(Leestijd: 2 - 4 minuten)

Dat doet me denken aan Eugène, die vroeger bij mij in de klas zat, toen ik zeven of acht was, en die toen al tekende als Leonardo da Vinci. Hij liet op school een stilleven zien van een fruitschaal, waardoor ik totaal van mijn stuk werd gebracht. Ik wist nog niets van kunst of kunstenaars, maar dit was geweldig. Ik wou dat ik ook zoiets kon maken. Maar veel geduldig oefenen en natekenen in voorbeeldcahiers maakte duidelijk dat ik die gave niet had: nabootsen op papier was niet voor mij weggelegd.

Eugène is er niet beroemd of rijk mee geworden. Op school hield hij zijn geheim voor zichzelf en bracht meestal naar de les kant en klare schetsen mee, die hij thuis had voorbereid, en alleen nog hoefde in te kleuren. Dat deed hij soms met verf, en soms met krijt, al naargelang de schets erom vroeg. Zo viel hij het minst op, hij was bescheiden en tot mijn ontsteltenis prees hij zelfs de probeersels van klasgenoten en vuurde hen aan, want hij was ook genereus. Ik begreep daar niets van, hoe hij bijvoorbeeld tegen de grootste prutser, Annemarie, kon zeggen dat haar opdracht erg goed gelukt was, maar dat ze hier of daar ... terwijl ik, en hij volgens mij ook, direct zag dat haar werk nergens op leek.
Hoe kon je je zelf zo verloochenen? Het was immers verraad aan je zelf, dat je niet durfde toegeven, dat haar werk niet in de schaduw van het jouwe kon staan. Waarom was hij bang om dat te zeggen? Had hij soms een oogje op Annemarie? Vast niet, want daar waren wij toen, ik althans, nog echt niet mee bezig: meisjes hadden niets aantrekkelijks.

Dankzij onze vriendschap was ik getuige van zijn voorbereidingen: ik zag bij hem thuis hoe hij tekende, de ene definitieve lijn naast de andere zette, zonder enige twijfel, altijd precies op de goede plaats, de juiste lengte, zwierig of strak als hij moest zijn. Een gum had hij niet nodig, tekenen was niet proberen, tekenen was doen. Hij heeft tot op heden niet de status van een Chillida verworven. Hoe komt dat? Waarom verdwijnt de ene getalenteerde kunstenaar volledig uit het zicht, terwijl de andere eeuwigdurende roem verwerft? Talent alleen is kennelijk niet voldoende.

Wie voor het eerst kennismaakt met het werk van Chillida, vraagt zich verwonderd af wat er zo belangrijk aan is. Tijdens ons bezoek aan de Fondation Maeght deden verschillende bezoekers hun beklag dat ze hier niet voor gekomen waren: ze hadden Giacometti verwacht. Dat is alleen al een geëmancipeerd standpunt, meestal wordt kunst in een museum wel geaccepteerd, juist en alleen omdat het in een museum staat, niet om wat het is.

miro hollands interieurDe Miro's in het labyrint van meneer en mevrouw Maeght zijn nauwelijks opgewassen tegen de Chillida’s: ze zijn te anecdotisch om het ernstige gewicht van de Baskische kunstenaar Chillida te kunnen dragen. Frivoliteit is tijdens deze tentoonstelling niet gepast. De meeste mensen kennen wel een of meer schilderijen van Miro, die vlakken vol van vermicelli-achtige diertjes en wezentjes, die aan gemanipuleerde schoothondjes doen denken. Er is zelfs een schilderij door hem gemaakt naar een Jan Steen, waar in een opgewekt zinnebeeld van amoureuze opwinding de hoofdtoon vertolkt. Miro kan net zo gemakkelijk tekenen als Eugène, hij hoefde het niet te bevechten. 

 

 

para guigette et aimé 1961Niets van dat alles bij Chillida: al spoedig verdwijnt elke figuratie uit zijn werk. Achteraf gezien is de tekening van de torso een typische beeldhouwerstekening: niet de illusie van godengelijke schoonheid telt, maar de vraag hoe een lichaam eigenlijk in elkaar zit en zich in de ruimte openbaart. Tekenen bij Chillida is niet doen, maar denken op papier.

 

1000 Resterende tekens