Het woord ‘zangerstribune’ leen ik van August Vermeylen, die midden vorige eeuw een mooie vergelijking uitschreef tussen de twee zangersgroepen van de Renaissancebeeldhouwers Luca della Robia en Donatello. Adriaan Rees kent ze zeker en daarom noem ik zijn groep ReesAissance. Ik laat hieronder de plaatjes voor zich zelf spreken en voeg er de vergelijking van Vermeylen aan toe, de auteur die niet spreekt, maar lof zingt.
Luca della Robia 'Cantoria' 1431-1438 |
Donatello 'Cantoria' |
Della Robia: 'ingetogen' | Donatello: 'dartelend' |
De preekstoel buiten aan de kerk te Prato bij Florence aangebracht (1433-1438) en de zangerstribune voor de kathedraal te Florence, thans in het Museo Dell' Opera (1433-1439) (afb. 201), zijn één gedartel van huppelende bengels. De uitvoering
mag, vooral te Prato, grotendeels aan hulpgezellen toevertrouwd geweest zijn, de opvatting is van Donatello. Men bedenke, dat van op den preekstoel te Prato ieder jaar een hoogst vereerde relikwie, de gordel van de H. Maagd, den volke vertoond
werd: is het dan niet merkwaardig, dat ge in het werk van Donatello geen spoor van religieuze gedachte vindt, alleen vurige, heidense kunst, die zich op de zangerstribune te Florence nog uitbreidt en in uitgelatener blijdschap jubelt? Vergelijk de zangerstribune van Luca della Robbia met voorstelling van zang en dans, maar ingetogen, vroom, de zangers zijn aandachtige koorknapen, en daarboven ontrolt zich een psalm-tekst, waarvan de groepen een letterlijke vertolking zijn. Bij Donatello davert en straalt, achter goudglimmende mozaïekzuiltjes door, op een grond met gouden mozaïekstippelingen bezet, een baldadige rei van struise kereltjes, zo onstuimig dat hij haast een gevecht lijkt, in bacchische vervoering. Geen namaak van lieftallige Alexandrijnse amor's zijn deze, veeleer Florentijnse jongetjes, halfbloot onder hun verscheurd hemdje, zoals men ze in zuidelijker streek nog op straat ziet ravotten, - maar hier verheven tot een verheerlijking van jonge dierlijke vreugd in al haar overmoedige dartelheid: de zonen van Moeder Aarde hebben den wilden reuk van de naakte natuur, zij zijn bezeten door een geweldiger kracht dan kinderlichaampjes. De fries, in al haar warrelend gewoel van 't een eind naar 't ander toch rythmisch saamgehouden, wordt de zonnige hymne van de eeuwig stromende beweging, van het zichzelf steeds hernieuwende leven”.
(August Vermeylen, Verzameld werk. Deel 5, p 361-362 Uitgeversmaatschappij A. Manteau, Brussel 1951)
Adriaan Rees rode, zwarte en witte 'zangers', in plaats van in een |
||
Zondag 26 juni is de laatste dag van de tentoonstelling Zoekende Reiziger. De uittocht vindt op bijzondere wijze plaats in de voormalige Synagoge, IJsselkade 33 Voor de echte liefhebber is er een goede sigaar en u gaat niet met lege handen naar huis. Laatste kans, want ik moet weer verder…… |