Succes dus, vooral als je het aantal mensen zag dat met grote ingepakte pakketten onder de arm het terrein verliet: er werd goed verkocht. En vooral van belang: er is dus behoefte aan beeldende kunst - nog steeds, of misschien wel meer dan ooit. Ga maar na, de kunstbeurzen die we het afgelopen jaar bezochten in Amsterdam (Art Fair en Pan), Rotterdam (Art Fair) en Utrecht (Art Fair) waren allemaal druk bezocht. Niet alleen door koopjesjagers, niet alleen door rijke rechtse elite, niet alleen door arme linkse intellectuele elite, maar door vele vogels van allerlei pluimage. Dat maakt de beurzen natuurlijk ook geweldig interessant: je komt er voor de kunst, maar zeker ook om naar de kunstliefhebbers te kijken.
Wat zijn dat voor mensen, hoe zien ze eruit, kun je aan de buitenkant zien of iemand van kunst houdt? Wat een onzinvraag eigenlijk: is er iemand die niet van kunst houdt? Iemand die zijn hele leven slijt op kratjes en kistjes van de groenteveiling, op een lege vloer, tegenover een kale muur, zonder gordijnen aan de wand, met alleen maar een breedbeeld tv-scherm voor zijn neus? Nooit gekozen voor een kleur, nooit gekozen voor een vorm? Opgegroeid dankzij de moederlijke zorgen van een wolvin, die geen woord Shakespeare kent, zelfs niet: ‘to be or not to be...’ Kortom, iemand die buiten de cultuur staat?
Nee, iedereen die er was deelde zichzelf mee door kleding, kapsel, houding, concentratie, humeur en noem maar op. Dat is cultuur dus: samen deelgenoot zijn aan elkaar, samen deel hebben aan wat anderen ons bereiden. En daarom ga je naar die beurzen: om samen te zijn, te genieten en te beleven. Het was er nog drukker dan in De Bijenkorf.