Sleutelwerk:
"Straßenbahnhaltestelle / Tramstop / Fermata del Tram, 1961-1976, A Monument to the Future" Jeseph Beuys (1921-1986)
I. Inleiding
Welkom bij Mandarte, Meer Zien in Moderne Kunst
100 jaar geleden werd Joseph Beuys geboren. In Kröller-Müller bewaren ze een verzameling bij elkaar horende, losse elementen, die ze kochten van hem. Als we het geheel bestuderen blijkt het heel veel betekenissen te dragen, die reiken over de kortstondigheid heen van het moment waarop het werk ontstond.
Laten we gaan kijken.
II. Dia’s
1. Ontmoeting: Eerste indruk
Een verzameling vreemde voorwerpen die je niet zomaar kunt thuisbrengen. Ze liggen op de grond, koud op de stenen vloer. Een stuk van een rail, vier vaten, een lange, zeskantige balk met een kop erop, een hoekijzer en een stapel stangen.
2. Onderwerp
Twee foto’s van het museum Kröller-Müller waar ik de installatie zag. In de oude catalogus staat er keurig bij wat het allemaal is. Bovendien, staat er, heet het werk Tramhalte en het is gemaakt door de kunstenaar Joseph Beuys in 1976.
3. Tramhalte
Ondanks de titel ‘Tramhalte’ lijkt er niets op een tramhalte, niet op een oude en niet op een moderne. Dat is behoorlijk vervelend. Wat is het en waarom heet het zo?
4. Kop en kanon
Misschien moet ik beter kijken. Misschien geeft de kop antwoord op mijn vragen. Want een mensenhoofd heeft altijd wel iets te betekenen. Het is geen vrolijk hoofd. Het gezicht lijkt door pijn of verdriet verwrongen. De opengesperde mond is ronduit monsterlijk. De nek komt uit het einde van de buis, die een kanonsloop blijkt te zijn. Deze loop komt op zijn beurt uit de bek van een reptiel tevoorschijn. Het reptiel ontstaat naadloos uit de mond van een ouderwetse kanonsloop. De vaten en de kanonloop hebben duidelijk gietnaden, ze zijn dus replica’s van echt bestaande voorwerpen. Ik word nog niet veel wijzer.
5. Monument
Om een lang verhaal kort te maken: het gaat helemaal niet om een tramhalte. Het gaat om een monument in Kleve, dat lang geleden vlak bij een tramhalte stond opgesteld.
6. Cupido en kanon
In 1973 werd het monument naast de tramhalte gerestaureerd en het kreeg een nieuwe plek. Het was voorheen een cupidomonument, zo genoemd omdat het liefdesgodje met zijn pijl en boog er helemaal bovenop stond. Bij de reconstructie werd ook duidelijk waar hij bovenop stond. Op de loop van een ouderwets kanon, met een ronde kogel erop en een paar kruitvaten aan de voet ervan. De boodschap was duidelijk: wapens moeten worden omgesmeed tot kunstwerken en liefde zal de oorlog overwinnen. Dat was nog eens een mooie mythe, die iedereen wel graag wilde geloven.
7. Bij de trambaan
Het beeld verwijst naar een persoonlijke herinnering van Joseph Beuys aan zijn jeugd. Het monument stond bij de tramhalte waar hij vaak opstapte, als hij naar zijn oom ging. Op deze foto krijg je een indruk hoe het er in 1954 uitzag. Het was verwaarloosd, kapotgegaan in de wereldoorlog en niet echt als monument meer te herkennen. De tramhalte had een bijnaam gekregen ‘am eisernen man’. De ijzeren man was een beeldhouwwerk dat ergens anders in het park stond en met dit cupido beeld werd verward. Zo ver waren de monumenten uit het Duitse geheugen weggezakt.
8. Geschiedenis
Het verhaal brengt ons bij Johan Maurits, inderdaad de opdrachtgever van het Mauritshuis in Den Haag. Niet de stadhouder zelf, maar wel diens petekind. Een culturele vorst die de 17e eeuwse moderniteit van de Hollanders invoerde in zijn hertogdom Kleef. Van hem stammen de zogenaamde Kleefse tuinen, met de echte ijzeren man en andere sculpturen, die in zijn tijd het einde vierden van het oorlog voeren. De tuinen bestaan nog steeds en herbergen nu beroemde sculpturen uit onze eigen tijd, zoals die van Giuseppe Penone en Stephan Balkenhol.
9. Biënnale 1976
Joseph Beuys rakelde de geschiedenis van het cupidomonument en de ijzeren man op. Hij paste de sculptuur aan. Cupido verving hij door een man, boven op de kanonsloop. De kogel waarop Cupido stond komt uit de bek van een reptiel. Vroeger heette zo’n kanon in Duitsland een ‘Feldschlange’. Beuys maakte nieuwe gietingen van de loop en de kruitvaten en voegde er een hoekijzer, een rail en een stapel boorstangen aan toe. Toen stelde hij de verzameling op in het Duitse Paviljoen op de Biënnale in Venetië van 1976.
Het paviljoen lag er sinds 1972 volkomen verwaarloosd bij. Dat liet Beuys met opzet niet opknappen. De verzameling, voor de mensen in die tijd een totempaal met verwijzingen naar oorlogsgeweld, en vooral de opstelling in het afgetakelde paviljoen, sloeg in als een bom, zowel in Duitsland als in de andere deelnemende landen. Maar er bleek nog veel meer achter te zitten dan dat. En het zijn natuurlijk vooral de Duitsers zelf, met hun diepe mystieke en filosofische traditie, die op al die betekenissen stuitten.
10. Plaats en tijd
Op de linker foto is het hoekijzer te zien, dat op de foto van het Kröller-Müller naast het beeld ligt. Het steekt in Venetië uit een 25 meter diep gat omhoog. Althans, dat wil Beuys ons doen geloven. In dat gat hing de boorstang van de losse ijzeren stangen die met bouten aan elkaar verbonden waren. De boorstang zou reiken tot de bodem van de lagune. Naast het monument ligt het materiaal dat tijdens het boren van het gat naar boven kwam, samen met het puin dat omhoogkwam voor het fundament van het beeld. Op de rechterfoto is de rail te zien, die Beuys in de vloer van het paviljoen had verzonken.
III. Wat kan dat betekenen?
11. Het hoofd: Cloots
Ik begin maar weer met het hoofd. Van 1961 tot 1972 was Beuys docent aan de kunstacademie in Düsseldorf. Een van zijn studenten maakte daar een kop uit klei die Beuys meenam naar zijn atelier, of, zoals de studente in kwestie later beweerde, ontvreemdde. De oorspronkelijke kop had een gesloten mond. Beuys opende die mond, zodat de kop een schreeuw lijkt uit te drukken. Naar Beuys' eigen zeggen was die schreeuw de schreeuw van Anacharsis Cloots. Deze Cloots was een edelman. Hij werd in 1755 geboren op het slot Gnadenthal, vlakbij Kleef. Op jonge leeftijd vertrok hij naar Parijs en speelde tijdens de Franse Revolutie een uiterst radicale rol. Cloots wierp zich op als 'l'orateur du genre humain', de spreker en voorvechter van de mensheid, en als persoonlijke vijand van God en Jezus Christus. Hij pleitte voor een universele strijd tegen godsdiensten en despoten en de verdeling van de wereld in gelijkberechtigde departementen. Cloots radicale optreden bezorgde hem nogal wat vijanden, waaronder Robespierre, en in 1794 stierf Anacharsis Cloots uiteindelijk in Parijs onder de revolutionaire guillotine. Met Cloots voelde Beuys naar eigen zeggen een sterke verwantschap.
12. Opgebaard
Van Beuys mocht het monument nooit meer rechtop gezet worden. Het moest worden afgelegd. Daarmee vestigt hij de aandacht op een aantal betekenissen die er in 1976 echt waren, die nu herinnering geworden zijn. Het originele monument ging naar Kröller Müller. Er werd nog een tweede gieting gemaakt. Die kwam uiteindelijk terecht in Berlijn, in de collectie van de Hamburger Bahnhof.
13. Mummie
In deze steriele ‘aflegging’ zoals Beuys het noemde, ligt het monument erbij als een mummie. De samenhang van tijd en plaats, die gold in Kleve en opnieuw letterlijk werd verankerd met de boorstangen in Venetië, is voorgoed opgeheven. Het is een zwerfmonument geworden.
14. Functies
Wat rest is de beleving van het materiaal, het vermoeden dat dit materiaal rekwisieten zijn uit een verhaal, uit het verleden. De verwantschap met de mummies uit Egypte ligt voor de hand. En de functie van het beeld is voorgoed veranderd. De tweede wereldoorlog lag nog vers in het geheugen en deze enscenering bood de mogelijkheid, ook en vooral in Duitsland, om het onderwerp wereldoorlog ter sprake te brengen. De betekenissen uit 1976 zijn nog maar ten dele actueel in onze samenleving en de installatie is bijgezet in het museum.
IV. Belang
15. Materiaal = betekenis
De materialen roepen gevoelens op over ons bestaan, zonder dat wij meteen de inhoud kennen of de betekenis die de kunstenaars bedoeld heeft. Of zijn ze zo universeel dat de kunstenaar weet wat voor gevoel en betekenis ze bij ons oproepen? Voor Beuys was materiaal het doorslaggevende element in alle kunst: het bevestigt ons bestaan op deze wereld en verbindt ons met de dingen. De ervaring die het materiaal oproept kan niet door woorden worden vervangen maar brengt zijn eigen waarden voor ons mee. Dat leren we al in onze jeugd, bijvoorbeeld als we staan te wachten op de tram. Het blijft ons heel ons leven bij.
V. Nawoord
Joseph Beuys maakte met zijn monument de tweede wereldoorlog bespreekbaar voor zijn eigen generatie in Duitsland en generaties na hem. Hij voegde tal van betekenissen toe: het belang van ervaringen in je jeugd, de zinloosheid van de oorlog, de mythe van de liefde, de religieuze betekenis van de totem, het belang van de tijd waarin een kunstwerk ontstaat, de opvatting dat het kunstwerk niet is opgedragen aan god, keizer of admiraal, maar voortkomt uit het eigen, persoonlijke beleven. Van dat alles is het materiaal de drager.
VI. Bronnen
1) J.L. Locher „Tramhalte“ van Joseph Beuys
In Akt. 26 April 1985, 9e jaargang, nr.1 Kunsthistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen.
2) Joseph Beuys – "Straßenbahnhaltestelle" Schnütgenmuseum
Das zentrale Werk der Ausstellung im Schnütgen-Museum hat Joseph Beuys 1976 für den deutschen Pavillon der Biennale in Venedig geschaffen. Die Arbeit enthält Elemente aus seiner Lebensgeschichte. Der volle Titel lautet:
Im Mittelschiff der Cäcilienkirche liegt eine 8,60 m lange, rostige, leicht nach oben gebogene Straßenbahnschiene auf ihrer ehemals blanken Lauffläche. Nichts kann sich mehr auf ihr bewegen. Daneben liegen hintereinander vier grobe, eimerartige Formen, parallel dazu ein langes Kanonenrohr. In seinem unteren Teil ragen seitlich kurze stummelartige Fortsätze hervor. Damit wurde die Kanone in ihrem Laufgestell, der Lafette, gehalten. Das Ende des Kanonenrohrs scheint aus dem Maul eines Ungeheuers mit riesigen gebleckten Zähnen herauszuwachsen. Im Ende der Röhre steckt ein Menschenkopf. Der Gesichtsausdruck mit dem geöffneten Mund ist leidend und starr. Das Kanonenrohr und der Kopf zeigen die gleichen Gußnähte wie die vier Eimer. Sie sind Abformungen von anderen Gegenständen, in Eisen nachgegossen. Ein Winkeleisen liegt vor dem Kopf, und daneben eine größere Zahl von Stangen, die sich mit Nieten zu einem langen Stab verbinden lassen.
Erinnerung an ein Denkmal für den Frieden aus einer fernen Zeit
Beuys hat als Kind oft an einer Straßenbahnhaltestelle in Kleve gewartet, neben der ein seltsames, halb verfallenes Denkmal stand. Es hatte den Namen "Zum eisernen Mann". Erst als Erwachsener wußte der Künstler, daß der klevische Statthalter Prinz Johann Mauritz von Nassau um 1660 am Ende eines achtzigjährigen Krieges an wichtigen Straßenkreuzungen seiner Residenzstadt Kleve "Denkmäler des süßen Friedens" errichten ließ. Sie bestanden aus Waffen, Munitionstöpfen und Kanonenkugeln.
Auf dem Kanonenrohr vom "Eisernen Mann" stand ursprünglich eine Figur des Gottes Amor. Er trug eine Rüstung und Pfeil und Bogen, um zu zeigen, daß Liebe den Krieg überwinden kann, und daß Frieden verteidigt werden muß.
Erinnerung an eine wesentliche Kindheitserfahrung
Als Kind wußte Beuys wenig über die Geschichte dieses Ortes. Aber er war beeindruckt von den riesigen blanken Straßenbahnschienen, auf denen funkensprühend die schweren Wagen fuhren, und dem 'alten Eisen' des verfallenen Denkmals mit dem rätselhaften Namen. Er sah die Unbeweglichkeit des rostenden Materials hier und die Bewegungsmöglichkeit auf den Schienen mit Hilfe der Technik da.
Beuys hat selbst über die "Straßenbahnhaltestelle" gesagt:
"lch habe erlebt, an dieser Stelle, als ganz kleines Kind, daß man mit Material etwas Ungeheures ausdrücken kann, was für die Welt ganz entscheidend ist, so hab ich's erlebt. Oder sagen wir, daß die ganze Welt abhängt von der Konstellation des Wo-eine-Sache-steht, des Ortes, geographisch, und des Wie-die-Sachen-zueinanderstehen, ganz einfach.."
Joseph Beuys
"Straßenbahnhaltestelle / Tramstop / fermata del Tram, 1961-1976, A Monument to the Future" im deutschen Pavillon in Venedig, Biennale 1976
an einem fernen Ort
In Venedig hat Beuys 1976 seiner eigenen Erinnerung ein Denkmal gesetzt. Neben dem Abguß der Kanone und den Munitionstöpfen aus Kleve lag die blanke, gebogene Straßenbahnschiene. Ihre Enden waren in den Boden eingelassen, als käme sie aus der Tiefe und setzte sich unterirdisch fort, wie eine Verbindung zwischen dem Ort der Ausstellung und dem Ort der Erinnerung. Dazu kam die Verbindung zum Wasserspiegel der Lagune durch ein 25 m tiefes Bohrloch, aus dem das Gestänge stammt. Daneben lag der Erdaushub für das Loch und für die Fundamentierung der Munitionseimer und der Kanone. Er enthielt die an dieser Stelle abgelagerten Trümmer des 1902 eingestürzten Campanile von San Marco. Der geheimnisvolle Kopf auf der Kanone war zur Türe des Raumes gerichtet. In Eisen, Erde und Wasser wurde die Verbindung von räumlich und zeitlich entfernten Gegenständen und Gedanken gegenwärtig.
Material und Form - Erinnerung, die zur Kunst wird
Ohne die damals gedachten Verbindungen liegen die Elemente nun nebeneinander. Sie erinnern an die Installation von 1976, so wie Reliquien durch ihre greifbare Gegenwart an bestimmte Personen oder Ereignisse erinnern. Die Schiene und die Munitionskessel können in dieser Lage nicht mehr benutzt werden. Das Bohrgestänge ist auseinandergenommen, das niedergelegte Kanonenrohr hat seinen Denkmalcharakter eingebüßt. Die Aufmerksamkeit konzentriert sich auf die Verbindung der Menschengestalt mit der Waffe, die zugleich ein Ungeheuer ist. Bilder von aufgebahrten Toten, vom Ausgeliefertsein an Vergänglichkeit und Gewalt werden wach.
"Die Arbeit wurde nur einmal aufgerichtet", hat Beuys gesagt, als er selbst bestimmte, wie ihre Bestandteile im Museum angeordnet werden sollten. Sein Werk macht sensibel für das Bewußtsein von Stoff und Substanz, von Passivität, Leiden und Aktion, für das Wesen von Raum und Zeit. Nach rückwärts und nach vorn gerichtete Erinnerungen und Gedanken bleiben im Material und in der Form dieses Kunstwerkes ständig real und gegenwärtig.
Hiltrud Westermann-Angerhausen
3) Schnütgenmuseum: (Nederlands)
Joseph Beuys - "Tramhalte"
Joseph Beuys creëerde het centrale werk van de tentoonstelling in het Schnütgen Museum in 1976 voor het Duitse paviljoen op de Biënnale van Venetië. Het werk bevat elementen uit zijn levensverhaal. De volledige titel is:
In het middenschip van de Cäcilienkirche ligt een 8,60 m lange, roestige, licht naar boven gebogen tramrail op zijn voorheen kale loopvlak. Niets kan er meer op rijden. Ernaast staan vier ruwe, emmerachtige vormen, parallel daaraan een lange kanonsloop. In het onderste deel steken korte stompachtige aanhangsels lateraal uit. Dit hield het kanon in zijn draaistel, het rijtuig. Uit het uiteinde van de kanonloop lijkt uit de mond een monster met enorme ontblote tanden te groeien. Aan het uiteinde van de buis zit een mensenhoofd. De uitdrukking op het gezicht met de open mond is pijnlijk en stijf. De loop en kop van het kanon vertonen dezelfde gietnaden als de vier emmers. Het zijn replica's van andere objecten, in ijzer gegoten. Voor de kop ligt een hoekijzer met daarnaast een groot aantal staven die met klinknagels kunnen worden verbonden tot een lange stang.
Herinnering aan een monument voor vrede uit een verre tijd
Als kind wachtte Beuys vaak bij een tramhalte in Kleef, waarnaast een vreemd, half verwoest monument stond. Het heette "To the Iron Man". Pas als volwassene wist de kunstenaar dat de gouverneur van Kleve, prins Johann Mauritz von Nassau, rond 1660 "Monumenten van de Zoete Vrede" liet bouwen aan het einde van een tachtigjarige oorlog op een belangrijk kruispunt in zijn koninklijke zetel, Kleve. Ze bestonden uit geweren, munitiepotten en kanonskogels.
Beuys zei zelf over de "tramhalte":
"Op dit punt, als heel klein kind, heb ik ervaren dat je materiaal kunt gebruiken om iets geweldigs uit te drukken, wat cruciaal is voor de wereld, zo heb ik het ervaren. Of laten we zeggen dat de hele wereld afhangt van de constellatie van de waar-een-ding-staat, van de plaats, geografisch, en de-hoe-dingen-staan-voor-elkaar, simpelweg .. "
4) Peter Nijenhuis
http://peternijenhuis.blogspot.com/2016/04/joseph-beuys-in-museum-kurhaus-kleve_20.html
De geschiedenis van de IJzeren man, der Eiserne mann, is een beetje ingewikkeld. In de zeventiende eeuw werd hier in Kleef een ontwikkelde en kunstminnende oranjetelg aangesteld als gouverneur: Johan Maurits van Nassau-Siegen. Om de vrede en het herstel van de stad en het omringende land te markeren, liet Johan Maurits het in overvloed aanwezige wapentuig omsmeden tot vredesmonumenten. Een daarvan staat hier in Kleef nog steeds op de Nassauer Allee. Het bestaat uit aan elkaar gesmede kanonslopen. In de loop van de tijd is het monument verplaatst, maar toen Beuys jong was en in Kleef woonde, was bij het monument een tramhalte. De jonge Beuys wachtte daar op de tram als hij naar zijn oom ging. Veel later, in de jaren zeventig, keerde Beuys terug naar Kleef en goot het monument af in gips, en later in brons, en gebruikte het afgietsel voor zijn installatie Straßenbahnhaltestelle, die zijn bijdrage was aan de Biënnale van Venetië van 1976. Aan de langste kanonsloop van de installatie voegde Beuys wel iets toe. Van 1961 tot 1972 was Beuys docent aan de kunstacademie in Düsseldorf. Een van zijn studenten maakte daar een kop uit klei die Beuys meenam naar zijn atelier, of, zoals de studente in kwestie later beweerde, ontvreemdde. De oorspronkelijke kop had een gesloten mond. Beuys opende die mond, zodat de kop een schreeuw lijkt uit te drukken. Naar Beuys' eigen zeggen was die schreeuw de schreeuw van Anacharsis Cloots. Deze Cloots was een edelman. Hij werd in 1755 geboren op het slot Gnadenthal, hier vlakbij Kleef. Op jonge leeftijd vertrok hij naar Parijs en speelde tijdens de Franse Revolutie een uiterst radicale rol. Cloots wierp zich op als 'l'orateur du genre humain', de spreker en voorvechter van de mensheid, en als persoonlijke vijand van God en Jezus Christus. Hij pleitte voor een universele strijd tegen godsdiensten en despoten en de verdeling van de wereld in gelijkberechtigde departementen. Cloots radicale optreden bezorgde hem nogal wat vijanden, waaronder Robespierre, en in 1794 stierf Anacharsis Cloots uiteindelijk in Parijs onder de revolutionaire guillotine. Met Cloots voelde Beuys naar eigen zeggen een sterke verwantschap. Hij gebruikte een afgietsel van het hoofd dat diens schreeuw tot uitdrukking bracht niet alleen voor de installatie in Venetië. Een afgietsel van het hoofd is, uitgestald in een vitrine, een onderdeel van het werk dat je eerder noemde, de Palazzo regale, dat voor het eerst werd tentoongesteld in Napels en zich nu in de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen in Düsseldorf bevindt. De kop is door Beuys en anderen aangeduid als de IJzeren man. Die naam werd ook gebruikt voor het monument bij de tramhalte en de tramhalte zelf, die door Klevenaren werden aangeduid met 'Am eisernen Mann'. Dat laatste is onderdeel van een historische spraakverwarring. De IJzeren man was oorspronkelijk een monument hier pal naast het museum in een park, eveneens in de zeventiende eeuw aangelegd door Johan Maurits van Nassau-Siegen om vrede en herstel te markeren. De oorspronkelijke IJzeren man was een mansfiguur op de loop van een kanon die weer op vijf kanonskogels rustte. De mansfiguur was samengesteld uit delen van een harnas en droeg een zwaard in de hand. Dat zwaard hief hij niet op. Hij liet het met de punt naar beneden rusten en dat had een reden. De IJzeren man, als representant van de oorlogvoerende god Mars, stond onderaan de helling, recht tegenover een beeld van Pallas Athene, de godin van wijsheid, kunst en vrede. Het beeld van Pallas Athene staat een stuk hoger en het verhaal hier in Kleef is, dat zolang Pallas Athene de IJzeren man recht in de ogen kijkt, hij zijn zwaard niet zal heffen en vrede zal heersen. Dat is niet altijd het geval geweest. Toen Franse troepen in 1794 Kleef bezetten, werd het monument vernietigd. Die vernietiging is pas in 2004 ongedaan gemaakt door de onthulling van een nieuwe IJzeren man. Die nieuwe ijzeren man is een beeld van Stephan Balkenhol. Het is een eigentijdse man, gekleed in een wit overhemd en een donkere broek, maar hij heeft nog wel een zwaard in de hand en hij staat recht tegenover Pallas Athene. Net als de vroegere IJzeren man laat de man van Balkenhol het zwaard met de punt naar beneden rusten.
5) Wikipedia
https://de.wikipedia.org/wiki/Stra%C3%9Fenbahnhaltestelle_(Rauminstallation)
6) De Groene
https://www.groene.nl/artikel/sleutelmoment
7) Dissertatie
Was nun mit der Zeit?Beuys Plädoyer für ein erweitertes ZeitbewusstseinINAUGURAL-DISSERTATIONzur Erlangung des akademischen Gradeseines Doktors der Philosophie (Dr. phil.)demFachbereich Germanistik und Kunstwissenschaftender Philipps-Universität Marburgvorgelegt vonSvenja Kriebelaus GummersbachKaiserslautern 2011Elektronische Publikation: Marburg 2016
Vom Fachbereich Germanistik und Kunstwissenschaften der Philipps-UniversitätMarburg als Dissertation angenommen am: 15.06.2011Tag der Disputation am: 22.09.2011Erstgutachter: Prof. Dr. Christa LichtensternZweitgutachter Prof. Dr. Heinz Heller
http://archiv.ub.uni-marburg.de/diss/z2016/0810/pdf/dskjb.pdf
Wie Beuys betont,könntenhier Kräfte gespürt und erfahren, also umfassend wahrgenommen werden,die keinesfallsin semantischenSätzen ihre treffendeWiedergabe fänden. Diesen besonderen Kräftennachzugehen,die im Betrachten seiner Werke eine Wirkung in Formvon Spüren, Fühlen und Empfinden entfalten kön-nen ist sein Ziel oder anders ausgedrückt: DerMöglichkeit einer anderen Wahrnehmung Raum zu geben, sie nicht mit rationalen Erklärungen zu verhindern.[…] Für seine Installation für die Venezianische Biennale hat Beuys das ge-samte Klever Monument abgießen lassen. Eine der wichtigsten Änderun-gen, die er im Verhältnis zum Original vornahm, ist die Ergänzung eines Kopfes, genauer eines deutlich sichtbar leidenden Kopfes. Auf die him-melwärts ausgerichtete Feldschlange, einem spätmittelalterlichen Kano-nentyp, setzt er an das Ende des Rohres einen Kopf. Neben diesem star-ken Bild, das Vernichtung und Ergebnis der Vernichtung in Form des Kop-fes zusammenzieht hat Beuys im Deutschen Pavillon einundzwanzig, je einen Meter lange,Bohrstangen im Boden links des Eingangs in einer Tie-fenbohrung versenkt. Neben dem Monument türmte sich nun der Aushub von Erde auf, der durch die Grabung und die Versenkung der Bohrstan-gen entstanden war. Eine Art Kurbel verwies auf die bis auf den Lagunen-463Im Katalog zum Deutschen Pavillion in Venedig, der erst kurz nach Beendigung der Ausstellung erschien, hat Caroline Tisdall ihren Text zur „Straßenbahnhaltestelle“ mit dem Titel „Monument for the future“ versehen, der anschließend oft als Untertitel geführt wird, siehe Kat. Beuys 2000, S. 61.464Eine detaillierte Beschreibung der historischen Zusammenhänge sowie ausführliche Deutung der Umsetzung von Beuys, siehe: Simone Scholten: ‚Ausgehen muss man ja von dem, was gegenwärtig ist’. Die ‚Straßenbahnhaltestelle’ zwischen Vergangenheit, Gegenwart und Zukunft, in: Kat. Beuys 2000, S. 26-67.
188grund reichende Öffnung. Parallel zur Wand schnitt eine einzelne Stra-ßenbahnschiene in den Boden. Nach Ablauf der Ausstellungszeit in Venedig verfügte Beuys, die Aufstel-lung dieses Ensembles mit der senkrecht in den Himmel ragenden Feld-schlangeniemals wieder in dieser, die Senkrechte betonenden Position, zeigen zu lassen. Die späteren Aufstellungen und Präsentationen der „Straßenbahnhaltestelle“ werden also stets mit einer liegenden Feld-schlange gezeigt, beispielsweise die erste Fassung im Kröller-Müller Mu-seumin Otterlo und die weitere Fassung der Sammlung Marx in Berlin im Hamburger Bahnhof, dem Museum für Gegenwart.Beuys betrieb in Venedig Erinnerungsarbeit. Die Straßenbahnhaltestelle kennzeichnet eine entscheidende Erfahrung seiner Kindheitund Jungend-zeit, die erselbstzu den wichtigen auslösenden Momenten zählt, die ihn Bildhauer haben werden lassen. Ausdrücklich betont er dabei auch die Wichtigkeit der Topographie des Denkmals.465So hat sich neben der ba-nal klingenden,aber tief greifenden Erkenntnis, dass „man mit Formen etwas machen kann“466, besonders der Ort eingeschrieben. Als Haltestelle ist sie nicht nur ein Ort der Bewegung, des Fortkommens, sondern auch des Wartens, ein im Benjaminschen Sinne „Ort des Zeitladens“ oder, mit Beuys gesprochen, ein Ort „des-sich-absinken-lassens.“467Dabei habe er die gravierende Erfahrung „von der Konstellation des Wo-eine-Sache-steht, des Ortes, geographisch und des Wie-die-Sachen-zueinander-stehen“ gemacht. Eine Art Initialzündung eines regelmäßig wiederkehren-den Zeitpunktes und Ortes, den er nun in Venedig, Jahrzehnte später wie-der aufgreift und an seine aktuelle Lebens-und Ausstellungssituation an-465„Ich kann sagen, dass mich der „Eiserne Mann“ mein ganzes Leben beschäftigt hat, seine Topographie hat mich außerordentlich stark berührt und wahrscheinlich zur Bild-hauerei gebracht“, Beuys im Mai 1976, zit. nach: Guido de Werd, Strassenbahnhaltestel-le. Tramstop –Fermata del Tram, Beuys (1984) in: Kat. Beuys 2000, S. 9 466Beuys im Interview mit Georg Jappe über Schlüsselerlebnisse (22.9.1976), in: Jappe 1996, S. 210 f. 467„... ich habe mich regelmäßig, wenn ich aus der Schule kam ... da hingesetzt und habe mich da, im heutigen Sprachgebrauch könnte man sagen, ganz absinken lassen, in dieses Gesehenwerden von den anderen Dingen.“ Jappe 1996, S. 210 f.
189bindet. In Venedig ist es die vertikale Achse, die die Idee fixiert468und so möchte man ergänzen, an diesen besonderen Ort ein Denkmal für ihre Entfaltung findet. Beuys arbeitete schon lange an der Idee, die Straßen-bahnhaltestelle in einer Arbeit umzusetzen, erst der deutsche Pavillon er-schien ihm als geeigneter, „idealer Raum“.469Und welcher Ort wäre bes-ser geeignet, einen Kontrapunkt zum unscheinbaren Anfang seiner Ent-wicklung zu setzten und den Ausgangspunkt damit umso stärker zu ge-wichten? Mit der Installation setzt Beuys seiner frühen und damals wohl eher erspürten Austarierung von Form, Ort und Platzierung als Ausgangs-punkt seiner künstlerischen Entwicklung ein Denkmal. Mit der Bohrung in die Tiefe betrieb er eine regelrechte Verankerung und darüber hinaus eine ideelle Verbindung von Kleve und Venedig.470Beide Orte sind besondere Wegmarken der persönlichen Entwicklung.471Ausgehend von einer kindli-chen Erfahrung, deren bewusster Wahrnehmung bis hin zu ihrerkünstleri-schenUmsetzung und zum Erfolg, kennzeichnet die Installation Stationen eine persönliche Bewusstwerdung grundsätzlicher Zusammenhänge,so-wie ihrerAuswirkungen auf einen individuellen Lebensweg. Die Bohrstan-gen, die in einer Kurbelwelle enden,sind das Bild für eine aktive,„tiefe“ Erinnerungsarbeit. Zudem besteht die Kurbelwelle aus zwei rechten Win-keln. Der rechte Winkel,im Œuvre Beuys’ein bekanntes Zeichen für das Denken, bezeichnet Analyse und Bewusstmachung seiner Vergangenheit, darüber hinaus symbolisiert die Kurbel mit dem Aushub an Erde auch einphysischesAbarbeiten.472Nicht zuletzt spiegelt die ideologiegeprägte Architektur des Pavillons einen Teil der Beuysschen Vergangenheit, die 468Beuys in: Tisdall Tramstop, 1975, 28, zit. nach: Scholten, in: Kat. Beuys 2000, S. 54.469„Als ich den Raum sah, da habe ich auch sofort gesehen, das ist der ideale Raum, um das zu verwirklichen, was ich immer machen wollte. So waren zum Beispiel Teile dieser Sache schon da, jahrelang fertig ... der Kopf, der ganze obere Teil der Rohre war längst fertig.“ Beuys [1978] im Interview mit Keto von Waberer: zit. nach: Kat. Beuys 2000, S. 31.470Caroline Tisdall, Tram Stop, 1976, S. 28, zit. nach: Kat. Beuys 2000, S. 54.471Rückblickend betont Beuys 1981 die Wichtigkeit des Ortes seiner Kindheit, Kleve: „Ich glaube, wenn alles anders verlaufen und nicht in Kleve passiert wäre, dann wäre ich gar nicht vorhanden.“ Beuys [1981] in: Adriani et al.1981, S.363. 472Vgl. Kat. Beuys 2000, S. 59.
8) Pieter de Nijs Salto mortale Over ‘verlossers’ in de beeldende kunst
Bzzlletin. Jaargang 31 (2001-2003)– [tijdschrift] Bzzlletin
https://www.dbnl.org/tekst/_bzz001200101_01/_bzz001200101_01_0054.php
9) Overige literatuur
H. Bastian (1980) Strassenbahnhaltestelle, Nationalgalerie, Berlijn
Henk Oosterling Gesamtkunstwerk
David Levi Strauss (1999) Between dog & wolf, Essays on Art and Politics, Autonomedia, Brooklyn, NY.