Het kunstwerk kreeg een bijnaam in Amsterdam: ‘knakenpaal’, omdat het beeld zo dicht naast het bankgebouw aan een stapel munten doet denken. Toen de gulden nog onze nationale munt was, - in de tijd dat het monument werd opgericht - had de munt van twee en een halve gulden, de rijksdaalder, een bijnaam: ‘knaak’.
Eigenlijk is het woord ‘Knakenpaal’ dus een titel. Samengesteld uit de rubriek ‘geld’ en de rubriek ‘Palen’. Het is ook wel een beetje een omschrijving, omdat het andere rubrieken, zoals de rubriek ‘papiergeld’ uitsluit. Papiergeld is één rubriek, samengesteld uit de twee woorden papier en geld. Over dat woord ‘knakenpaal’ kan men vast wel een uitgebreid taalkundig essay schrijven. Over de samenstelling van de twee woorden en waarom dat doet denken aan de doorzichtige kunststof buizen met een slotje, waarin destijds werd gespaard. Over het feit dat het woord ‘knakenpaal’ niet eerder bestond, maar pas begon te leven toen het monument eenmaal was geplaatst.
Waarom lijkt een monument voor de encyclopedist Winkler Prins op een stapel munten? Uit de bijnaam spreekt twijfel over het kunstgehalte van het beeld. Wie zou(den) het verzonnen hebben? Het antwoord ligt verborgen in de volksmond.
Natuurlijk moet ik glimlachen bij het woord knakenpaal en de associaties zijn me duidelijk, maar het woord zelf laat veel, zo niet bijna alles, van het kunstwerk buiten beschouwing. Het is een aardige bijnaam, meer niet. Je moet het beeld hebben gezien, het plantsoen kennen en je bewust zijn van het nabijgelegen bankgebouw, om het te kunnen begrijpen.
Ook de officiële titel, “monument voor...”, zegt helemaal niets over het kunstwerk zelf.
Als ik straks beter ga kijken zal ik zien dat de zuil helemaal niet op een stapel knaken lijkt en dat de sculptuur het begrip ‘monument’ van een nieuwe inhoud voorziet.
Ik zoek woorden die het kunstwerk beschouwen, er betekenis aan geven en dan ook nog op zo’n manier, dat anderen kunnen begrijpen, door wat voor gekleurde bril ik naar het werk kijk. Dat zijn woorden die iets zeggen over het kunstwerk als ding, en over mij als beschouwer.
Als ik zeg: “ik vind het monument voor Winkler-Prins van André Volten een mooi monument”, geef ik hooguit iets van mijn persoonlijke smaak prijs.
Als ik zeg: “ik vind het monument voor Winkler-Prins van André Volten een mooie zuil” zeg ik al iets meer: Ik benoem naast mijn voorkeur de uiterlijke vorm van het kunstwerk, hoewel nogal oppervlakkig.
Als ik zeg: “het monument voor Winkler-Prins van André Volten lijkt op een stapel rijksdaalders” kom ik iets dichter bij, maar raak verder af van de werkelijke vorm.
In alle gevallen zou de vraag van mijn toehoorder kunnen luiden: “Oh ja, en hoe ziet het er dan precies uit?” Want zolang de toehoorder niet op de hoogte is met het werkelijke kunstwerk, kan hij met mijn uitspraken bitter weinig uitrichten.
Hetzelfde geldt trouwens ook voor, terwijl ik het kunstwerk wel in het echt zie. Zolang ik niet verder kom dan ‘mooi’ of ‘zuil’, zal het ding weinig voor mij betekenen. De vraag is of beter kijken naar de vorm antwoord kan geven op de vragen die in mij opkomen: ‘wat vind ik van dit beeld, wat vind ik van dit beeld op deze plek, waarom staat het hier, wat betekent het?’ Meestal is dat de eerste stap die zich voordoet: de vraag waarom je bij het kunstwerk stil zou blijven staan.
Eerst maar eens met de vorm aan de slag. Daarna kan ik verschillende wegen bewandelen: ik kan op zoek gaan naar Winkler-Prins en uitzoeken waarom hij dit monument verdient, ik kan op zoek gaan naar André Volten en uitzoeken of hij nog meer van dit soort monumenten maakte. In allebei die zoektochten heb ik waarschijnlijk pas zin, als ik geïnteresseerd ben geraakt in het monument.
(wordt vervolgd)
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties