Het werk staat in het midden van het atelier, voor een wand waartegen een deel van het oeuvre staat opgesteld. Daar componeert de kunstenaar de samenstelling van een vijftal tentoonstellingen, die hij nog voor deze zomer moet inrichten, in Antwerpen, Innsbruck, Maastricht, Delft en Den Bosch. Misschien gaat dit werk ook mee, maar dat is nog niet zeker, zolang het niet af is. En met dat ‘uitdrukken’ is nogal wat aan de hand. Dat blijkt als je de kaarten beter bekijkt. Op de foto van het totaal is wel goed te zien hoe wankel het hele bouwsel is. En wat moet trouwens die vergulde pijp daar? Die dwingt tot nog meer afstand houden, want hij lijkt de toren verder uit balans te brengen. Bovendien is bekend hoe breekbaar ‘stenen’ pijpen zijn. Waarom is deze verguld? Niet alle pijpen zijn verguld. Het zijn er in totaal een stuk of negen (?), sommigen verguld, sommige van groen brons, sommige wit, als de oude bekende pijp. Dit ronde tafeltje met één poot, waarop de kaartentoren staat, hoort er als sokkel bij. Over het algemeen worden kaartenhuis gestapeld in één richting, als een soort éendimensionaal flatgebouw, waarbij het instorten ook aan één zijde begint en vervolgens het hele bouwsel omduwt als omvallende dominostenen. Niets hier is wat je verwacht: het kaartenhuis niet, de kaarten zelf niet, de kleuren niet, de combinatie met de pijpen niet en de grondstof van de kaarten en de pijpen zelf niet. | Dit schilderij Wachthuisje met soldaten, van Jacob Duyck, uit de Gouden Eeuw, toont een aantal overeenkomstige elementen: de kaarten, de pijp, het ronde blad waarop het spel gespeeld wordt. Het tafereel wekt de indruk of er door de schilder een foto gemaakt is, op het moment dat de derde man zich bij de twee kaartspelers voegde. Hun kleding en hun hoeden maken hen zeventiende-eeuws, zo sterk, dat Dings’ toren ook wel zeventiende-eeuws lijkt. Maar dan kaalgeplukt, niet zo overdadig en welvarend gekleed als deze drie heren.
Wat een ijdelheid. En wat een ijdeltijd. De titel van het schilderij spreekt van wachters, maar deze heren wachten nergens op, ze doden de tijd. Met het kaartspel dat nog steeds vooral middeleeuwse symboliek toont. En dat vaak gespeeld wordt om geld: in grote steden als Florence en Regensburg werd in de veertiende het kaartspel zelfs verboden. Nicolas Dings is een getraind kunstschilder en kent dat werk zeker. Kijk maar naar zijn sculptuur Rechtvaardige Rechters, een zelfportret waarop een ander beroemd schilderij te zien is uit de middeleeuwen. Afgezien van Duycks schilderij wordt ook de herinnering opgeroepen aan Breugels toren van Babel, in museum Boijmans van Beuningen. De overeenkomst met zijn kaartentoren zit in de talloze openingen die de constructie buitengewoon transparant en instabiel maken. Bovendien legt het de nadruk op het karakter van Dings’ toren: dat het een constructie is, een bouwwerk. Niet iets gevormd uit klei, of gehakt uit steen, maar een stapeling die zijn ordening ontvangt uit de eenvormigheid van het basiselement. Daarnaast wordt de belangrijkse verwijzing natuurlijk gevormd door de piramidale opbouw van het ronde volume, in feite een slim concept dat stabiltiteit waarborgt, doordat alle elementen naar binnen toe tegen elkaar aan leunen. Toch is Nicolas’ toren vooral van onze tijd, ondanks de opzettelijke verwijzingen naar de Gouden Eeuw. Dat heeft te maken met de aandacht voor het bouwkundige detail en het basiselement, het weglaten van overdadige versielen en de nadruk op het functionele van de constructie, die we gewend zijn van ‘minimal’ artists als André Volten. Het is intussen wel duidelijk: Nicolas Dings’ toren is opgebouwd uit ijdele vergankelijkheid. Hij lijkt zich af te vragen of de beroemde Gouden Eeuw wel zo’n gouden tijd was. Het werk spreekt zich daar niet heel erg positief over uit: het systeem dat toen opgetrokken werd, was wankel, doordrenkt van tabaksrook uit breekbare pijpen. Over die pijpen ligt nu een laagje vernis, om hun zwakte te camoufleren. De ineenstorting is als bij elk kaartenhuis nabij, en zal hoe verwacht ook, toch nog plotseling gebeuren. De basis is onzeker, de toren is opgebouwd uit een kansspel. Wat er over moet blijven, afgezien van al die mogelijke betekenissen, is een sterke sculptuur. Een voorwerp om met plezier naar te kijken, dat nieuwshierig maakt. Het geeft zijn geheimen niet meteen prijs en verbergt, als een oud-Nederlands kunstwerk uit de Gouden Eeuw, zijn zedepreek onder de oppervlakte. Maar hoe eigentijds ook, het karakter is herkenbaar en Hollandser kan het niet. Nicolas Dings staat in de Gouden Eeuw én in onze eigen tijd: zijn kunst overbrugt de tijd. Met verve. |
1) Arthur C. Danto (2013) What art is Yale University Press New haven & London p.50
(Als u op de foto's hieronder klikt, ziet u een vergrote versie)
Zie ook eerdere artikelen over Nicolas Dings op het weblog van Mandarte:
http://www.mandarte.nl/weblog/item/1015-januari-2011-kunst-van-de-dag-9#.VNyywS6n2H4
en
http://www.mandarte.nl/weblog/item/942-nicolas-dings-in-beelden-aan-zee#.VNyx7S6n2H4
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties