Direct naar uw commentaar (klik)
Direct naar uw waardering (klik)
I. Vooraf
Een vaas met bloemen. Dat zie je meteen. Nou, eigenlijk is het een beetje een gok, als je wat langer kijkt. Of als je het wat dichterbij haalt.
Een vaas met bloemen. Niet een echte vaas met bloemen, maar een geschilderde vaas met geschilderde bloemen. Volgens de modernistische theorie: een arrangement van kleuren op een doek. Het feest van bloeiende bloemen is hun schoonheid, levende schoonheid, wel te verstaan. Is het wel mogelijk dat vast te leggen? Laten we gaan kijken.
II. Ontmoeting
1. Vaas met bloemen
III. Kijken
2. Organisatie
Het onderste stuk, dat is echt wel een vaas. Je ziet het glas, een dikke glazen voet, en stelen van bloemen, als je een beetje mee fantaseert, door het glas heen.
De vaas staat in of op een vlak met een gele rand, het zou een dienblad kunnen zijn, of een kleedje, waarschijnlijk op een tafel. Zo zou je de brede, blauwgrijze, horizontale verfstreken kunnen lezen als planken. Aan het eind is een scherpe, dikkere verfstreep. Dat is de rand van de tafel. Daarboven verandert de kleur.
Niet alleen de kleur in de achtergrond verandert, maar ook de richting van de streken. Links gaan ze recht omhoog, rechts zijn ze heel kort en liggen als een stapeltje op elkaar. Er is ook een streep recht omhoog.
De blauwgrijze tafel staat voor een geelbruine wand. Is er een raam in de wand? Want zo zou je het lichte vlak achter de rode rozen kunnen zien, als een raam, omdat het ingekaderd ligt naast het grijs boven het bruin. Ik heb het schuin gearceerd. Misschien is daar rechts wel een gordijn.
3. Licht en tegenlicht
Dat van dat raam verzin ik niet zomaar. Een aantal grijze vegen achter de bloemen, ik heb ze oranjerood gearceerd, kon wel eens een raam zijn. Ver genoeg weg om het licht binnen te laten en tegelijk de bloemen niet bloot te stellen aan de warme middagzon. Op de foto ernaast heeft het raam ook zo’n wazige grijze tint, alsof het licht van buiten een beetje wordt tegengehouden. In de aquarel valt het licht van achter ons, tegen de vaas. Wij kijken met het licht mee. Op de foto komt het licht duidelijk naar ons toe, vanaf het raam.
De middelste foto is een opname van een kamer en die opname is al een inperking van ons werkelijke blikveld. In werkelijkheid zien wij nog veel meer. In de aquarel speelt de gele lijn geraffineerd met ons blikveld: door die lijn lijkt het net alsof wij altijd zo gefocust kijken. Maar zo gefocust kijken wij niet. Deze vaas met bloemen is een detail uit onze leefwereld, een klein detail uit onze normale, veel bredere waarneming.
4. Mimesis
Eindelijk kom ik bij de bloemen. Dat heeft lang geduurd. Ik deed het niet expres. Op een of andere manier wil mijn verstand eerst om de vaas heen draaien. Ik wil weten of ik wel echt naar een vaas met bloemen kijk, voordat ik me in de bloemen zelf verdiep. Ik wil de rol van de vaas zelf onderzoeken.
Nu ik bij de bloemen ben, zie ik helemaal geen bloemen. Het lijkt meer op de folie waarin de bloemist een boeket verpakt, waardoor ik nog wat gekleurde vlekken zie, en wat reflecties van het licht. Als de vaas er niet was geweest, had ik misschien helemaal geen bloemen gezien, maar bijvoorbeeld een prop papier. Zo belangrijk is de vaas dus. Zonder vaas geen bloemen.
5. Mimesis 2
Dat is met de foto wel anders. De bloemen zijn zo scherp afgebeeld, dat ik ze onmogelijk kan aanzien voor een prop papier. Ik herken ze zelfs. Ik zie een grote, witte amaryllis en een heleboel kleine, witte alstroemeria.
Toch is er een overeenkomst die me treft tussen de aquarel en de foto. Misschien omdat ik de foto zo ver heb uitvergroot, dat hij net zo onscherp is geworden als de aquarel. De overeenkomst is dat ik bij allebei de details van de bloemen niet waarneem, of ik moet me al heel sterk richten op de uitvergrote foto. Bij de aquarel bestaat het sowieso niet.
6. Mimesis onmogelijk
Als ik een detailfoto bestudeer van mijn vaas met amaryllis besef ik dat het een enorm monnikenwerk zou zijn om het precies na te tekenen. Vooral die alstroemeria. En waarom zou je ook? Je hebt de echte bloemen toch al voor je op tafel. Dus wat zou je met natekenen willen bereiken?
7. Sibylla Merian
Misschien vind je het een uitdaging om te doen, dan krijg je dus een erg realistisch bloemenschilderij. Je zou dat eerder een studie noemen, zoals deze tulp met mirte takken en schelpen, die is toegeschreven aan Maria Sibylla Merian. De tulp is getekend met scherpe dunne lijnen, een nauwkeurige nabootsing. De intentie van onze aquarel is een andere, dat zie je aan het gebaar. De vaas met bloemen is opgebouwd met verf in brede streken en vlotte halen van het penseel, geen studie en geen nabootsing, maar een belevenis in een schilderij.
8. Tijd en spontaniteit
Deze aquarel wil geen foto zijn. Geen werkelijkheid en geen nabootsing. Juist de bloemen, de kern waar het om gaat zou je denken, juist de bloemen zijn daarom volkomen vaag en onherkenbaar. Dat brengt iets anders aan het licht. Iets met spontaniteit en tijd.
Spontaniteit vindt het gevoel belangrijker dan een precieze detaillering. Spontaniteit offert gelijkenis op aan de stemming, aan de sfeer.
Tijd besteedt de kunstenaar om het boeket eeuwigheid te geven. Die eeuwigheid toont ons de aquarel. Deze bloemen gaan nooit verwelken. Er staat hier een compleet leven te bloeien. Een voor altijd vastgelegde bloei. Een vaas met bloemen is een kunstmatig verlengd leven, om ons te doen geloven dat het leven behouden kan blijven. Een vaas met bloemen is op zichzelf een kunststuk.
9. Licht en kleur, vierkanten
De belangrijkste middelen die de kunstenaar gebruikt zijn licht en kleur. Deze twee vierkanten zijn uit de aquarel geknipt en vergroot. De linker langs de buitenste randen van het bloemenpak, de rechter langs de binnenste randen. In de linker lijken de kleuren gedempt door het omgevende grijs, maar spreken de licht gelaten delen het sterkst. In de rechter spreken de kleuren meer in hun onderlinge samenhang, die er is ondanks de uitwaaierende en willekeurige dikkere verfvlekken. Zo spontaan lijken die vlekken en penseelstreken niet, eerder bedachtzaam aangebracht, met inachtneming van elkaar, op een gekleurde ondergrond van groen, of roze, lichtblauw en geel. De schilder heeft eerst de schaduwen onder de bloemen aangebracht en daar later wat kleur overheen gezet. Als je let op één kleur, blijkt die zich overal in de aquarel voor te doen. Er is dus in elke fase en in elke kleur over het hele vlak gewerkt.
10. Gebaar
Een zeldzame hoeveelheid verschillende gebaren van de arm en de pols heeft even zo veel verschillende streken aangebracht. Horizontale en verticale om de opbouw, de architectuur van de aquarel, te organiseren. Diagonale en springerige, hoekige en korte uitlopers in alle richtingen, om de schaduwen van de bloemen te vangen. Zo wordt het licht vanzelf uitgespaard. Afgezet tegen de zware opbouw maakt dit het boeket licht, teer en vluchtig. Er is een ongedwongen plezier in het opbrengen van de verf, een vlinderachtige vreugde in weerwil van de geweten vergankelijkheid. Nu gaat het nog meer om het leven, hoe kostbaar het is, in zijn kortstondigheid.
IV Vergelijken
11. Titel
“Hortensia’s en klimroos in een vaas”. De kunstenares, Jeanne Bieruma Oosting, heeft de aquarel zo genoemd. Ondanks dat de bloemen onherkenbaar zijn. Hortensia’s en klimrozen bloeien in de zomer, van juni tot en met september.
De aquarel ernaast heet gewoon ‘zomerboeket’. Het is grappig dat ze de bloemen in haar zomerboeket ernaast niet bij hun namen noemt, hoewel ik ook daar de roos en de hortensia meen te herkennen. Beide aquarellen tonen zomerbloeiers die uit de tuin gehaald zijn naar een vaas in het binnenhuis.
Het verschil tussen de twee toont het verschil in stemming. Het zomerboeket is veel opgewekter. Hier ontdekken we de intentie van de aquarellen: het gaat niet om nabootsing, maar om de sfeer. Het linker boeket met zijn ingehouden kleuren ademt de zomeravond, het rechter boeket met zijn uitbundige kleuren de opgewektheid van de dag.
12. De Heem
Op het stilleven van Jan Davidszoon de Heem staan volgens het Rijksmuseum 15 verschillende bloemen. Die bloeien niet allemaal in hetzelfde seizoen, zoals in de vaas van Jeanne Bieruma Oosting. Je kunt het schilderij het hele jaar door bekijken. Ongeacht het seizoen kun je genieten van je voorkeur en van het weelderige arrangement in de vaas. De bloemen komen tevoorschijn uit een donkere achtergrond. Ze staan letterlijk in de schijnwerper die wijzelf zijn.
13. De Heem detail
Als je dichtbij gaat zie ook nog een atalantavlinder, een rups van een nachtuiltje, een spanrups, kevertjes, mieren, spinnen en een tuinslak. Jan de Heem schilderde dus een zoekplaatje vol details om van dichtbij nauwkeurig af te speuren, terwijl Jeanne Oosting zich hield aan de algemene hoofdvorm, de manier waarop wij in onze tijd onze omgeving scannen. Het lijkt erop dat ze meer haast had dan Jan de Heem.
14. Ontsnapping aan de grafiek
Jeanne Oosting is vooral bekend als graficus. Ze maakte talloze ex-librissen. Deze merel in een lijsterbes maakt veel duidelijk over haar aquarel. Hoewel ze grafiek het fijnste vond om te doen, moest ze af en toe even uit de onontkoombare strengheid ervan ontsnappen. Even weg uit het secure snijden van het houtblok, de weg vrij voor een ander gebaar van de hand en arm. En niet te vergeten: onmiddellijk resultaat zonder het ingewikkelde proces van afdrukken.
15. Oosting en Monet
Jeanne Oosting woonde 11 jaar in Parijs, van 1929 tot 1940. In Parijs kun je niet om Monet heen, zeker niet in die tijd. Wat een overeenkomsten: dezelfde vaasvorm, allebei centraal in het beeld, allebei een overhangend boeket, allebei geen duidelijke plaatsbepaling, allebei verticale groei en bloei op een horizontaal vlak voor een rechtopstaande achtergrond.
Een van de eerste en belangrijkste overtuigingen van Monet en zijn vrienden, die impressionisten worden genoemd, is dat het schilderij trouw moet zijn aan de veranderingen in het licht, die zich voordoen wanneer je naar de werkelijkheid schildert. Of wij die verandering in het licht kunnen zien, is nog maar de vraag.
Naast de aquarel een olieverfschilderij. Dat zijn totaal verschillende technieken en dat kun je zien. Aquarel wordt vaak aangezien als een snelle manier, en olieverf als een langzame. Maar dat is het verschil niet. In een aquarel liggen de kleuren en de tonen zo over elkaar heen, dat de onderliggende nog zichtbaar zijn. In een olieverfschilderij dekken de bovenliggende lagen de onderliggende lagen af. Vergelijk de beide vazen maar. De aquarel blijf transparant, de olieverf is dekkend. In de aquarel dringt het licht door tot in de vormen: de aquarel is opgebouwd uit tonen. In het olieverfschilderij valt het licht op de uiterlijke vorm: het schilderij is opgebouwd uit kleuren.
V. Nawoord
De ene vaas met bloemen is de andere niet. Er is de schoonheid én de ongrijpbaarheid van bloemen. Het is vooral wat de schilder wil overbrengen. Er is de late nazomer en het vroege begin. Er is het nabloeien en het ontluiken. Er is het omfloerste einde van de dag en het zonnige middaguur. Er is het onmogelijke gevecht om weer te geven wat er werkelijk is. Wat rest is het oproepen van een stemming, die je misschien kunt oproepen, in verf op een papier.
VI. Bronnen:
1. Oostingprijs
https://jeanneoostingstichting.nl/jeanne-bieruma-oosting-05/
Jeanne Oosting,
“Ik geloof niet aan schilder- richtingen, ik geloof in goede schilderijen n’importe van welke richting. Over enkele honderden jaren zal blijken hoe klein deze onderlinge, nu groot lijkende verschillen waren. In mijn lange leven heb ik zó veel modernismen en modieusheden elkaar zien opvolgen. Een zekere in stand gehouden traditie, stoelend op een contact met de natuur, lijkt me de ruggegraat van het voortbestaan van werkelijk blijvende kunst.” (1955)
“’s Avonds gegeten op Arti en daar enige makkers aangetroffen. Voor de zoveelste keer tegengesproken dat ik bij de Amsterdamse Joffers hoor! Dat is niet zo; die zouden nu ongeveer honderddertig jaar zijn, en al ben ik dan niet bepaald nieuw meer, dat getal heb ik niet gehaald. Ik hoop die stommigheid nu niet meer te horen en ben blij dat de waarheid nu eens in een grote courant staat.” (1988)
2. Jeanne Bieruma Oosting
Jaap Ploos van Amstel / Edith Sont
Jeanna Bieruma Oosting werd in 1898 in Leeuwaarden geboren, telg uit een geslacht van Friese adel en patriciaat. De streek rond Heerenveen waar zij later een deel van haar jeugd doorbracht ademt nog altijd de sfeer van landelijke aristocratie. Een bezoek aan Museum Belvédère brengt dat gevoel nog steeds nabij.
Haar specifieke aanleg openbaarde zich vroeg. Haar eerste tekenlerares heeft veel voor haar betekend, maar zij kwam om bij het beruchte spoorwegongeluk bij Weesp in 1918. Haar opleiding viel wat wisselvallig uit: grafiek bij Jessurun de Mesquita aan de Haarlemse Kunstnijverheidsschool, modeltekenen aan de Haagse Academie en privélessen bij Willem van Konijnenburg. Door deze laatste zal ze met een streng academisme hebben kennisgemaakt, maar zijn afkeer van het verderfelijke modernisme zal haar niet verder hebben geholpen. Een portretje als kind dat Jan Toorop van haar tekende doet nog andere relaties en invloeden vermoeden.
De grootste betekenis voor Jeannes vorming zijn zonder twijfel haar Parijse jaren. Aangemoedigd door de beeldhouwster Charlotte van Pallandt vertrok zij in 1929 naar Parijs waar zij in totaal elf jaar heeft doorgebracht. Het moeten jaren zijn geweest van krap maatschappelijk bestaan, want van huis uit was haar nog altijd steun onthouden, en van straffe werkzaamheid, maar ook van intensieve belevenis van het overweldigende grotestadsleven. Vriendschap en collegialiteit vond ze in de kring rond Conrad Kickert, met o.a. Wim Oepts en Gerard Hordijk. Haar litho’s uit die jaren gaf zij uit in een groot aantal mappen, waarvan de titels veelzeggend zijn: Solitudes, Visions et Fantômes, L’amour et la mort, Rêves et Réalités, L’Opéra, Les Fleurs du Mal. Het zijn groot formaat taferelen van schemerige, romantische aard, soms met een dramatische sfeer die uniek is in haar oeuvre.
Als schilderes begint zij op te vallen en exposeert ook in Nederland in diverse salons. In 1937 wint zij een prijs op de wereldtentoonstelling in Parijs. De relatie tussen dit werk en het overige grafisch oeuvre uit die jaren is opmerkelijk gering: de etsen die zij maakte in het atelier van Stanley Hayter hebben een geheel ander karakter. De etstechniek werd daar op zeer onconventionele en experimentele wijze beoefend, diep ingrijpend in de plaat met verrassende effecten, gedacht vanuit de materie van metaal en papier. In de kleine geëtste stillevens, verwant aan George Braque, toont zij zich, meer dan ergens anders in haar oeuvre, vatbaar voor de moderne stromingen van het begin van de twintigste eeuw.
Dan nadert de Tweede Wereldoorlog, en Jeanne keert terug naar Nederland, waar ze zich vestigt in de Jordaan, en sinds 1968 in het huis aan het Oosterpark waar zo’n groot deel van haar latere werk is ontstaan. Daar krijgen tijdgenoten, onder wie schrijvers dezes, meer zicht op haar persoon, werk en artistieke omgeving.
Haar lidmaatschappen van Arti, de Hollandse Aquarellistenkring, De Grafische, en de Nederlandse Kring van Tekenaars, verlenen haar veelvuldig gelegenheid tot exposeren. Op de ledenvergaderingen is ze present, ze toont zich actief tijdens de vergaderingen, het inrichten van tentoonstellingen, en bij de openingen van de exposities, en is meer dan in staat haar mening of zonodig oordeel onomwonden te verwoorden. Ze is scherp en alert, maar ook zeer fideel in haar collegiale lof. Haar aanwezigheid is prominent, haar dictie is staccato en, gelijk haar handschrift, gehaast. Ze is druk bezet, maar efficiënt in haar tijdsbesteding (“Bel me ’s morgens voor achten, anders stoort ’t in ’t werk”). De avonden zijn voor opera, muziek en toneel. Haar levensinstelling is er een van positieve activiteit. Dit treedt ook duidelijk aan de dag in haar correspondentie met Ida Gerhardt die haar daarom benijdt en wier grimmigheid erbij afsteekt.
Jeanne Bieruma Oostings oeuvre sedert de jaren veertig toont een vrij homogeen beeld en is ook het meest bekend geworden. Het heeft een luchtig en niet zeer specifiek karakter. Om het impressionistisch te noemen zou de lading niet geheel dekken. Het is impressionistisch in die zin dat bijna alles uit de directe waarneming is gedaan, maar zonder de principiële consequentie van het historische Impressionisme-met-een-hoofdletter. Daarvoor is haar instelling te onbevangen en wars van systematiek. Dit heeft ook te maken met haar thematiek: dicht bij huis. Het uitzicht op het Oosterpark, de tuin in Almen waar ze haar buitenhuis heeft, de interieurs met het vertrouwde meubilair voor het raam, de vazen met rozen uit de tuin. De kleur is briljant, de voordracht vlot.
Was Jeanne slordig? Soms wel, maar rechtvaardiger is het te spreken van een zekere nonchalance uit gehaastheid. Toch kan een welbewuste discipline haar werk goed doen. Dat blijkt sterk uit de ontwerpen van de ex-libris die ze maakte, maar duidelijker nog uit de twee serie postzegels – kinderzegels en nederlandse klederdrachten – die ze respectievelijk in 1946 en 1960 ontwierp. Maar ook de portretten uit de twintiger en dertiger jaren, zoals vertegenwoordigd in de collectie van het Gemeentemuseum Maassluis getuigen hiervan. Waarschijnlijk hebben twee factoren daar de hand in gehad: de Nieuwe Zakelijkheid uit Duitse en misschien ook uit Nederlandse hoek, en daarnaast de neo-conservatieve klassicistische stroming uit die jaren, die wat rust in de Europese schilderkunst brachten na het tumultueuze geweld uit het begin van de twintigste eeuw.
Dat geweld is aan Jeanne Bieruma Oosting voorbijgegaan, evenals het kubisme dat bij haar hooguit reflecteert in de afgezwakte vorm van een Dérain of een Suzanne Valadon. Die laatste naam komt op bij het zien van haar serie vrouwelijke naakten in lithografie, uitgegeven onder de titel Chairs (1931) in de Parijse tijd. Deze prenten zijn juist weinig romantisch, maar solide en stoer, en van slordigheid lijkt geen sprake. Haar werk heeft verrassend vele aspecten die hier nog lang niet allemaal genoemd zijn.
Jeanne Bieruma Oostings belangstelling voor en deelname aan het kunstleven zullen ook later, na haar dood in 1994, blijken uit de door haar nagelaten werken van anderen, aankopen die ze over een lange periode moet hebben gedaan en die haar voorkeuren weerspiegelen. Voor zover het haar generatiegenoten betreft zijn dat werken van o.a. Jan van Heel, Dirk van Gulik, Kees Verwey, Theo Kurpershoek, Joop Sjollema (die haar ook portretteerde), Herbert Fiedler, Jan Wiegers, Theresia van der Pant, Charlotte van Pallandt, Bob Buys, Ina Hooft en Lena Loopuit. Persoonlijk gezien iets verder van haar verwijderd kocht zij werk van Picasso (etsen uit de Vollardsuite), Toulouse Lautrec, Kokoschka, Käthe Kollwitz, Stanley Hayter, Chagall en Redon. Bijna al deze werken zijn na haar dood geveild of door de kunsthandel verkocht ten bate van het vermogen van de Jeanne Oosting Stichting.
Een leven voor de kunst was de terechte titel van een tentoonstelling in Arti et Amicitiae in 1988 waaraan Jeanne deelnam, samen met 22 andere kunstenaars van gelijke generatie en evenzeer bezield van gelijke onblusbare werkzaamheid.
Op haar idealisme en betrokkenheid gebaseerd, en door haar vermogen daartoe in staat gesteld, riep zij in 1970 de jaarlijkse Jeanne Oosting Prijzen voor figuratieve schilderkunst en aquarelleerkunst in het leven. Inmiddels kan worden teruggezien op veertig jaar prijzenbeleid en weten tachtig kunstenaars zich door haar gesteund en gestimuleerd. En nog vele bekroonden zullen in de toekomst reden hebben om met respect en dankbaarheid aan haar te denken.
3. Mandarte
Lezingen > Nieuwe Haagse School
Foto’s stilleven alstroemeria en amaryllis
4. Rijksmuseum Merian
Tulp, twee takken mirte en twee schelpen, toegewezen aan Maria Sibylla Merian
penseel in waterverf en dekverf, over sporen van grafiet, op perkament, h 336mm × b 240mm
http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.347802
5. Rijksmuseum De Heem
Stilleven met bloemen in een glazen vaas, Jan Davidsz. de Heem, 1650 – 1683
Stilleven met bloemen in een glazen vaas op een stenen blad. Boeket met o.a. dagbloem, roos (wit, roze), tarwe, fluitekruid, anjer (rood-wit), trosnarcis, slaapbol, tulp (rood-wit), pronkerwt, hondsroos, kamperfoelie, kievitsbloem, Gelderse roos, anemoon (rood) en op de plint een anemoon (rood); verder een atalantavlinder, een rups van een nachtuiltje, een spanrups, kevertjes, mieren, spinnen en een tuinslak.
olieverf op koper
Materiaal koper olieverf
Afmetingen drager: h 54,5 cm × b 36,5 cm
6. Lijsterbes
Catawiki veiling
Kleuren houtsnede op Japans papier
Titel: Lijsterbes
Afmetingen: H 65 X B 54 cm
Nummer: 31/45
Conditie: Uitstekend (kleine kreukel zie laatste foto)
7. Monet
Vase de fleurs 1881 olieverf op doek 100 x 82 cm. Londen, Courtauld Institute of Art
Jeanne Oosting
Superleuk deze kleine kunstcolleges, Jeroen! Voor de kenner wel een beetje te traag, maar ik kan me voorstellen dat de niet-kunstkenner hier veel aan heeft.Hartelijke groet,
Yvonne
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties