een oude belofte
Ooit voorgenomen: schrijf nooit over kunstwerken die niet goed zijn. Het helpt niemand en is daarom misbruik van energie. Bovendien is het voor niemand prettig om negatieve kritiek te lezen (betweter!). Het is beter de beschikbare, weinige tijd te wijden aan echte kunst.
Dit dogma blijkt nu niet vol te houden, want zoals elk dogma, is het een beperking van het denken. Daarom alleen al in tegenspraak met schrijven, dat immers een vrije vorm van denken is.
Voorzichtig dus afwijken van de oude belofte, om eerlijk te zijn, omdat het niet anders kan. Het werk Metaphoric Indigo van Claudy Jongstra is niet zomaar slecht, of goed. Het is niet eenduidig en het wringt. Het ondervraagt en is niet duidelijk. Het wekt afkeer maar er zijn ook kwaliteiten. Hoe diep moet een mens in zichzelf peuren voor hij de strijd opgeeft, voordat hij besluit de pen neer te leggen en het denkwerk te stoppen?
Denkwerk? Achteraf, thuis, ja. Bij het kijken naar de vele foto’s. Puzzelen in taal, zoeken naar toepasselijke woorden, erkennen dat de woordenschat te klein is. ‘Streng’ als begrip onderzoeken en beproeven. Argumenten verzamelen om het werk te lijf te gaan. Vasthouden dat kijken eerst komt voordat zoeken naar achtergrondkennis begint. Weten dat kijken voelen is, woordeloos ervaren.
Toen, bij het kijken, daar in het museum, was er een vaag besef, een ontevredenheid die me wrevelig door de zaal heen en weer liet lopen. Een onaangenaam weten van de esthetiek van het werk, laten we het benoemen, de uiterlijke schoonheid. Mooi is het zeker, ook al kun je niet benoemen wat mooi is, welgevallig, aangenaam, behagend.
Kant: het werk behaagt belangeloos. Door de kwaliteiten van het werk zelf, niet door de functie. Het behaagt niet alleen mij, maar velen met mij. Dit behagen is niet in woorden te vangen, er zijn (nog) geen woorden voor, het is puur gevoel. Daarom lijkt het werk doelmatig en juist: alles aan het werk is precies goed, er is niets teveel of te weinig, alles zit precies op de goede plek, het materiaal is juist gekozen. Het is ... mooi.
Mooi staat in een kwaad daglicht. Alsof schoonheid niet eerlijk is maar alleen op effect belust. Als schone schijn die de waarheid verhult. Alsof schoonheid vals is in plaats van waarachtig. Omdat zij ondemocratisch is, oneerlijk verdeeld over de mensen en de dingen. Terwijl het in de filosofische esthetica, en voor velen daarbuiten, geldt als het enige werkelijke kenmerk voor beeldende kunst. Voor hen kan beeldende kunst niet lelijk zijn, zelfs in de meest trieste en sombere voorstelling valt schoonheid waar te nemen. Schoonheid stond lange eeuwen gelijk aan kwaliteit, een eigenschap die we konden koesteren.
Dus als Metaphoric Indigo mooi is, wat kan er dan mis mee zijn? Waarom wringt het?
Kant geeft echter niet een definitie van kunst, maar van decoratie. Want de schoonheid kan kloppen, maar wat is de betekenis van het werk? Heeft het wel betekenis? En mag een mooi kunstwerk zonder betekenis wel kunst heten?