(Leestijd: 5 - 9 minuten)

Yke, familie, vrienden, genodigden, dames en heren,

Wat je ziet als je hier binnenkomt: niet-figuratie / materiaal

Hout en brons. Sommige beelden alleen van hout, andere alleen van brons, sommigen zo wel van hout als brons, sommige van hout overgegaan in brons, sommige brons of hout op natuursteen. De beelden zijn niet-figuratief. Dat wil zeggen dat ze niet lijken op iets wat in onze gewone wereld voorhanden is. Ze lijken niet op mensen, dieren of planten. Ze zijn helemaal zichzelf en verwijzen niet naar iets dat wij in onze gewone wereld kennen.


Kunsthistorisch: ecologie

Pakweg 25.000 jaar geleden werd het oudste beeldje gemaakt dat wij nu nog kennen. De Venus van Willendorf. Het is slechts 11 cm groot. Omdat het een duidelijk vrouwenfiguur is wordt het altijd in verband gebracht met moedercultussen en vruchtbaarheid. Misschien is het wel door een vrouwelijke beeldhouwer gemaakt.
Zo ongeveer vanaf dat moment leefde de mensheid als natuurvolk, dat wil zeggen, zij ervoer haar lichaam als onderdeel van de natuur, in contact met de natuur, in contact met hout, steen, weer en wind. Daar zijn we zo ongeveer 250 jaar geleden mee opgehouden. Sinds het ontstaan van de industriële revolutie nemen wij steeds meer afstand van de natuur, en van ons dierlijke lichaam. We hebben het betasten van de dingen vervangen door het uitwisselen van informatie over de dingen. Daarna zijn we overgegaan tot het uitwisselen van informatie over onszelf. Intussen zijn er in de 70er jaren van de vorige eeuw nieuwe kunststromingen opgekomen die zich opnieuwesterk laten inspireren door de natuur. Je ziet het in ‘Land Art’, ‘Arte Povera’ en nieuwe ecologische opvattingen. Yke’s werken kun je daar wel ergens situeren.


Meestal praten we over onszelf in plaats van over het beeld


Dat gaat over het algemeen zo. Je loopt met zijn tweetjes een kunsttempel binnen en je ziet iets waarvan je onmiddellijk roept tegen de ander: Jeetje, dat is mooi! Daarmee bedoel je niet dat het beeld mooi is, maar dat jij het mooi vindt. Je zegt niet iets over het beeld, je zegt iets over je zelf. De ander antwoord meteen op gelijke voet: ‘nou ik vind het niet zo mooi hoor, ik vind die daar achter veel leuker’. En daarmee is een gesprek geboren dat verder zal gaan, niet over het beeld, maar over hoe wij het beeld ervaren.


Betrekking op de wereld, op jezelf en de ander

De beelden van Yke zijn niet-figuratief. Omdat ze zo direct zichzelf zijn en ons niet wijzen op iets buiten ons, wijzen ze ons op iets ín ons. Voor deze beelden geldt zeker, wat ik vaak noem: kijken naar kunst is kijken naar je zelf. Want op het moment dat je door een van deze beelden wordt geboeid doemt onmiddellijk de vraag op waarom jij zelf zo geboeid wordt: wat is het precies dat jou stil doet staan bij dit beeld?
Jij wordt je bewust van een zeker dualisme: ik ben hier met een beeld en doordat ik door dit beeld wordt geboeid opent zich de vraag naar mij en daarmee opent zich ook de vraag naar hoe een ander dit beeld ervaart. De ontmoeting met het beeld maak je bewust van het beeld, jezelf en de ander.
Het klinkt raar om te zeggen maar als het beeld jou werkelijk aanspreekt, dat is al een mooie Nederlandse uitdrukking, dan zou je het beeld willen ervaren: je wilt deel hebben aan het kunstwerk en dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom de kunstenaar het beeld heeft gemaakt. Kunst gaat altijd over deelnemen en ‘deel hebben aan’. Het kan zelfs zover gaan, en dat komt niet zelden voor, dat je even met het beeld zou willen versmelten, dat je het beeld even zou willen worden, om het zo intensief mogelijk te ervaren. Tegelijkertijd ben je je ervan bewust dat dat nu eenmaal niet kan, en daarmee val je terug in dat dualisme van ik en het ding. Maar daarmee geef je je nog niet gewonnen, daar is het beeld te sterk voor. En dus ga je verder met het ding.


Tastzin

Een moeilijk Nederlands begrip is het woord ‘tastzin’. Daarmee bedoelen we zo iets van dat je iets speciaals ervaart wanneer je iets aanraakt. Niet-figuratieve beelden, zoals deze van Yke hier, dagen je onmiddellijk uit op dat niveau: je zou ze even willen aanraken opdat je vermoedt dat het materiaal je iets heeft mee te delen, dat je je niet bewust wordt door alleen maar te kijken met je ogen. Je zou je handen willen gebruiken om beter te zien. Dat is een interessant fenomeen: het betekent dat er in je handen iets aanwezig is dat niet in je ogen zit. In het artikel dat Yke heeft geschreven in het Pulchri-blad benadrukt ze deze functie van de handen. Zij zegt zelfs: ‘mijn handen kunnen denken, beter dan mijn geest’. Ik gebruik voor dat bewustzijn zelf meestal de volgende vage oneliner: ‘het lichaam heeft er weet van’. Ons dierlijke lichaam, dat wij geërfd hebben van die 25.000 jaar in de natuur, weet nog een aantal dingen die wij, gericht als wij nu zijn op onze hersenen en gedachten, vergeten zijn. Terwijl wij onze hersens kraken, schreeuwt ons lichaam de ervaring uit, maar wij luisteren niet en als we die ervaring al gewaarworden, dan weten wij nog niet hoe ermee om te gaan. Wij hebben er geen woorden voor. En dan roep je dus: ‘jeetje, dat is een mooi beeld!’ Of, als het erg sterk is, doe je er het zwijgen toe, want ergens van binnen roert zich iets, dat gehoord wil worden. Iets waardoor je weet dat dit enorm belangrijk is, zonder dat je nog precies kunt zeggen waarom, of wat, er zo belangrijk is. Het beeld heeft iets voelbaar gemaakt dat nog niet zegbaar is.


Symbolische laag in de titel: hoe meer lichaam, des te meer verlangen

Het lijfelijke ervaren waarover Yke spreekt in haar artikel en wat ik zojuist benoemde in deze beelden, wordt in een aantal van haar titels cryptisch verwoord. Zo is er tussen haar beelden het nieuwe beeld: ‘het geheim van twee’. Met deze titel wijst Yke ons op onze voorkennis die zij bij ons veronderstelt: dat van een sensueel, lichamelijk ervaren. Een geheim verlangen van de een naar de ander, waar beiden zich bewust van zijn. Preciezer gezegd, een geheim verlangen van het ene lichaam naar het andere, waar beide lichamen zich van bewust zijn, en waar wij, dankzij ons eigen lichaam, deel aan hebben.


Eigen tijd = eigen lijfelijkheid

Al dit verlangen, en al dit lijfelijk ervaren, begint bij onszelf, begint bij ons ik. Dat herkennen wij zodra wij een uniek beeld tegenkomen uit de beeldhouwkunst. En zo willen wij het ook het liefste hebben: de unieke beeldhouwer, maakt ons deel van de unieke beelden, die ons daardoor het gevoel geven, dat ze speciaal voor ons gemaakt zijn. Ieder van ons mag het beeld zo persoonlijk ervaren als het eigen lichaam. Daarmee zijn deze beelden eigentijds: nu wij ontdekt hebben dat wij gemeenschappelijk de sculptuur delen, gaan wij op zoek naar wat ons als individu zo precies aantrekt in dit unieke beeld. Ons lijf heeft ons duidelijk gemaakt dat het gaat om ik en jij, door het beeld. Het beeld is niet meer zoals vroeger voor de keizer, de paus, of de rijke burger, het is niet meer gemaakt om op afstand te bewonderen, maar het is een aanzet tot een ontdekkingsreis in onszelf. En de gids bij deze ontdekkingsreis is niet ons denken, maar ons lijf dat onze gedachten bij de hand neemt.


Oppervlakkigheid versus de ziel

Het is een essentieel onderdeel van onze eigen tijd en van ons bewustzijn dat we ons natuurlijk lichaam aan het verliezen zijn. Niet voor niets gaat een groot deel van de reclame over ons lichaam: afslanken, benen ontharen, geurverspreiders etc.  Sporten leggen de nadruk op die lichaamsdelen die belangrijk zijn voor het winnen. De medische wereld wijst ons op het kunnen vervangen van organen, inwendig en uitwendig. Botox is in. Het menselijk lichaam, vooral in al zijn onderdelen, staat nog steeds centraal in de cultuur. Net zo geïdealiseerd als bij de Venus van Wiullendorf van 25 eeuwen geleden. Maar in tegenstelling tot de huidige populaire cultuur, zoals die ons van het platte beeldscherm wordt toegestuurd, spreekt sculptuur niet over de uiterlijke oppervlakkigheid, maar over het innerlijk gewaarworden. In nog niet zo’n ver verleden zou je spreken over ‘de ziel van de dingen’.

Conclusie

Sculptuur, en daarmee bedoel ik stilstaande beeldhouwwerken, zijn van levensbelang. De beeldhouwer maakt niet wat hij ziet, maar geeft uitdrukking aan een gevoel. Daarom zijn de beelden geen kopieën naar de werkelijkheid, maar vertalingen van de innerlijke roerselen van de mens. Deze innerlijke roerselen zijn gestold in een eeuwig blijvende vorm die het ons mogelijk maakt het lichaam van het beeld zelf lijfelijk ontmoeten.
In onze wereld, waarin alles vluchtig is, en draait om informatie die in een wereldwijd Internet onzichtbaar om ons heen wentelt, een tijdperk waarin alles draait om tijdelijkheid en voorbijgaan, is de beeldende kunst die stilstaande voorwerpen voortbrengt de echte bemiddelaar tussen ons en ons lichamelijk bewustzijn. Paradoxaal genoeg benadrukt de beeldhouwer die gespecialiseerd is in het stilzetten van de tijd en het maken van onbeweeglijke beelden, de eeuwige veranderlijkheid van het bestaan. Haar verzoek is helder en duidelijk: sta even stil en neem dit diep in je op, laat je niet afleiden door het oppervlakkige genieten met je ogen, maar laat je leiden door wat je lichaam je meedeelt. Beeldhouwkunst is lichamen maken, die lichamen ontmoeten.

 
Feliciteren

Dames en heren, ik feliciteer Yke Prins met de tussenstand in haar oeuvre waarvan hier een gedeelte staat uitgestald, en ik wens haar veel succes bij haar verdere ontdekkingstocht door wat zij noemt ‘de geruststellende dingenwereld’. Ik hoop dat u nog even blijft om de beelden te ervaren en met elkaar te praten over wat u hier ziet, en hoe u dat beleeft. Natuurlijk kunt u altijd Yke even aanschieten en met haar praten, en dan zult u merken dat zij net zo’n gepassioneerd verteller is als beeldhouwer. Ik wens u nog een heel genoeglijke middag.

Ik dank u wel.

1000 Resterende tekens