat uit een ovale, houten vloer, van ca. vier en een halve meter lang en drie meter op zijn breedst. Op de rand van de vloer staat een stalen hekwerk, ongeveer twee en een halve meter hoog, van dik, diagonaal gespannen gaas. Het dak bestaat als plafond uit hetzelfde gaas. Er is één poortachtige deur waardoor je de ruimte kunt betreden. In het Haags gemeentemuseum is dat aan bezoekers niet toegestaan.
In de cel staat op een poot een ronde spiegel die niet vlak is, iets gekanteld. (Voor een detail klik op de url hieronder). Iets opzij tegenover de spiegel is een rond gat in het gaas, waardoor je schuins in de spiegel kunt kijken. Van welk punt je er ook in kijkt, door het gat of door het gaas heen, het spiegelbeeld is niet hetzelfde als wat gespiegeld wordt. Alle beelden zijn vervormd.
Schuin voor de spiegel hangt aan ijzerdraad een mensachtig figuur, die bestaat uit twee benen die omhoog uitlopen in een strak gedraaide, afnemende spiraal. Tussen de keiharde cellmaterialen van het gaas en de spiegel doet die spiraalmens warm en zacht aan. Naast de spiraalmens hangen twee witte onderjurkjes, van een uiterst dun, frèle garen, zo te zien met de hand genaaid.
Dit is het jongste stadium in de beeldhouwkunst dat Alexander Potts beschrijft in zijn boek uit 2000 ‘The sculptural imagination. Figurative, Modernist, Minimalist’. Het is uitgegeven in New Haven, door Yale University Press. Beeldhouwkunst bestaat volgens Potts nu uit nadruk op het gebruik van ruimte. Speciaal gemaakte beelden ( de spiraalmens en de jurkjes) opgesteld in een speciaal daarvoor ontworpen ruimte (de cell), die bedoeld is om de bezoeker te laten betreden, zodat hij of zij enige tijd samen met het beeld in de geïsoleerde ruimte kan doorbrengen. Het is bijzonder dat een ‘cell’ als speciale binnenruimte wordt opgesteld binnen de speciale binnenruimte van de museumzaal. Zo werkt hij niet alleen als cell, maar ook als manshoge vitrine. In zijn boek geeft hij als voorbeeld een andere Cell van Louise Bourgeois: ‘Cell, You better grow up’. Die titel wijst er al op dat Louise Bourgeois in haar Cells ervaringen uit haar jeugd zichtbaar maakt.
Zo ook in deze Cell XXVI. Een cel is het kleinste deelje dat we kennen van ons lichaam. Het is ook de kleinste woning. De cel is ovaal, de woning heeft een deur en een raam. Ons lichaam bestaat uit talloze cellen, onze leefwereld uit talloze woningen. In je woning ben je zowel veilig en beschut, als opgesloten en misschien zelfs gevangen. In je cel ben je het meest jezelf en het is de plek waar de ander het liefst binnendringt: ken je iemand in zijn cel, dan ken je iemand echt. In onze cellen is de informatie opgeslagen wie we zijn. En de celwand is door Bourgeois open gemaakt, zodat iedereen naar binnen kan gluren, en jijzelf, als je binnen bent, daar geen verweer tegen hebt. Hooguit kun je ook naar buiten spieden.
Je voelt je dus als toeschouwer van meet af aan ongemakkelijk bij deze ‘cell’, zelfs als je er niet in mag: je bent ongewild voyeur geworden van een intieme ruimte en je kunt je wel voorstellen hoe benauwd het daarbinnen moet zijn. Het is nog maar de vraag of je echt wel naar binnen zou willen, naar die enge hangende spiraalvrouw, - ze heeft geen mannelijke geslachtsdelen- met haar ineengestrengelde vorm die strak opbolt onder de insnoeringen. Volgens Louise Bourgeois betekende die spiraalvrouw in haar dromen dat ze controle had over het leven: ze kon de minnares van haar vader wel uitwringen. Maar dit textiele beeld van alleen benen, rondom draaiend, spiraalsgewijs uitlopend zonder hoofd, in een totaal gebrek aan individualiteit, kun je ook anders opvatten. Het lijkt erop dat zij haar eigen vrouwelijkheid vooral beleefde als sexueel rolpatroon. En dat wordt nog eens benadrukt door de witte onderjurkjes, die natuurlijk de onschuld van de maagdelijke jeugd symboliseren. De spiegel heeft te maken met naar jezelf kijken en bekeken worden, hoewel het spiegelbeeld altijd vervormd is en ver van de waarheid.
Hier ontmoet je de reden waarom de werken van Louise Bourgeois zo fascinerend zijn: ze maken gevoelens in je wakker die je - net als waarschijnlijk talloze andere mensen – lang geleden weggestopt hebt. Louise Bourgeois sublimeert onbewuste, oude angsten door ze zichtbaar te maken. Ze laat ze ons opnieuw beleven, door ze om te zetten in esthetisch genoegen: gevat in afstandelijke schoonheid begint de bevrijding. Haar zelftherapie is een letterlijk ‘voor-beeld’ voor ons, en door het – soms wrang, dan weer humorvol – mooi maken van de verschrikking, worden we getroost. Je kunt er niet genoeg van krijgen.
Kunst van de Dag 6
Resonance Shape K 2010
Riki Mijling (1954)
56 x 14 x 7 cm
object gebrand staal.
Hebben wij in het Nederlands eigenlijk een eenduidig woord voor een uitgerekte kubus? Een vierkant uitrekken levert een rechthoek en een vierkant driedimensionaal maken levert een kubus. Maar een rechthoek driedimensionaal maken levert een… staaf? doos? koker? In de geometrie heet het een balk: een driedimensionaal lichaam waarvan alle hoeken recht zijn. Alle zijvlakken van een balk zijn rechthoeken. Alle zijvlakken van een kubus zijn vierkanten.
Riki Mijling heeft een balk gemaakt van staal. Inderdaad zijn alle zijvlakken rechthoeken. De voorzijde – tegenover de wand waaraan het beeld hangt – is een gesloten vlak met vier rechte hoeken. Maar aan de zijkant is de balk voor een deel opengemaakt en ontstaat binnen de rechthoek een nieuwe lege rechthoek plus een omgekeerde L-vorm met zes hoeken. Niet helemaal want onder en naast het uitgenomen deel zijn nog contouren achtergebleven, die opzichzelf een buisconstructie zijn. De zojuist genoemde zijvlakken liggen echter niet óp de buisconstructie als opgelaste platen, maar de buisconstructie gaat over ín de zijwand: de voorzijde van buis en zijwand bevinden zich op hetzelfde niveau.
Als je wilt onderzoeken hoe het zit is het aardig om het tegenbeeld te bekijken, het andere beeld waarmee dit beeld, zoals Riki het zegt, resoneert. Het heet Resonance Shape-L . (klik voor een afbeelding op de URL onderaan) Eerst lijkt het of de kunstenaar het eerste beeld – Resonance Shape-K –gespiegeld, heeft opgehangen. Dat is niet zo, want het uitgenomen deel is hier veel korter. Hoeveel korter eigenlijk?
Beide beelden meten 56 x 7 x 14cm. Dat wil zeggen dat het zijvlak twee keer breder is dan het voorvlak. En de hoogte is acht keer de breedte van het voorvlak. De verhoudingen zijn dus 1 : 2 : 8 = 7 : 14 : 56. Als je het K-beeld neemt lijkt het erop dat het uitgenomen deel tweederde van de hoogte bedraagt en bij het L-beeld lijkt het eenderde van de hoogte. Maar tegelijk heb je niet het gevoel dat het uitgenomen L-deel twee keer zo groot is als het uitgenomen K-deel. Er wringt iets. En is het uitgenomen deel wel de helft van het zijvlak? Of is het grondvlak van het uitgenomen deel een zuiver vierkant? En wat heeft de dikte van de buizen hier precies mee te maken? Stop maar met je wiskundige kijken. Beleef! Wie is hier tenslotte aan het werk geweest, een ingenieur of een kunstenaar?
In de tentoonstelling die nog tot en met zondag te zien is zijn nog meer resonerende vormen te zien: een O- en een M-vorm, een J- en een N-vorm, zelfs een P- en een Q-vorm. Ze volgen op Resonance Shape-2D-5 en Resonance Shape-2D-2 uit 2009. En allemaal zijn het beelden die in de kern een verdeling zijn, die een weerklank vindt in een tegenverdeling. En hoe langer je kijkt, en hoe technischer de titels lijken, des te meer gonst het als een mantra in je door. Een trilling zoals die je veroorzaakt met een mondharp, die zoemt en sonor blijft doorklinken, als een tibetaans gebed, dat symmetrisch lijkt, maar het nooit is. De ene toon volgt op de andere, opgeroepen door de eerdere, als antwoord in oneindige variatie. Hoe is het mogelijk om tot zo’n uitgebreide vormentaal te komen met slechts zo weinig ingredienten: vierkant, rechthoek, kubus, balk, uitsnede, zeshoek.
En dan niet te vergeten de taal van het materiaal zelf dat met de hand is gevormd, gesneden, gelast, geschuurd tot een bijna onwaarschijnlijke perfectie, in een zacht, gewolkt blauwzwart.
Uit de afwerking spreekt het plezier van het maken.
In de beleving vind je de rust terug van architektuur. In de geometrische grondvorm vind je het binnen zijn dat overgaat in buiten. Ruimte die zichtbaar wordt, begrensd en open, is het hoofdonderwerp van deze sculptuur.
http://www.flickr.com/photos/mandarte/5323768981/
Kunst van de Dag 7
‘Vluchtelinge’ 2010
Jan Goossens;
Gips, japans papier, acryl.
Een laat werk van Duchamp? Een ondoorgrondelijke Magritte? Nog niet gezien Surrealisme? En dan die titel: ‘vluchtelinge’. Ik kan er niets aan doen, maar bij dit beeldje blijf ik toch even hangen. Volgende week te zien in Antwerpen. Ik word er wel erg nieuwsgierig naar.
Ik zie op de foto een vrouwelijke tors – maar dan nu mét hoofd – gesteund op twee ijzeren poten, leunen tegen een bodemloze houten kist. Het lichaam is plastisch geschilderd, alsof het van natte klei is in een plastic zak, die nog dichtgesnoerd zit. Touwen zijn gespannen tussen de borsten door, om de hals, onderlangs de ene heup, langs het schaambeen. De navel is uitgereten, de borsten zijn fors en prangend, het hoofd heeft de vorm van een Egyptische koningin. Ze lijkt op Nofretete, de beroemde kop in het museum in Berlijn. (klik op de link hieronder). Dat komt vooral door het voorhoofd, en de vorm van het oog. Ze lijkt wel erg nobel, voor een vluchtelinge, maar het kan, ook koninginnen worden soms verdreven. Ze heeft iets wanhopigs.
Van het kistje dat ons de helft van haar gelaat ontneemt, is het materiaal – waarschijnlijk hout – op de foto niet goed te herkennen, omdat het overwoekerd is door een laag bruine smurrie die alle oorsprong overdekt. Op de bodem ligt een wortelstronk tegen de rechterzijkant, en boven op het kistje liggen haarwortels aangekleefd, zoals gebeurt wanneer het hout te lang in een vochtige schuur heeft gelegen. Misschien is het wel in zijn geheel uit de Schelde gevist.
In het kistje hangt iets. Een stok aan twee draden, alsof je in een vogelkooitje kijkt. Maar het stokje hangt scheef en in plaats van een vogeltje lijkt er een doekje overheen te hangen. En bloedrood doekje weliswaar, dat ook wel enigszins aan een roos doet denken. Het geheel is opgesteld op een zwartgeschilderde plank die is bevestigd op een even zwart geschilderde, geprofileerde onderplank. Het werkt niet alleen als sokkel, maar doet je ook aan een boot denken. Vaart deze vluchtelinge ter helle?
Jan Goossens heeft met zijn beelden in deze tentoonstelling, prachtig gefotografeerd in het Kunstboek dat Galerie Ludwig Trossaert verzorgt, wel wat weg van de beeldtaal van onze eigen Nicholas Dings.(zie http://www.flickr.com/photos/mandarte/5327917658). Dat is een taal die ontstaat als je gevonden voorwerpen in een nieuw verband bij elkaar brengt, en ze eventueel nog een eigen kleur meegeeft, om ze in dat nieuwe verband des te duidelijker te doen opvallen. Wij als toeschouwer gaan dan vanzelf die dingen die we zien opnoemen, namen geven en categoriseren, omdat we van meet af aan uitgedaagd worden om betekenis te zoeken in het geheel van onverwachte dingen. Het is zoals een woord in een gedicht, dankzij zijn onvermoede plek in de zin, een nieuwe betekenis verwerft.
En net als in een gedicht, maar dan nu niet na elkaar ontstaand, maar in één blik duidelijk, brengt het beeld zijn eigen stemming in je tevoorschijn.
Kunst van de Dag 8
The Philosopher 2010
Karen Sargsyan (1973)
42 x 30 x 24 cm Papier, ijzer en hout
Collectie: De Nederlandse Bank
Foto: Gert Jan van Rooij
Op een plat stukje van onze aarde beweegt een roepende figuur voorwaarts. Met opgeheven handen onderstreept hij zijn argumenten. Zijn lichaam draait rechtsom, terwijl hij de toeschouwer iets uitlegt in het voorbijgaan. Als ik straks deze woorden sms naar huis, begrijpen ze daar niet wat er echt te zien is.
Papier is wat er echt te zien is. Opgerold en uitwaaierend, open geknipt en in elkaar gevouwen. In de vorm van een mensfiguur neemt het vastberaden ruimte in, ondanks zijn fragiliteit. Zelfbewust als een marmeren beeld van Michelangelo, in beweging als een Bernini, gedreven, voortvarend. Alsof het niet ó zo kwetsbaar is. De eeuwigheid van de oude, stenen beeldhouwkunst vervangen door de vergankelijkheid van het hier en nu, van onze eigen tijd. De filosoof weet er zo te zien wel raad mee.
De Nederlandse Bank heeft een prachtige aankoop gedaan met dit beeld. De Roemeense beeldhouwer Sargsyan, die tot volle wasdom kwam aan de Ateliers in Amsterdam, werd bekend om de theaterachtige opstellingen van zijn beelden. Hij ensceneert bevroren stills van podiumgroepen, die zijn blijven steken in het verhaal dat ze ons willen vertellen. Daar ontmoet hij Bernini, die eveneens een groot decorkunstenaar was. Sargsyans ensembles waren te zien In Amsterdam ('History of a sect, don't go inside, don't touch'), Keulen (‘In between moments’) en vorig jaar nog tijdens de expositie ‘Double Dutch’ in Amerika.
Maar beeldhouwkunst is als verhalende kunst niet op zijn best. Groepen zijn altijd een probleem. Dat wist Rodin, die zijn Burgers van Calais had opgevat als losse beelden voor overal in de stad, in tegenstelling tot de groep die er nu van gemaakt is in Calais en Londen. Michelangelo ontwierp zijn beste beelden als solisten. En ook Bernini’s besten zijn alleen, zoals diens David, of hooguit met zijn tweeën, zoals in ‘De roof van Proserpina’. Figuratieve ruimtelijke kunst ligt dicht bij de scène van het podium en Theater en Standbeeld zullen altijd naar elkaar blijven lonken. Maar beelden – in tegenstelling tot acteurs – spreken niet.
Wat is dan bij al die ‘installaties’, zoals Karen Sargsyan ze maakt, de meerwaarde van een gebeeldhouwd, bevroren ‘tableau vivant’? Dat het tableau ons aanspreekt over het individualisme van onze tijd: geen van de beelden zijn met elkaar in interactie, nergens is intermenselijk contact. Ze lijken in hun enscenering wel op elkaar te reageren, maar ze doen dat niet echt. Dat kun je zien als je er een uit de groep apart neemt.
Dit beeld, de filosoof uit 2010, demonstreert hoe goed het is, als het wordt opgesteld als geïsoleerd ‘standbeeld’ in de ouderwetse zin van het woord. Los opgesteld wint het aan kracht, en wordt niet afgeleid door de aanwezigheid van andere beelden. Het is een individu, en ook als zodanig bedoeld: een figuur die zich onderscheidt van de anderen, in woord, gebaar en beweging.
Voor verhalen hebben we andere media: boeken, films, video’s. Daarin worden we geboeid door het plot, en de ontwikkeling van de karakters. In figuratieve beeldhouwkunst worden we geboeid door de figuur zelf: de meerwaarde van het standbeeld is zijn eigenwaarde.
http://www.flickr.com/photos/mandarte/5329160359/
Kunst van de Dag 9
Ghostrider-7 2010
Nicolas Dings (1953)
45 x 35 x 27 cm keramiek
Collectie Jeanne Dekkers
Je komt de laatste tijd steeds meer tableaus tegen, en hier is een tableau op een kist onder een tableau. Zo blauw en wit als Delft en zijn porseleinen. En nu ik gisteren zulke lelijke dingen heb gezegd over groepen en vertellingen in de beeldhouwkunst, is het niet meer dan netjes om de beeldhouwkunst opnieuw een kans te geven: want het is niet de kunstenaar die luistert naar de theoreticus, maar de theoreticus die dient te luisteren naar het kunstwerk. En als het kunstwerk het begrip ‘groep’ opnieuw definieert, zal de theoreticus er aan moeten geloven: dat wil zeggen, zijn theorie bijstellen. Als tenminste het beeld dat rechtvaardigt.
Van een kunstenaar als Nicolas Dings, die zich intensief heeft beziggehouden met solo-figuren als beeld, kun je dus aannemen dat hij niet zomaar wat figuren bij elkaar zet. Er moet iets zijn dat hem daartoe heeft aangespoord. Dat iets zou je moeten kunnen terugvinden in het beeld.
Er staat een witte kist op vier gouden voetjes. Op de voorkant van die kist is een tafereel geschilderd: een kleine groep pruikenmensen met attributen: van links naar rechts een onduidelijke vaas, een grote vrouw, een klein kind, nog een grote vrouw, een onduidelijke voorgrond, een zittende man of vrouw en een sokkel met een borstbeeld er op.
Het is een nabootsing van een schilderij, althans een gedeelte ervan, waarop Lodewijk XIV te zien is. Voorheen werd het toegeschreven aan Nicolas de Largillière, maar nu is het niet meer zo zeker. (Klik om het schilderij te zien op de link hieronder). Op het originele schilderij staan afgebeeld: zittend Lodewijk XIV, zijn oudste zoon Lodewijk “le Grand Dauphin”, diens oudste zoon Lodewijk Hertog van Bourgondië en wederom diens oudste zoon Lodewijk Hertog van Bretagne met zijn gouvernante de Hertogin van Ventadour. Dus Lodewijk XIV met zijn zoon, kleinzoon en achterkleinzoon. Geen van hen erfde de kroon, dat was voorbehouden aan de jongste zoon van de Hertog van Bourgondië, de latere Lodewijk XV.
In Museum Beelden aan Zee was naast het beeld een tekstbord aangebracht, met vermoedelijk een tekst van Nicolas Dings. Die Luidde: ‘Nicolas de Largillière (1656-1746) schilderde voor adel en gegoede burgerij. We zien de Zonnekoning met zijn directe familieleden maar ook zijn bastaarden die legio waren. Door zijn viriliteit en baltsgedrag zijn tot op heden zijn nazaten en verre familieleden door Frankrijk en de rest van de wereld verspreid.’
En zo komen witte naakten met blauw bloed tot leven op de schatkist. Van groot tot klein, omringd door hun kostbare snuisterijen. En net als op het echte schilderij is niemand met elkaar begaan, maar kijkt ons, toeschouwers, verwachtingsvol aan: wat of we van ze vinden? Ik zei het al eerder: in de nieuwe kunst is de oude nooit ver weg.
Mocht u de tentoonstelling in 2010 in Museum Beelden aan Zee gemist hebben, dan is dit uw kans! Haast u naar de Jan van Hoof Galerie in Den Bosch. Misschien staat dit beeld er niet, maar dan is er nog genoeg verontrustends om u aan te laven: werken van Simone van Bakel - Erik Buijs - Nicolas Dings - Sander Goosen - Bernard Heesen - Hieke Luik - Marjolijn Mandersloot - Iris Roskam - Carolein Smit en Kees Verbeek. Nicolas Dings is ter sprake gekomen in mijn cursus Gebroken Zuilen – Glazen Borsten. Uit die cursus heb ik een einzelgänger van Dings in mijn fotoalbum op flickr gezet, een fantasiedier’, zodat u die kunt vergelijken met de groep. http://www.flickr.com/photos/mandarte/5333456663/
http://www.flickr.com/photos/mandarte/5334065930/
Kunst van de Dag 10
Fluit 2010
Erik Buijs (1970)
50 cm hoog beeld brons
Collectie Stedelijk Museum Kampen
Hier wordt je vrolijk van. Een klein parmantig mannetje, handen voor de borst, opgeheven koppetje en zuiver rond tuitmondje. Maar zo oppervlakkig als de taal het benoemt, is het niet. Er is veel meer te zien. Alles aan het hoofdje is geschematiseerd: de mond heeft geen lippen, maar is een echte tuit. De ogen zijn geen ogen, maar dichte deukjes met een ribbel, de oren zijn geen oren maar halve schoteltjes met een holte en het hoofd is geen hoofd maar een halve bal met butsen en uitstulpingen. Een soort maanhoofd.
Zijn hals is geen hals. Zijn lijf is tegelijk overall. Zijn handen zijn bolle knollen aan slangenarmen. Zijn benen missen de helft en gaan zomaar over in doorwerkschoenenvoeten. En toch is het een mannetje. Een mannetje dat vertedert en blij maakt. Een mannetje dat niet inzit over zijn uiterlijk en niet over de wereld. Een mannetje dat de vogels uit de bomen fluit. Een mannetje in wiens gezelschap je graag vertoeft. Blaas maar mannetje, blaas maar. Blaas de wereld weg.
Werk van Erik Buijs is ook al te zien bij galerie Jan van Hoof in Den Bosch, en op de grote beurs ‘realisme 11’ in Amsterdam. En het fluitende mannetje is aangekocht door het Stedelijk Museum Kampen, waar Erik afgelopen najaar een prachtige tentoonstelling had gebouwd in de Koornmarktspoort. Het past precies in onze tijd waarin de figuratieve kunst weer volop terug is.
Maar pas op, want figuratie is een valkuil. Voor je het weet sta je met een schattig, gelikt beeldje in je handen. Zo’n beeldje dat fantastisch mooi is, en niet meer dan dat. Zo’n beeldje waarvan de voorstelling strak is dichtgetimmerd, en waar de behaagziekte vanaf spat. Ach, was schoonheid maar genoeg. Wat zouden we dan rijk zijn, we hoefden alleen maar alles om ons heen mooi te hebben, en nog mooier en mooist. So you think you are beautiful, zou de wedstrijd heten en je voelde je elke dag Dutch next topmodel. Buhhh. En kunst? Kunst zou er zijn om ons de schoonheid voor te spiegelen zoals de marmeren Romeinse kopieën naar de originele Griekse bronzen. En galerieën en musea zouden de plekken zijn waar we ons heerlijk zouden vervelen.
Maar goed, als figuratie niet genoeg is, en schoonheid ook al niet, wat dan? Dan ga je naar Erik Buijs. Die maakt dit jaar elke dag een nieuw beeld. Er zijn er nu 8 klaar. Je bent als beeldhouwer geboren en dan ga je niet opeens, omdat het crisis is, aardappelen poten. Zo werkt dat niet. Je gaat door met beelden maken omdat je beelden moet maken.
Zelfs als ze niet gemaakt zijn omwille van de pure gelijkenis. Zelfs als ze niet meedoen aan de wedstrijd om het mooiste beeld. Zelfs, als ze een beetje venijnig worden, en je een beetje betrappen op een gevoel waarvan je heus wel weet dat het te sentimenteel is. Zelfs als ze een beetje het levenslied spelen van de beeldhouwkunst. Ja zelfs, als ze je te kakken zetten waar je bij staat.
Mijn dagfavoriet kunt u bewonderen als u de link hieronder volgt. Het is dagbeeld 05-01-2011 en gaat over een mannetje die iets heeft met een potlood. Misschien is ie tekenaar, misschien is ie schrijver, misschien allebei. Maar voorlopig is het potlood te groot voor hem en is het eerder een behekste bezemsteel, die nu nog vast zit aan zijn driepoot. Maar straks kan ie er op weg vliegen. Zijn eigen gedachten achterna.
www.flickr.com/photos/mandarte/5335699296/