|
|
De Princessehof in Leeuwarden
|
|
|
De Princessehof in Leeuwarden straalt een statige maar ingetogen pracht uit. Dit stadspaleis stamt uit 1693. Maar wie woonde er eigenlijk?
In 1731 werd het aangekocht als residentie door Maria Louise van Hessen-Kassel, bijgenaamd Marijke Meu. Zij was de weduwe van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, prins van Oranje en stadhouder van Friesland, en een voorouder van het huidige Nederlandse koningshuis.
Marie Louise legde een uitgebreide collectie keramiek aan. In 1917 werd het Princessehof officieel een keramiekmuseum, waarbij de verzameling van Marie Louise nu een integraal onderdeel vormt van de collectie.
|
|
|
|
|
|
Deze Oranje-stamboom oogt al weelderig, in schril contrast met de eenvoudige buitenkant van de hof. Marie Louise prijkt als een van de eerste Oranje-appeltjes net boven het blauw.
In Friesland koesteren ze hun Nassaus, zoals blijkt uit het portret dat het Fries Museum in 2021 aan Natasja Kensmil opdroeg, voor een afbeelding van Albertine Agnes. Zij bevindt zich als het kleine
appeltje op de stamboom recht onder Marie Louise, maar haar rol is van onschatbare waarde. Over dit schilderij werk ik aan een apart, nog te publiceren artikel.
Terug naar het heden: Na vele bouwkundige aanpassingen zijn de tentoonstellingszalen nu klaargestoomd voor een werkelijk vorstelijke expositie: "Porseleinkoorts".
Een koninklijke tentoonstelling die de verzamelingen van twee vorstelijke porseleinliefhebbers in een vorstelijk huis samenbrengt.
|
|
|
|
|
|
De zaalfoto van het museum toont een deel van de expositieopstelling. Grote glazen vitrines rusten op strakke, houten sokkels, omringd door dik blauw en soms oranje tapijt. Prachtige wanddecoraties belichten aspecten van de tentoonstelling. Alles ademt de luxe die past bij de koninklijke verzamelaars van de uitgestalde kunstwerken. Zelfs de zachte 17e-eeuwse galante hofmuziek die door de tentoonstellingsruimte klinkt, draagt bij aan de sfeer van ingetogen bewondering.
Desondanks vroeg een van de suppoosten ons vriendelijk om op gewone toon met elkaar te praten, en vooral niet te zacht, wat in deze weelde enigszins ongemakkelijk aanvoelde voor ons, wij zijn hier immers het gewone volk.
|
|
|
|
|
|
Wat is er te zien?
|
|
|
Het tentoonstellingsaffiche toont in de linkerbovenruit een portret van August de Sterke en in de rechterbovenruit het gelaat van Madame de Pompadour. Beiden waren gepassioneerde verzamelaars van porselein, het "witte goud" van de achttiende eeuw. August vertegenwoordigt de ontwikkeling van het beroemde Meissen-porselein, terwijl De Pompadour staat voor de porseleinfabricage in Sèvres.
Uit beide verzamelingen worden topstukken tentoongesteld, waarvan fragmenten zichtbaar zijn in de drie ruiten onder de twee portretten. |
|
|
|
|
|
In de stijlkamer van Marie Louise ( niet in de tentoonstelling) staat de tafel prachtig gedekt. Het Friese zilver en het Chinese en Japans 'blauw op wit' servies liggen op het linnen. Er is ook veel van dit porselein te vinden in en op de vitrinekasten en in de vensterbanken.
Het concept van 'blauw op wit' is eigenlijk heel precies. In het authentieke antieke porselein uit China werd wit porselein gebruikt als basis, waarop een decoratie met blauw onderglazuur werd geschilderd, en vervolgens bedekt met een transparant glazuur.
In Europa werd vaak een proces van drie stookbeurten gevolgd: eerst werd het biscuit gestookt om de kleimassa om te vormen tot steen, dan werd het glazuur aangebracht om de steen te bedekken met een glasachtige laag, en tot slot werd het geheel een derde keer gestookt in een moffeloven om de blauwe schildering in het glazuur te laten smelten. De technieken werden allengs geraffineerder en complexer.
|
|
|
|
|
|
Porselein, het geheim
|
|
|
Porselein werd in de zestiende eeuw door haar kwaliteiten meer gewild dan het Europese aardewerk, dat veel grover was, dikker en zwaarder, en altijd geglazuurd moest worden om het vochtdicht te maken. Bovendien was de hier gebruikelijke slibdecoratie vaak nogal boertig en niet geschikt voor adellijke tafels.
Deze Chinese schotel, die dateert tussen 1426 en 1435, wordt momenteel uitgeleend door de Ottema-Kingma Stichting. Het was een geliefd stuk op de tafel van Marie Louise. Het staat bekend als een "schotel met decor in onderglazuur van lotusbloemen en ranken". Dit brengt ons naar het mysterie van het porselein uit die tijd: het was buitengewoon hard, bijna doorzichtig, opmerkelijk kleurvast en praktisch onverwoestbaar. Dat werd voornamelijk bereikt door het glazuur, dat dezelfde grondstoffen gebruikte als de kleimassa - kaolien, veldspaat en kwarts - en werd gebakken op dezelfde hoge temperatuur, van ongeveer 1300 graden Celsius, als het porselein zelf.
De verf die werd gebruikt voor het schilderen bestond uit metaaloxiden zoals kobalt voor blauw, olijfolie om te kunnen schilderen, en glaspoeder om de verf te laten smelten in de porseleinmassa.
Frederik Augustus (‘August de Sterke’) nam alchemisten in dienst die het geheim van het maken van porselein voor hem kraakten. Dat leidde tot de oprichting van de fabriek in Meissen. Het geheim werd al snel bekend bij anderen, en tal van fabrieken in Europa begonnen zich te specialiseren in deze kostbare en lucratieve keramiek. Vooral serviesgoed was populair bij de welgestelden. Het werd verzameld uit China en Japan en niet alleen gebruikt om mee te dineren, maar vooral om mee te pronken. Een bekend Fries echtpaar bezat meer dan tweehonderd serviezen, die allemaal in hun huizen en buitenverblijven werden tentoongesteld om bewonderd te worden.
|
|
|
Dit is een van de topstukken van het affiche. Het opschrift vermeldt: Vaas met geperforeerde wand, opgelegde bloemen en bedekt met het ‘schneeball’-motief, ca. 1740-1750, Porzellanmanufaktur Meissen, model: Johann Joachim Kändler, porselein met emailkleuren, 59,3 × 34,2 cm; Porzellansammlung, Staatliche Kunstsammlungen, Dresden.
“Het aanbrengen van emaildecoraties over het glazuur was nogal uitdagend, maar goudsmid Johann Jacob Irminger (1635-1724), die bij het ontwerpen van de versieringen betrokken was, kwam met een oplossing. Geïnspireerd door Aziatische voorbeelden uit de collectie van Augustus de Sterke stelde hij voor om de decoraties niet alleen te schilderen, maar ook in reliëf op te brengen, zodat het witte porselein toch van een rijke decoratie kon worden voorzien. Deze reliëfdecoraties hebben een belangrijke rol gespeeld in de stijlontwikkeling van het Meissenporselein.”
(Catalogus Porseleinkoorts pag.19)
|
|
|
|
|
|
Laten we even stilstaan bij deze vaas met geperforeerde wand. U kunt de afbeelding nog verder vergroten door op de vergroting te klikken.
De hoofdvorm van de vaas is traditioneel. De voet is plat, wordt ingesnoerd en loopt naar boven weer uit, om een bolvormig reservoir te dragen. Boven het reservoir wordt het middengedeelte ingenomen en loopt daarboven uit naar een open rand. De functie van de vaas als drager van bloemen is te herkennen aan het bolvormig reservoir om water te bevatten, het ingenomen middendeel om de bloemstelen in te schikken en de uitlopende rand om de bloemen in een ronde kraag te stutten. Zo ontstaat een wijd boeket. |
|
|
Voorbeeldboeket
|
|
|
Stilleven met bloemen op een marmeren tafelblad, Rachel Ruysch, 1716, olieverf op doek, h 48,5cm × b 39,5cm Rijksmuseum Amsterdam
Een voorbeeld uit de 17e eeuw, waarin over het algemeen de vaas grotendeels schuil gaat. Dit boeket toont meer dan tien soorten bloemen en het wemelt van de insecten. De bloemen hebben verschillende bloeiperiodes, zo’n boeket zou in het echt dus moeilijk samen te stellen zijn. Ruysch wist dat heel goed. Door haar uitgebreide studie naar levende en geprepareerde bloemen kon ze deze levendige boeketten met verbluffende precisie schilderen.
Tijdens haar leven was ze een van de meest gerenommeerde schilders van bloemstillevens in Europa (Tekst Rijksmuseum Amsterdam)
Zulke stillevens van bloemboeketten waren erg gewild in de 17e eeuw. Maar onze vaas met geperforeerde wand is daar niet geschikt voor. Niet alleen omdat het waterreservoir geperforeerd is, maar vooral omdat de hele vaas een showstuk is van technisch en decoratief vernuft. |
|
|
|
|
|
De wand van onze vaas is rondom bekleed met miniatuurbloemetjes, die in de tentoonstellingscatalogus wordt aangeduid als ‘sneeuwbalmotief’. De bloemetjes op de vaas hebben zeker iets van de Viburnum, en zijn op een aantal plekken als een bol opgelegd op de voet en het slanke midden van de vaas. Het zijn honderden bloemetjes, met de hand geboetseerd, levendig en kwetsbaar tegen elkaar gegroepeerd, van wit porselein met een roze en gele beschildering in het hart.
Over de bloemetje tussen de sneeuwballen lopen groen met witte bladerranken, die ontstaan in de voet van de vaas en omhoog slingeren naar de rand. Rechts boven het reservoir koekeloert een paar met blau en groene parkiet, links halverwege het lijf van de vaas tikt een zwart met witte specht tegen een rank. Onder zijn kop heeft hij een rode halsband en zijn snavel lijkt van zilver.
|
|
|
|
|
|
Er is nog een vogel. Die zie je pas als je heel goed kijkt door de opengewerkte wand van het reservoir. De wand is nu het traliewek geworden van een heuse vogelkooi, van waarbinnen een kanarie je opletttend aankijkt.
|
|
|
|
|
|
De details van de vaas met geperforeerde wand tonen het verbluffende technische niveau van Meissen. Het sneeuwbalmotief is overweldigend alleen al door het aantal bloemetjes, in verschillende groottes en precieze, overeenkomende beschildering. Niet alleen de vorm van de vaas en de ornamenten is spectaculair, de kleurbeheersing is briljant. De bonte specht is echter dan levensecht en de vogel binnen in de vaas is een hoogstandje, waarmee de keurvorst van Saksen zeker bewondering en jalouzie geoogst zal hebben. |
|
|
|
|
|
Fles met in blauw onderglazuur het wapen van Filips II van Spanje. Ca. 1581, Florence, werkplaats van de Medici. Sèvres, Manufacture et musée nationaux.
Een mooie vergelijking tussen Rococo en Renaissance biedt deze fles die stamt uit de collectie van de Medici in Florence. De vorm is tyisch Europees, zoals in gebruik bij apotheken, waarbij de staande rechthoek en het vierkante grondvlak niet werden geproduceerd op een draaischijf, maar door de klei te drukken in een mal. De decoratie is voornamelijk aangebracht op de voorzijde van de fles. Over de blauwe onderglazuur ligt een nu totaal gecraqueleerde transparante glazuur die de ouderdom bevestigt maar ook het krimpen en uitzetten van de klei door de tijden heen.
Francesco de’ Medici (1541-1587), groothertog van Toscane, was de eerste die opdracht gaf om porselein te reproduceren. Hij had een kleine collectie van het in Europa zeldzame Chinese porselein in zijn bezit. Na tien lange jaren lukte het eindelijk om een porseleinachtig materiaal te creëren. Hoewel de ongeveer zestig overgebleven voorwerpen duidelijk de sporen van experiment dragen, is het wel bijzonder om te zien hoe dicht deze vroege voorbeelden op het oog bij de Chinese variant komen. In dit zogenoemde Medici-porselein ontbreekt echter net dat ene onmisbare ingrediënt voor porselein, de grondstof kaolien.
(Catalogus pag.13)
|
|
|
Dingsigheidjes
|
|
|
Paire de pots-pourris à dauphins, 1755,: Photo (C) RMN-Grand Palais / Daniel Arnaudet, Potpourrivazen, 1756, Manufacture de Vincennes, zacht porselein, 21,6 × 19 cm, Paris, musée du Louvre, Misschien uit de collectie van Madame de Pompadour.
Dit zijn dan de echte dingsigheidjes. Potpourivazen in de vorm van een boot. Het bovenstuk kan afgenomen worden zodat in het ruim van de boot een welriekend geurenboeket gelegd kan worden. De stijl is typisch Franse Rococo met de onwaarschijnlijke kleurenpracht, waar de fabriek in Sèvres beroemd om was. Het is nog steeds geen hard porselein zoals in China, Japan of Meissen, maar zacht porselein, de Franse variant van klei en kalk zonder kaolien. Het werk wordt gekenmerkt door de assymetrische vissen aan de kopse zijden, de gekunstelheid en elegantie van de vorm die alleen nog in de verte naar een vaartuig verwijzen. Rococo is een voornamelijk decoratieve stijl. Het gaan niet om de inhoud of een boodschap, het gaat om de vorm.
|
|
|
|
|
|
Eenzelfde vergelijking treft de Meissener draak met de Chimaera van Arezzo. De Chimaera heeft het lichaam van een leeuw, aan de rug zit een geitenkop en de staart eindigt in de kop van een slang. Ook hij zou vuur kunnen spugen. Het gevaar zit altijd in de bek. De Chimaera dateert uit de 4e eeuw voor Christus, de draak uit Meissen is tweeduizend jaar jonger, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ze met elkaar te maken hebben. Hoe groter het gevaar, des te mooier de verbeelding.
|
|
|
|
|
|
Ein Paar Möpse. Meissen, Johann Joachim KändlerLinks: Mops mit einem JungenHöhe: 18,5 cm, Breite 19,2 cmPorzellansammlung, Inv. Nr.: PE 3894Rechts: MopsHöhe: 17,5 cm, Breite 19 cmPorzellansammlung, Inv. Nr.: PE 3895
Mopshondjes als ultieme 18e eeuw: Meissen was niet uit op het imiteren van de chinese stijl maar op het inzetten van de techniek voor eigentijdse mode-artikelen. Dat het niet alleen ging om liefhebberij en smaak vertelt de catalogus:
Deze schattige huisdieren worden geassocieerd met de Orde van de Mopshond, die in de achttiende eeuw enige populariteit genoot in aristocratische kringen. Nadat paus Clemens XII (1652-1740) de vrijmetselaarsloges verboden had, ontstond vanuit Saksen en Keulen een ‘geheim genootschap’ met strikte toelatingsrituelen. Zo moesten nieuwe leden onder meer het achterwerk zoenen van een porseleinen mopshond. Het bestaan van deze specifieke orde kan mede verklaren waarom er halverwege de achttiende eeuw in de porseleinfabriek in Meissen een groot aantal mopshonden werd geproduceerd. (afb. 54) Dit vermoeden wordt ondersteund door het feit dat graaf Heinrich von Brühl, zelf lid van de loge in Dresden, zijn mopshond naar de natuur liet modelleren door Johann Joachim Kändler in de Meissenfabriek.
(Catalogus pag. 114)
|
|
|
|
|
|
Bewondering… Ja, dat is wat de 18e eeuw ons te bieden heeft. Bewondering voor wat gedrevenheid vermag. Maar ook een blik op onze eigen tijd, door de verrekijkers van Meissen en Sèvres. De typische afstandelijke blik waarmee wij nu de porseleinkoorts beschouwen, als de bloeiperiode voor de rijke clièntele van vorstenhuizen en adel. De weerzin tegen onwaarschijnlijk kostbare producten waarvan het gewone volk wel geen weet had, laat staan dat ze die ooit gezien zal hebben. De decadentie van de enkele onbeschrijfelijk rijken. De drijfveer om broodnodige grote sommen geld bij elkaar te brengen, zoals de catalogus fijntjes opmerkt, door de productie van dingsigheidjes waar de elite verzot op was. |
|
|
|
|
|
Cadeau voor Lodewijk XV. Porzellanmanufaktur Meissen, model Johann Joachim Kändler, 1746, porselein, email op glazuur, Sèvres, Manufacture en Musée nationaux.
Er is nog ontzettend veel meer te zien. Moois en verbazingwekkends. Ga een dagje naar Leeuwarden en ga genieten van deze onvoorstelbare spectaculaire tentoonstelling. Kijk vooral ook de catalogus in. Mocht je tot nog toe niet van porselein gecharmeerd zijn, laat je dan verleiden. Er is meer waar te nemen dan het oog kan zien.
|
|
|
|
Nog tot en met 1 september 2024
|
|
|
|
|
|
TIP
|
|
Op zoek naar een verademing? Een beetje tegenwicht tegen de 18e eeuw van ‘de verlichting’?
In hetzelfde museum op de bovenverdieping:
|
|
|
Sustainable Ceramics #1
Recycled, Repaired, Reactivated
Duurzaamheid in Keramiekmuseum Princessehof
|
|
|
Vanaf 25 november 2023 t/m 3 november 2024 presenteert Keramiekmuseum Princessehof Sustainable Ceramics #1: Recycled, Repaired, Reactivated. In deze groepstentoonstelling richten kunstenaars en ontwerpers, uit binnen- en buitenland, hun blik op de toekomst van duurzaamheid binnen hun vakgebied.
Met werk van onder andere Kerstin Abraham (Duitsland, 1956), Alix Arto (Zwitserland, 1994), Olivia Barisano (Frankrijk, 1982), Thelma Boateng (Nederland, 1994), Jie Chen (China, 1988), Nicole Chrysikou (Griekenland, 1992), Sara Howard (Verenigd Koninkrijk, 1997), Katrine Køster Holst (Denemarken, 1979), Neha Kudchadkar
(India, 1982), Cleo Mussi (Verenigd Koninkrijk, 1965), Benedetta Pompili (Italië, 1995), Caroline Slotte (Finland, 1975) en Bart Vernooij (Nederland, 1996).
GAAT DAT ZIEN!
Afbeelding: Cleo Mussi
Ever Save – Ever Have, 2023
mozaïek, keramiek, lijm
‘Mijn werk heeft vaak te maken met duurzaamheid. Zo richt ik me bijvoorbeeld veel op spullen die anders naar de vuilstort zouden verdwijnen. Mijn atelier heeft verschillende ruimtes vol met gevonden scherven keramiek, die ik gebruik in mijn mozaïeken.
Dit werk maakte ik speciaal voor de tentoonstelling. Het gaat over de klimaatactivist Greta Thunberg. Ze was het perfecte onderwerp, omdat ze de volgende generatie aanmoedigt om na te denken over oplossingen voor de klimaatcrisis. Greta vindt dat iedereen kan en moet helpen, ook al doe je maar een beetje. Samen kunnen we met die kleine beetjes grote dingen bereiken.
Van dichtbij kun je de hergebruikte scherven goed zien. Pas wanneer je een stap terugneemt, wordt de afbeelding zichtbaar: Greta in haar iconische gele regenjas. Ze houdt een weegschaal vast, met in de ene schaal producten van fossiele brandstoffen. Bloemen en dieren vullen de andere schaal.’
collectie Keramiekmuseum Princessehof | verworven met steun van het Mondriaan Fonds
|
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties