I. Vooraf
Welkom bij Mandarte, meer zien in moderne kunst.
In Maastricht ligt een park aan de zuidkant van de stad: het Aldenhof-park. Daar werden in 1920 bij wijze van dierentuin en als vermaak voor de mensen in de stad beren gehuisvest, in een kooi. Later wed de kooi omgebouwd tot ‘berenkuil’. Nu zijn de beren weg en is het de plek geworden voor een kunstwerk: een ‘halfautomatische troostmachine’.
Laten we gaan kijken.
II. Dia’s
1. Ontmoeting totaalshot Berenkuil – kooi
Wanneer je van de noordwest kant de berenkuil nadert is dit wat je ziet: een rond stalen hekwerk, om een diepe gracht heen. Uit die diepe gracht rijst, een rond plateau op, tot iets onder het maaiveld. Op het plateau ligt een giraffe met naast zich een vrouw die op de grond dicht bij hem zit. Haar linkerhand ligt op zijn nek, dicht bij zijn kop.
2. Onderwerp
In 1982 waren wij met ons gezin op vakantie in Maastricht en bezochten de berenkuil. Het was voor ons, net als voor alle generaties voor ons een dichtbij wonder, dat je zomaar, vlak voor je neus, kon kijken naar een echte beer. Ik wist toen niet dat deze beer Jo heette en dat hij, toen ik hem fotografeerde, de laatste beer was die er ooit zou wonen. Het werd de gemeente Maastricht inmiddels duidelijk dat zij niet goed omgingen met de beer en dat het niet meer van deze tijd was om beren te houden, laat staan zo erbarmelijk slecht te huisvesten. Jo verhuisde naar Ouwehands dierenpark.
En toen zat Maastricht met een berenkuil. Wat moest daar mee gebeuren? Er werd besloten dat er een kunstwerk moest komen. Er werd een competitie uitgeschreven. Het ontwerp van Michel Huisman werd de uiteindelijke winnaar.
3. Formaat en materiaal
Deze groothoekfoto geeft een indruk van de grootte van het werk. We zien de diepte van de kuil, de betonnen wanden, het metselwerk van de toren en het verwaarloosde groen op het plateau. Op de websites die ik onder mijn tekst vermeld, op www.mandarte.nl/mzmk, zijn tal van verhalen te lezen over de geschiedenis van de kooi, de beren, en het ontstaan van het kunstwerk. De stoere man op de foto is de kunstenaar Michel Huisman zelf.
4. Vorm en compositie
Op het plateau ligt over bijna de volle breedte een giraffe uitgestrekt. Hij is niet lang geleden overleden. Naast hem zit een vrouw met lange zwarte haren, een bleek gezicht, gekleed in een baljurk. Ze draagt ellenbooglange, zwarte handschoenen en aan haar voeten hoge hakken. Het is een onwaarschijnlijke ontmoeting.
De compositie is perfect dankzij de lange horizontaal van het giraffelijf en de drie korte verticalen van de buik van het dier, de half rechtop zittende vrouw en een hoorntje en oor op de kop van het dier. Het horizontale liggen verwijst naar de dood terwijl het rechtop zitten het leven benadrukt. Het zwarte, ronde hek is de achterwand van het decor.
Het is eigenlijk oneerbiedig om op deze plek van een memento mori over compositie te spreken. In dit theater speelt zich de grootste tragiek af van het leven, de troost bij een naderend einde.
5. Kleur
Van de achterkant gezien is het beeld zo mogelijk nog poëtischer. Het moet een mooie, jonge vrouw zijn, in de bloei van haar leven. Ze heeft zich extra mooi aangekleed voor een heel andere ontmoeting dan deze. Ze moet hier toevallig voorbij gekomen zijn. Het zwart van haar handschoenen en het haar, het rood van haar jurk, de oranje onderzijde van haar gehakte 0schoenen, zijn te sensueel voor dit moment en verhogen de dramatiek van het stervende, bruin met witte dier.
Overigens is er een traditie ontstaan, dat de vrouw elk jaar een nieuwe outfit krijgt, ontworpen door telkens een andere student van de modeacademie in Maastricht. Zij ziet er dus daarom ieder jaar anders uit. Deze foto dateert van begin april 2021.
6. Gebaar
Het gebaar is dit keer interactief. Een eindje buiten de kooi staat een draaiplateau, zoals vroeger in elke speeltuin werd aangetroffen. Op dit plateau staat één stoeltje. Je kunt erop gaan zitten terwijl iemand anders je rond duwt. Het draaien van het plateau brengt via een ondergrondse krukas de arm van de vrouw in beweging waardoor zij de giraffe daadwerkelijk streelt. Dit is het halfautomatische deel van de Troostmachine.
7. Figuren
In de gracht rond het plateau staat geen water, er zwemmen geen beren meer in de gracht. Nu staan er dieren opgesteld, die allemaal uitgestorven zijn volgens de teksten in het hekwerk. Als voorbeeld dit dier, volgens het bordje een Tasmaanse buidelwolf.
Het relaas over het uitsterven van de buidelwolf staat compleet op het tekstbordje, naar waarheid opgeschreven.
8. Giraf
Nadat hij de opdracht had verworven besloot Huisman in het ontwerp de centrale 'beer' 0te vervangen door een giraf. Hij deed dat (naar eigen zeggen) naar aanleiding van een droom waarin hij bezocht werd door de dode beer 'Jo'. “Die stelde voor, ook de anderen te gedenken en zijn vriend de giraffe in zijn plaats te leggen, die, naar zijn overtuiging een mooiere dood kon liggen. Jo vroeg met nadruk hier niet zelf te hoeven liggen, dit om persoonlijke redenen”. (Deze tekst is rechtstreeks overgenomen van de bij het kunstwerk geplaatste bordjes).
Ik snap best dat Jo, zelfs niet dood, en zelfs niet als beeld, terug wilde de Berenkuil in.
9. Liefde en Dood
Michel Huisman zegt zelf over het kunstwerk: "Het thema dat ik gekozen heb, is oeroud. Liefde en dood. Als de liefde niet zo mooi was, zou de dood niet zo zwaar zijn. Mijn kunstwerk gaat over het besef dat het eens voor ons allemaal ophoudt. Dat is ook de reden waarom we zo intens mogelijk leven."
10. Monument voor uitgestorven dieren, de monniksrob
De Caribische monniksrob is een van de uitgestorven dieren die Huisman heeft gemaakt van beschilderd brons. Hij ligt op de bodem van de droge gracht, rondom het midden plateau, tussen de verkleurde herfstblaadjes. Er waren twaalf uitgestorven dieren in de gracht te vinden, waaronder zelfs een Palestijnse kikker, van enkele centimeters groot.
Het is geen graf, ondanks het uiterlijk dat aan een tombe doet denken. Er liggen geen dode dieren begraven. Het is omdat het geen graf is, een monument, een monument voor uitgestorven dieren.
11. Berenbank
Toen de kunstenaar de centrale beer uit het ontwerp verving door een giraffe, ontstond er een politiek rel in de gemeenteraad. Om de gemoederen te sussen voegde Huismans als compromis Beer Jo toe, hier op het bankje. Een gouden greep, want zonder Jo was de relatie tussen de berenkuil, de giraffe en de uitgestorven dieren in de gracht moeilijk uit te leggen geweest.
Zo zit Jo, als vertegenwoordiger van alle Beren die ooit in de Maastrichtse kuil leefden, verderop op zijn eigen plekje, op zijn eigen bank. Hij laat zijn schouders moedeloos hangen, want het moet hem vreemd te moede zijn, om te zien dat zijn vriend de Giraffe zijn laatste levensuur beleeft in zijn eigen voormalige gevangenis.
12. Jo’s grafmonument tombe Napoleon
Stel dat Huisman beer Jo teruggezet had in de kooi, prominent op het centrale plateau. Of dat hij een echte tombe voor de beer had opgericht. Dan was de berenkuil nu niet meer dan een herinnering aan een overleden beer en een voorbij verleden. Het was dan een echt graf geworden. Een praalgraf zoals dat van Napoleon in Parijs, op een rond plateau onder een gouden hemelkoepel, waar omheen zijn civiele werken zijn uitgebeeld. In Maastricht is de Giraffe de verteller geworden met rond om zich heen een verhaal over uitstervende dieren. Op zijn bankje verderop wijst beer Jo ons op onze relatie met de natuur.
13. Betekenis
Een dode giraf en een uitdrukkingsloze dame in een kooi op een plateau tussen uitgestorven dieren. Een circuspiste waaruit het leven verdwijnt. Geen trucs, geen kunsten. Geen muziek. Geen donderpreek. Het tweetal op de koude betonnen vloer en de dieren in de kuil wekken mededogen. En het waarschuwt ons: wij mensen zijn nog wel in leven, maar de dieren om ons heen sterven al uit.
Er is troost voor de giraf, maar is er ook troost voor ons? De beeldengroep is zeer toepasselijk in de stad waar ooit de hoop werd gevestigd op Europese eenwording, de eenwording die nu voor de redding van de natuur en het behoud van de aarde 380 miljard heeft vrijgemaakt.
III. Nawoord
Een beeldengroep als een doodstil theater. Gevoel, Mededogen, Zorg om het leven worden er opgeroepen. Wij zijn getuige van het sterven van een dier. Het beeld van de vrouw wijst ons wat me moeten doen. Er zijn. Troosten.
IV. Bronnen
1. Wikipedia
https://nl.wikipedia.org/wiki/Halfautomatische_Troostmachine
De Halfautomatische Troostmachine is een kunstwerk in Maastricht, ontworpen in 1997 en gerealiseerd in 2001 door Michel Huisman. Het werk bestaat uit meerdere beelden en bevindt zich in en rondom de voormalige Berenkuil in het Aldenhofpark, een deel van het Stadspark Maastricht.
Achtergrond berenkuil
De Halfautomatische Troostmachine is er niet zonder slag of stoot gekomen. De berenkuil was een gevoelige locatie waar de Maastrichtenaren in hoge mate aan gehecht zijn, maar wel met gemengde gevoelens: er was ook veel publieke verontwaardiging om het vermeende dierenleed dat de beren ondergingen. Er werd door meerdere burgers en groeperingen opgeroepen om de beren naar een ander, diervriendelijker onderkomen te verplaatsen en de kuil af te breken. Nadat in 1993 de laatste bruine beer, Jo, werd overgebracht naar Ouwehands Dierenpark (waar hij drie jaar later overleed) stond de berenkuil leeg.[1]
Herbestemming berenkuil
In het Dagblad De Limburger werd een publieke oproep gedaan om een andere bestemming voor de kuil te bedenken. Tal van burgers reageerden met zeer uiteenlopende ideeën. Er werden voorstellen gedaan voor een trampoline, een berenmonument, een vogelkooi, een zwembassin met robben, een openlucht forum, een apenburcht, een bloementerp, een Japanse kersentuin, een tropische kas, een speeltuin, een zwembad, een kindertheater, een zandbak, een crossbaan voor fietsraces, een lunchroom, een dependance van de VVV of een informatiecentrum voor het IVN. Maar de algehele teneur was dat de nieuwe bestemming moest refereren aan het verblijf van de beren en de -ambivalente- betekenis die dat heeft gehad voor de stad. De winnende inzending was een voorstel om de rollen om te draaien door rondom de kuil bronzen beelden van beren te plaatsen en het publiek in de kuil te laten plaatsnemen.
Ideeën kunstwerk
In 1997 besloot de Maastrichtse gemeenteraad vier kunstenaars, Jean Henkes, Joost van den Toorn, Merijn Bolink en Michel Huisman te vragen een kunstwerk in de berenkuil te maken. In de opdracht stond dat het werk kindvriendelijk moest zijn, het moest herinneren aan de Maastrichtse beren, en het een relatie met de omgeving moest aangaan. Ter beoordeling van de ontwerpen werd een adviescommissie aangesteld. Het ontwerp van Huisman kwam als winnaar uit de bus. In juli 1997 nam het Maastrichte college van B&W het advies van de commissie over en besloot aan de Troostmachine het groene licht te geven, ondanks het dure ontwerp waarvoor aanvullende financiering nodig was.
Controverse
Omstreeks die tijd besloot Huisman in het ontwerp de centrale 'beer' figuur te vervangen door een giraf. Hij deed dat (naar eigen zeggen) naar aanleiding van een droom waarin hij bezocht werd door de dode beer 'Jo' die hem influisterde dat een dode beer geen goede representant is voor alle dode diersoorten en hem de suggestie deed de beer te vervangen door een giraf. Hierna brak in Maastricht een 'berenkuil controverse' uit. Burgers maar ook verschillende raadsleden, met name van het CDA en de VVD reageerden verontwaardigd op het aangepaste ontwerp. Het zou morbide zijn, kindonvriendelijk en het zou niets meer te maken hebben met beren. De discussie werd breed uitgemeten in de lokale media. "Het is toch geen giraffenkuil!" luidde een representatieve krantenkop. Er vond ook een afgeleide discussie plaats over inmenging van de politiek in de kunst.
Huisman verdedigde zijn ontwerp publiekelijk, in de raadszaal, middels een ingezonden brief in De Limburger en in de landelijke media; in het programma 'De Plantage' van Hanneke Groenteman. Hij overwoog de opdracht terug te geven maar besloot in een laatste poging de impasse te doorbreken door op eigen kosten toch een bronzen beer op een bankje aan zijn ontwerp toe te voegen. Uiteindelijk ging het college van B&W in juni 1999 overstag, nadat het had vastgesteld dat het ontwerp nu wel aan alle gestelde eisen van de opdracht voldeed.
Realisatie, vernieling en herstel
De Halfautomatische Troostmachine werd volgens het oorspronkelijke ontwerp van Huisman gerealiseerd (inclusief de later toegevoegde treurende beer) en in augustus 2001 voltooid. Het kunstwerk werd in de loop der jaren herhaaldelijk geteisterd door vandalisme. Enkele dierenbeelden in de kuil werden beschadigd en de jonge vrouw op het centrale plateau werd diverse malen van haar jurk beroofd. Het draaimolentje dat de hand van de aaiende vrouw in werking stelde, raakte al snel defect. In februari 2011 werden zes van de twaalf beelden van uitgestorven dieren gestolen, waarschijnlijk door bronsdieven. In 2014 werd bekend dat door een anonieme gift van 120.000 euro van een particulier het kunstwerk kan worden hersteld. De gemeente Maastricht stelde daarna een bedrag van 20.000 euro beschikbaar voor cameratoezicht en andere beveiligingsmaatregelen. De verwachting was dat het vernieuwde kunstwerk in 2016 klaar zou zijn, maar pas in 2018 werd het gerealiseerd.[2]
Beschrijving kunstwerk
Het beeld bestaat uit een mechanisch aangedreven centrale beeldengroep van een jonge vrouw die het hoofd van een dode, liggende giraf streelt. Het 'streelmechaniek' wordt aangedreven door een draaimolentje met een stoel, waarvan de beweging middels een ondergrondse krukas wordt overgebracht op de arm van de strelende vrouw. Ieder half jaar krijgt de vrouw door studenten van de modeafdeling van de Academie Beeldende Kunsten Maastricht een nieuwe jurk aangemeten.
In de droge gracht rondom het centrale plateau heeft Huisman twaalf kleinere bronzen beelden van uitgestorven diersoorten geplaatst: de lachuil, de blaauwbok, de Palestijnse kikker, de reuzenalk, de Quagga zebra, de Caribische monniksrob, de rozekopeend, de grote ivoorsnavel, de trekduif, de olijfgroene ibis, de Tasmaanse buidelwolf en de rode Colobus-aap. Deze groep bronzen beelden is sinds 2011 incompleet.
Op zo'n 50 meter afstand zit een eenzame bronzen beer, met mensenhanden, op een bankje, met de rug naar het geheel. De 'berenhanden' zijn een afgietsel van de handen van Huisman. Het beeld kan gezien worden als een ode aan de bruine beren die in de kuil hebben geleefd en een elegie voor uitgestorven dieren.
2. Facebookfoto
https://nl-nl.facebook.com/waarisbeerjo/
3. Over de beren
https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/52420-de-berenkuil-in-maastricht.html
4. Over de berenkuil
http://www.wigosite.nl/Homepagina.htm
Voor de laatste Maastrichtse beer Jo, wordt naarstig naar een goede
locatie gezocht, die gevonden wordt in Ouwehands Dierenpark te Rhenen.
In feite de plaats waar zijn ouders, Max en Polla, 31 jaar geleden vandaan
kwamen. Op 25 augustus 1993 vertrekt Jo eindelijk naar Rhenen waar hij
de allereerste bewoner van het nieuwe Berenbos is. Hier heeft beer Jo nog
ongeveer twee en een half jaar in een natuurlijkere omgeving dan voorheen
rondgelopen en geleefd. Op 17 februari 1996, 28 jaar oud, sterft beer Jo.
Aan ouderdom, of misschien ook aan de gevolgen van de dieronvriendelijke
huisvesting en zeer slechte verzorging in . . . 'de Maastrichtse Berenkuil'?
25-05-2008 © 2021 Wigo
5. Over de Berenkuil 2
https://mestreechtersteerke.nl/Pagberekoil.htm
6. Literatuur:
Servé Minis, De Halfautomatische Troostmachine van Maastricht, Maastricht 2002.
7. Tasmaanse Buidelwolf
(De tekst luidt: “Vanaf 1840 werd door Diemans Land Company een geldsom uitgeloofd voor iedere gedode buidelwolf. Sinds 1888 werd van overheidswege een hogere premie geboden en tot 1914 werder er 2286 premies uitgekeerd. De laatste maal dat een in het wild levende buidelwolf werd doorgeschoten was in de nacht van 14 op 15 februari 1930 in Mawbanna. In 1933 werd het laatst levende exemplaar gevangen en ondergebracht in de dierentuin van Hobart, waar het drie jaar later, op 6 april 1936 om 7.30 namiddag stierf in een hondenren.”
Er zijn verder nog: de lachuil, de blaauwbok, de reuzenalk, de Quagga zebra, de rozekopeend, de grote ivoorsnavel, de trekduif, de olijfgroene ibis, de Tasmaanse buidelwolf die we al eerder zagen en de rode Colobus-aap.
8. Zuiderlucht over Huisman
Michel Huisman: Het denken aan de praat krijgen. zl-12-december-2008 Emile Hollman
Michel Huisman
Je moet tegenwoordig onder de gerechtelijke macht geraken om nieuw werk van de Heerlense kunstenaar Michel Huisman onder ogen te krijgen. Hij maakte een installatie voor de nieuwe tbs-kliniek in Almere. “Dit behoort tot mijn mooiste werk, en het krijgt levenslang.”
Het denken aan de praat krijgen
Tien jaar geleden maakte het werk van Michel Huisman een aansprekende tournee. Zijn wankele, breekbare, hartverscheurende mechanische en soms sprekende, vaak vogelachtige beelden eindigden in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Hij was, zo acht hij zelf, op het Wimbledon voor de kunstenaar terechtgekomen. Eindelijk de kans om aan de hand van zijn werk met de wereld te discussiëren over de vraag wat de kunst nog moet.
Maar het bleef oorverdovend stil en Huisman zakte in een diep gat. “Ik realiseerde me opeens dat kunst tot een appendix van de sociaal economische realiteit was verworden. Die geconsumeerd wordt als alle consumptiegoed.” Hij constateerde dat kunstenaars nauwelijks een rol hadden in het maatschappelijk debat en dat ze er niet voor terugdeinsden een bronzen drol te leveren voor de zoveelste Vinex-locatie.
Natuurlijk viel hij niet helemaal stil. Zo ontwierp hij ‘De halfautomatische troostmachine’ in de Maastrichtse Berenkuil en een wonderbaarlijke beer voor een school te Nieuwegein. Huisman, die zich liever morfoloog dan kunstenaar noemt, wil met zijn beelden de ziel van de beschouwer treffen.
En dan was er het Heerlense kunstenaarsmanifest dat zou uitgroeien tot een stedenbouwkundig plan genaamd Maankwartier, een opknapbeurt voor het deels verpauperde stationsgebied in zijn woonplaats. Wat hij de plannenmakers die hem voorafgingen verweet, was een schromelijk tekort aan inlevingsvermogen. “Liefde”, zo doceert Huisman, “is de allerhoogste vorm van inlevingsvermogen. Kunst is het opzettelijk gestalte geven aan die liefde. Dit is het belangrijkste dat ik te melden heb.”
Michel Huisman (Heerlen, 1957) had al zijn inlevingsvermogen nodig toen hij werd uitverkoren om een kunstwerk te maken voor de nieuwe tbs-instelling in Almere. “Een ongelofelijk intellectueel avontuur”, zegt hij. Thuis in Heerlen toont hij op een beeldscherm tronies van zware jongens. “Deze man heeft zeventien kinderen vermoord. En deze heeft bejaarden aan repen gesneden en aan de verwarming gehangen.”
Zijn eerste gedachte was: wat zeg je tegen zo iemand? “Wat zeg je tegen iemand die al zestien jaar in de gevangenis zit en waarvan de maatschappij zegt: je hebt geen levenslang maar we houden je wel zo lang vast als wij willen? Ik denk dat sommige mensen hier banger voor zijn dan voor de doodstraf.”
“Stel, je komt erachter dat die man nog nooit de liefde heeft bedreven en je merkt dat hij daardoor in de knoop is gekomen. Het zou kunnen dat je een mevrouw vraagt om hem tegen een royale vergoeding liefdevol in te wijden. Dan heb je hem als het ware één deurtje verder geholpen. Je weet dan in elk geval waar hij bang voor is of wat hij niet kan ontwikkelen. Mensen in een tbs-kliniek hebben ergens een defect in hun hoofd. Als maatschappij zouden we het liefst een nieuw hoofd op hun nek schroeven waardoor ze weer helder kunnen denken.”
Dat hoofd heeft Huisman letterlijk binnengebracht in de centrale hal van de instelling, naast het biljart en de tafeltennistafel. Hier verwijlen zo’n 150 tbs’ers. Hij noemt het “een model van hoop en verlangen”. Het kunstwerk lijkt op een slak zonder huis van een meter of twaalf, achter een vier meter hoog mensenhoofd. De gevangene kan in het achterhoofd plaatsnemen en met twee stuurknuppels op reis gaan in zijn brein. Drie jaar lang dokterde Huisman aan een concept dat uiteindelijk vorm zou krijgen in een waanzinnig spel.
In een sfeer die wat weg heeft van Second Life loopt een animatieschim door een lange gang. Zijn voetstappen klinken onverbiddelijk op in betonnen, spaarzaam verlichte gewelven. “Hoe oprechter u bent, hoe meer deze tocht voor u kan betekenen”, krijgt de schim te horen. Je hoort aanzwellende vioolmuziek van Edward Elgar. De speler/schim komt in een lange gang met aan iedere zijde 138 deuren. Op al die deuren staan vragen.
Waar leef ik voor? Slaap ik goed? Woon ik hier of logeer ik hier? Heeft iemand mij nodig? Ben ik kwetsbaar?
Op een vraag klikken betekent de entree tot een nieuwe ruimte met nieuwe deuren en nieuwe vragen. Er is geen weg terug, er zijn meer dan drieduizend vragen en miljoenen routes die je kunt afleggen. “Op de achtergronden hiervan heb ik drie jaar lang dag en nacht gestudeerd. Er is geen vraag bij waar ik niet heel diep op inga.”
Heb ik een droom die vaker terugkeert? Zou ik mijn eerste slaapkamer van thuis na kunnen tekenen? Was ik ooit bang voor iets akeligs onder mijn bed?
Elke vraag lokt een nieuwe vraag uit. Zo dirigeert Huisman zijn spelers naar domeinen waar de vragen zich specifieker richten op het waarom van hun handelen. De sfeer is soms sinister, zoals in de ruimte waar de schim oog in oog staat met een afbeelding van Sinterklaas die een jongeman letterlijk billenkoek geeft terwijl onzichtbare kinderen een liedje zingen ter ere van de Sint. Wat te denken van een uitvergrote klassenfoto waarop het gezicht van één kind is doorgekrast? Ben ik beschadigd?, staat daar op een deur. Die kan wel eens als een moker aankomen. “Het gaat hier om gedetineerden die heel wat gewend zijn”, geeft Huisman terug.
Even later lopen er met de schim pregnant aanwezige medeschimmen op die borden dragen waarop bijvoorbeeld staat: Ik weet niet of ik beschadigd ben. Het zijn reflecties die de schim als een soort cookies heeft achtergelaten door bepaalde deuren binnen te gaan. Huisman: “Ik wil dat het denken weer op gang gebracht wordt, dat het denken los komt. Als iemand nooit de liefde bedrijft, wil dat niet zeggen dat zijn apparaat kapot is.”
Is er iemand bang voor mij? Ben ik een egoïst? Denk ik dat ik ziek ben? Is liefde geborgenheid?
De schim op zijn scherm is nu beland in het gewelf van de waarheid. Hij moet door wapperende banieren van tule waden waarop uitspraken staan van grote denkers over de waarheid zoals Karl-Otto Apel, Galileo en Copernicus. Het labyrint van Michel Huisman is een encyclopedie aan feiten, citaten, traktaten en beelden. Bij het domein van de waarheid is de vraag naar de leugen dichtbij. Je kunt ook eerst de handleiding van de leugendetector lezen.
Alles wel, maar moet je niet een zekere intellectuele discipline hebben om hieraan te beginnen, en al helemaal om er doorheen te komen? “De mensen voor wie dit gemaakt is, hebben alle tijd om het werk te negeren. Maar er komt een dag dat ze het willen uitproberen. Dit is de enige plek in de instelling waar je een tocht op zee kunt maken, kunt vliegen, onder een boom kunt zitten of een wandeling in een park kunt maken op zondagmorgen. Het zit er allemaal in.” Steeds weer wordt de schim binnengeleid in zorgvuldig ingerichte ruimtes, begeleid door muziek die Huisman vaak zelf componeerde. “Het is heftig hoor. Dit behoort tot mijn mooiste werk, en het krijgt levenslang.”
“Je kunt er natuurlijk doorheen lopen als een zombie, zoals je doelloos door een stad kunt lopen. Maar er komt een moment dat je denkt dat je een marspapiertje op de grond ziet liggen maar het blijkt een jonge vleermuis te zijn. Of je ziet een fietsbel in een etalage en je denkt aan je broer. Ooit word je ergens mee geconfronteerd dat je dwingt naar binnen te gaan. Dan heb ik je, want dan ben je aan het denken.”
En daar is het Huisman om te doen. “Sommige jongens daar zitten al zestien jaar op slot, praten al zestien jaar niet meer over wat ze hebben gedaan. Vergis je niet. Je kunt heel goed je jaren doorbrengen in autisme of apathie.”
Is het forceren van dat slot niet link?
“Ik heb natuurlijk veel nagedacht over de psychische consequenties. Er met psychologen, sociologen en gedragswetenschappers over gesproken. Tbs’ers aan het denken krijgen, staat dicht bij iemand tot zelfmoord brengen, dat realiseer ik me goed. Gemiddeld één keer in de acht weken beneemt iemand zichzelf daar het leven. Het is geen kleuterklasje.”
Huisman heeft het spel zo geconstrueerd dat de speler steeds meer naar het domein van de liefde wordt gelokt. “De rede begint te pruttelen op het moment dat de ziel geraakt wordt. Dan pas zal de speler zich afvragen: ‘Wat gebeurt er met mij’? Daar doe ik wat mee!”
De meest confronterende vraag?
Dat is de deur met als opschrift Weet ik waar het fout is gegaan? “Het is de meest akelige en ontmoedigende vraag omdat hier in wezen wordt gevraagd om de weg nog eens af te leggen.” Toch, wie deze deur kiest, komt terecht in het domein van de liefde, met kwetterende vogels en wuivend gras. “Omdat ik denk dat je daar de meeste kans maakt om te genezen.”
Maar ontsnappen is niet mogelijk, de speler blijft een gevangene in een tbs-kliniek. Als hij het dak van het spel heeft bereikt, blijkt het gebouw een ruimteschip. Je kunt er boven zweven, door het glazen dak je eigen sporen zien, maar je kunt niet weg. Een soort Hotel Californië eigenlijk: “You can check out any time / but you can never leave”.
Troostmachine
Dag Jeroen, Fijn dat je me meenam naar een kunstwerk waar ik anders, niet-begrijpend, langs was gelopen.Groet, Hanneke
troostmachine
mooi verhaal jeroen,als ik eens in maastricht ben ga ik erheen.
tot weer de volgende aflevering!