Ruimte is geen ding, en toch, juist door de gegeven verwevenheid van de dingen, schept ruimte ruimte, en laat zichzelf bijna zien als een ding. Ruimte laat een levenskracht [vitality] zien die gevoeld kan worden. Meestal gaan we aan deze levengevende kracht [enlivening power] voorbij, omdat we geneigd zijn alleen aandacht te schenken aan de plek van de dingen die we gebruiken. We ontkennen het volle wezen van de ruimte en zien ruimte vooral als een middel. We kennen ruimte, omdat we dingen waarnemen en begrijpen door hun verwevenheid, maar omwille van de verdovende praktijk van alledag, zijn we niet in staat ruimte te voelen, de kracht van deze verwevenheid. ( MARTIN, F. D. (1981) Sculpture and enlivened space : aesthetics and history. University Press of Kentucky, p. 86)
Mijn vertaling is misschien niet helemaal adequaat, maar het is ook verduiveld lastige materie, die ruimte, als het al materie is. Zijn woord ‘verwevenheid’ [interrelationships] kan ik bij Chillidas ‘Modulations’ toepassen, omdat ik de verstrengeling van de vormen zie, maar om nou te zeggen dat ik door het beeld de ruimte voel, is een tweede. Zou ik het juiste ‘gevoel’ voor de ruimte niet hebben? Of zou hij met ‘enlivening’ en ‘feel’ iets anders bedoelen dan ik begrijp? Ik weet het niet, en ondanks dat ik het hele boek goed gelezen heb en erg sympathiek vindt, huiver ik om het woord ruimte te gebruiken als iets dat ik kan voelen en dat door de beelden in beweging wordt gezet. Voor je het weet sla je aan het zweven. Misschien is het alleen maar een kwestie van taal en woorden: hoeveel kunstenaarsgesprekken heb ik intussen niet gevoerd waarin het begrip ‘energie’ veelvuldig opdook. Is ‘enlivened space’ energie? (Wordt vervolgd)