En ik zou me de volgende dag prompt laten opsluiten met de voorganger van dat beeld van een jaar eerder, Modulation of Space, uit de Tate collectie in Londen.
En omdat ik daar dan toch ben, zou ik een sculptuur mee naar binnen smokkelen van Anthony Caro, een van zijn ‘table pieces’, om te laten resoneren met de Modulation, omdat er nu eenmaal iets van de ene meester meeklinkt in het werk van de andere, sinds ik jaren geleden hun gesprek met elkaar heb gelezen onder de titel ‘Sculptors Talking’. Mooie, mooie woorden vielen daar.
Maar voorlopig moet ik het waarschijnlijk doen met de foto’s die ik gemaakt heb, dit weekend nog in Duisburg, en een paar jaar geleden in Londen. Daarbij zal ik mijn geheugen inzetten met zijn onmiskenbare neiging tot nostalgie in de oude zin van het woord: de pijn iets belangrijks te zijn kwijtgeraakt, de pijn die lijkt op heimwee.
En daar dan, in die cel, samen met het ene en het andere beeld, zou ik me grondig en ongeremd overgeven aan mijn romantiek. Die diepe, zachte, licht schrijnende kwelling dat de tijd mij dit heerlijk samenzijn weer zal ontnemen om mij daarna weer terug te werpen in mijn nostalgie. Oh, was ik maar net zo onvergankelijk als deze beelden.
Alleen al daarom, om de tijd een hak te zetten en me zo lang mogelijk te laven aan de eeuwigheid, moet ik intensief opgaan in dit beeld.
(wordt vervolgd)