I. Vooraf
Atemwende I 2013; Edmund de Waal (1964)
476 porseleinen vaasjes in aluminium cabinet met plexiglas; 230 x 300 x10 cm
New York, Gagosian 2013; (foto Rob McKeever)
Het is gewoon mooi. ‘Gewoon mooi’ is vaak de poort waardoor je naar binnen gaat! Op zoek naar jezelf. Wat vind ik mooi? Waarom vind ik dit mooi?
Mooi had altijd te maken met goed, zuiver, en dat had weer te maken met de waarheid.
Je ziet een scala aan verschillend witte, delicate potjes. Delicaat maar tegelijk robuust. Een beetje rommelig en tegelijk met strenge hand geordend. Een sterke hang naar eenvoud en beheersing. Is het de verbeelding van 7 miljard mensen?
Laten we gaan kijken.
II. Ontmoeting
1. Ontmoeting
Installatie in New York. Vier ondiepe etalages. Herhaling. De titel Atemwende. – Ademkeer. Adem in. De luchtstroom keert om, in een oogwenk, onmerkbaar. Adem uit.
Opnieuw. Hou bewust de adem even vast tussen in- en uitstroom. Een moment van stilstand. Het hele lichaam verzet zich. Laat los.
En nog eens. De waarneming keert van buitenwereld naar lichaamsinnerlijk.
Vierde keer. Waarneming stopt. Ogen gesloten. Borstspier komt tot rust.
2. Vorm-Poëzie
Het begint met een kleine cilinder van porselein. Iets hoger dan je duim en iets dikker. Die verhouding is belangrijk. Het is ongeveer het kleinste potje dat je op een pottenbakkersschijf kunt draaien. Je kunt er nog net een vlakke bodem in aanbrengen. Daarna kun je een dunne wand optrekken. Wat je even later lossnijdt van de schijf is een lege koker met een bodem. Er is niet echt een naam voor. Het is te smal om het potje te noemen en te hoog en recht voor vaasje. In het Engels noemen ze het vessel: vat of vaatje. Maar het is te klein om iets te vatten, het is geen container. Het is fragiel met een kwetsbare opening.
Met porselein kun je niet spotten. Het kokertje eist de hoogste concentratie. Het volgende exemplaar dat van de schijf komt verschilt een weinig: Het is ongeveer even dik, met net zo’n golvende rand, maar is iets minder hoog. Je kunt er drie maken, of dertig, of driehonderd, ze zijn allemaal verschillend. Typisch van dezelfde hand, absoluut van dezelfde soort, orde en grootte. De kleinste verandering in de concentratie van de draaier wordt feilloos op het gevoelige, plastische materiaal overgedragen en brengt een verschil teweeg. Allemaal kinderen van één ouder, allemaal iets afwijkend DNA. Hoe meer je er draait, des te groter de variëteit. In het hele volk is geen een individu hetzelfde.
Dit is geen beeldhouwkunst, geen schilderkunst, geen theater. Geen installatiekunst en geen performance. Het is poëzie: dichtkunst. Wat is dichtkunst? Dichtkunst is oproepen wat ter plekke niet zichtbaar is. Dichtkunst bestaat uit klank en ritme, melodie. Dit is een kwartet gedichten. Eindeloos. Oneindig. Elk groter dan het lichaam van een mens. Groots.
3. Klank
Elk potje, vaasje, kruikje, cilindertje, buisje, kokertje, pijpje, of hoe je het ook noemt, heeft zijn eigen klank en toonhoogte. Neem voorzichtig het eerste groepje van drie uit de kast. Zet ze voor je op tafel. Neem het eerste porseleinen schachtje op je vlakke, geopende hand. Tik ertegen, als een sterrenschot, met je nagel. Ting, doet het . Of is het meer Tong? Of Tang? Tung? Teng?
Zet hem terug op tafel en pak nu het tweede.
Neem het tweede op je vlakke, geopende hand. Tik ertegen, als een sterrenschot, met je nagel. Tong, doet hij. Of is het meer Tang? Of Tung? Teng? Ting?
Zet hem terug op tafel en pak nu het derde. Doe hetzelfde. Deze is gedempt. Omdat hij dikker is. De ing-klank is weg. Je hoort een ‘plok’. De wand reageert trager op je nagel. Er komt nog wit stof vanaf.
En opeens weet je: het gaat hier om het binnenste! Elk porseleintje heeft zijn eigen heimelijke innerlijk. Betast het en het resoneert, anders.
4. Ritme
Ik denk aan de eerste ritmische regel van een gedicht dat in me opkomt: “Het he-melse gerecht van Joost van den Vondel” Het ritme wordt bepaald door nadruk op lange en korte lettergrepen en vooral op de tussenruimtes tussen de woorden. Er ontstaan groepjes. Zo hoor je hoe de zin begint en waar hij eindigt. Luister naar het onnavolgbaar begin:
(MP3) Joost van den Vondel. Gijsbreght van Aemstel.
Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange lesten
Erbarremt over my en mijn benaeuwde vesten
En arme burgery, en op mijn volcx gebed
En dagelix geschrey de bange stad ontzet.
5. Melodie
Volg de bovenkant van de porseleinen. Het is een gregoriaanse regel. Alle voeten op dezelfde balk. Alle toonhoogtes ongelijk. Orgelpijpen. Enkele stemmen. Harmonieën. Blaasbalg, ademsteun en ademkeer. Korte pauzes en lange noten. Aangeven en juichen
Monteverdi. Mariavesper. MP3
Eerste regel: Bas Solo: Deus in adiutorium meum intende! Daal haastig ter verlossing neer,
Tweede regel: Vol koor: Domine ad adiuvandum me festina O God, en red mij uit gevaren,
Langere pauze, 1e keer vaste regels: Gloria Patri et Filio Eer aan de Vader en de Zoon
6. Handschrift
Al die honderden hulsjes zijn geboren uit herhaling. De draaier heeft alle voetjes, stuk voor stuk, met een mesje van hun scherpe rand ontdaan. Hij groepeert ze bij elkaar in drie, vijf of meer. Volgens zijn 0 en zijn gevoel. De tussenruimtes zijn belangrijk. De ruimtes tussen de hulsjes en de ruimtes tussen de groepjes. Zoals de ruimte tussen letters en de ruimte tussen woorden, de ruimte bij de start van een nieuw regel en de ruimte aan het eind. Hij heeft ze allemaal in zijn hand gehad en rondom betast, zoals zijn hand elke letter schrijft van het gedicht.
7. Kleur
Zuiver wit bestaat niet. De porseleintjes zijn in de oven niet allemaal even heet geweest. Ook werden sommige kanten heter dan andere. Sommigen zijn wit als sneeuw, andere zijn gelig. Naast elkaar gezet valt de schaduw van de een op de ander. Elk kleurverschil wordt aangedikt door een andere tint glazuur. Hier staat de hemelse rechtspraak, witter dan de benauwde veste, waarin het gelig volk.
8. Beleven
Zes jaar geleden zag ik in het Bonnefanten de tentoonstelling Ceramix. Er was Edmund de Waal’s handelsmerk: onbeholpen porseleinen potjes in een kastje. Ontroering. Kijk naar het detail links. Dat is het derde kastje van links. Wat een eenzaamheid. Wat een religie. De eenzame figuur bovenin, de visitatie eronder. Je kunt chinees doen of Japans, maar ik geloof er niets van. Dit is kunstgeschiedenis van het westen. Het bovenste compartiment is hoger dan die eronder. Hemel en Aarde. De figuur bovenin krijgt status. Ik lees de kastjes van links naar rechts. Het zijn er zeven. Heilig getal. Zijn het de scheppingsdagen? Ik denk het. Laat ik de visitatie maar vergeten.
Ik kan geen enkele andere verklaring bedenken voor wat ik zie. Het doet er niet toe. Er is veel kwetsbaarheid in verschillende aantallen. Volstrekte nutteloosheid. Onverantwoorde ordening. Onderlinge afhankelijkheid. Inbeelding dat je één bent van hen. Er is geen ontsnapping mogelijk, het lot ligt vast. Je bent geroepen in het verhaal.
III. Atemwende
9. Paul Celan Atenwende
Paul Celan schreef in 1945 of 46 het aangrijpende gedicht Todesfuge. Hij werd ermee op slag beroemd en het gedicht werd vertaald in 40 talen. De inhoud schildert onmiskenbaar de Shoah. Het werd Anselm Kiefers uitgangspunt voor de Sulamith schilderijen. Daarover een andere keer. Edmund de Waal kiest niet voor het gedicht maar voor de bundel Atemwende. Het bevat 80 gedichten van Celan uit de jaren 1963 tot en met 1965. Celan leest hier het gedicht Du Darfst (MP3)
10. Atemwende zwart
Er bestaat een band tussen poëzie en keramiek. Dat is wat Edmund de Waal inspireert. Dit raam heet Atemwende, zonder nummer. Maar er bestaat geen gedicht met de titel Atemwende. Atemwende is de titel van de hele gedichtenbundel. Misschien is het wit omgeslagen naar het zwart, door Celans vaak duistere dichten, als ze bij elkaar worden gezet. Misschien heeft het te maken met de joods afkomst van beide kunstenaars, Celan en De Waal. Ik kan er slechts naar gissen. Zolang niemand mij verder inwijdt, hou ik het op de omslag van de adem. Het wit wordt zwart, het donker pas zichtbaar door het licht.
11. Atemwende zwart detail
Esthetisch gezien is het zwart net zo mooi, misschien nog mooier dan het wit. Er is een overeenkomst met Pierre Soulage, de Franse schilder van het zwart. Hij is nu 102. Zijn hele leven wijdde hij aan het zwart, zoals Edmund de Waal aan het wit. Soulages is belangrijk voor het denken over niet-figuratief werk, wat hij benoemt als: het enthousiasme voor de materie. “De kunstenaar die geen boodschap aflevert”, zo zei hij, “ontmoet de geest die in iedereen huist”. Het licht op de zwart geglazuurde porseleinen van Edmund de Waal is hetzelfde licht op de gespatelde oppervlakken van Soulages schilderijen. Het is het licht dat het zwart tevoorschijn brengt.
12. The white road
Edmund de Waal schreef twee beroemde boeken: de haas met de amberkleurige ogen en de witte weg. In dat laatste boek beschrijft hij zijn persoonlijke ontdekkingstocht door de geschiedenis van de drie belangrijkste steden van het porselein, Jingzedhen in China, Dresden in Duitsland en Cornwall in Engeland. Het zijn de weinige plaatsen waar beide ingrediënten voor porselein: veldspaat en kaolien, in de natuur worden aangetroffen en gedolven.
13. Your handfull
Het boek eindigt met de belangrijkste eigenschap van porselein: haar zeldzaamheid. Die maakt porselein tot het kostbaarste product dat rijken en machtigen der aarden zich konden veroorloven. Ze bestelden het in de meest uitbundige vormen. Het beschrijft hoe de makers van porselein door diezelfde hebzucht worden gedreven om hun producten te maken en aan de man te brengen. En zo komt er een ethische kwestie in het spel. Wie, en tot welke prijs, mag en kan porselein in zijn bezit hebben.
14. Een graf
In mei 1945 schreef de Roemeense dichter Paul Celan (1920-1970) het gedicht Todesfuge, over de verschrikkingen van de Holocaust en concentratiekampen. Het gedicht wordt gezien als dé poëtische ‘vertaling’ van de Holocaust. Todesfuge staat centraal in een tentoonstelling die tot vanaf december 2020 tot mei 2021 te zien is in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. In 2020 is het precies 100 jaar na Celans geboorte en 75 jaar na de bevrijding van Auschwitz.
IV. Besluit
15. Winter pot
Deze briljante foto toont nieuw werk van Edmund de Waal, gemaakt tijdens de lockdown.
Het is voor het eerst in zestien jaar dat De Waal losse werken maakt die geen onderdeel zijn van installaties. Ze zijn speciaal ontworpen om aangeraakt te worden.
De Waal zei: (ik citeer) “Ik heb deze potten in de lente en vroege zomer tijdens de lockdown gemaakt. Ik was alleen in mijn studio en het was stil en ik moest keramiek maken om aan te raken en vast te houden, om door te geven. Ik moest terug naar wat ik weet - de kom, de open schaal, de pot met deksel. Als je ze oppakt, vind je de plaatsen waar ik de zachte klei heb ingeduwt en uitgewreven. Sommige van deze potten zijn gebroken en opgelapt met gevouwen lood en goud; andere zijn hersteld met goudlak. Sommigen bevatten stukjes porselein. […]
Deze zwarte keramiek laat het vloeien van het glazuur zien. De witte vormen zijn zonder glazuur gebakken waardoor elke oneffenheid aanwezig is. Ze zijn helder tot op het bot.
Dit zijn enkele potten voor de handen, voor deze winter. "
V. Nawoord
Het zwart is de witte wereld van De Waal binnengeslopen. Wat begon als enorme witte verzameling eindigt onder de corona-pandemie als zwarte eenlingen. Maar niet als het kwaad, niet als een dementor in het leven van Harry Potter. Integendeel, het zwart heeft zijn eigen schoonheid, zijn eigen majestueuze glans. Het bevestigt de kracht van monochrome werken, de majesteit van de beschouwing, de grandeur van de beschaafde afstand. Keramiek om vast te houden en door te geven, dat is het begin van al het delen. De eigentijdsheid van het woord verbinden.
VI. Bronnen
1) Gagosian Gallery 2013
https://gagosian.com/exhibitions/2013/edmund-de-waal-atemwende/
Vimeo installatievideo; Zie de thumbnails en installion views van Rob McKeever
2) Monteverdi- de ruyckere
https://www.operaballet.nl/nl/magazine/mariavespers-mystiek-en-sensueel
3) About Edmund de Waal
I've been thinking about new ways to make pauses, spaces and silences, where breath is held inside and between each vessel, between the objects and the vitrines, the vitrines and the room. In working with the vessel, working with porcelain, and with colors that express the great history of Oriental ceramics, but also the colors of modernism and minimalism; this seems to be enough material to be getting on with.
—Edmund de Waal
Gagosian Gallery is pleased to announce new work by Edmund de Waal. This is his first exhibition with the gallery.
Atemwende comprises a series of vitrines containing thrown porcelain vessels arranged in specific groupings. From simple pairs of pots to complex multitudes in their hundreds, these minimalist dichotomies in black and white suggest the sequences and patterns of a musical score, while titles cite the poetry of Paul Celan, Wallace Stevens and others.
De Waal's art speaks to his enduring fascination with the nature of objects and the attendant history of their collection and display. His poignant memoir The Hare with Amber Eyes (2010) is a family biography whose recurring motif through five generations is a large collection of netsuke. A potter since childhood and an acclaimed writer, de Waal’s studies of the history of ceramics have taken him from ancient Japan to late modernism. Confronting European and Asian traditions of intimate craftsmanship with the scale and sequence of minimalist art and music, his new ensembles evoke at once the delicate measure of Agnes Martin's sublime abstract paintings, and the rhythmic pulses of the music of Philip Glass and Steve Reich.
De Waal's desire to transcend utilitarian pottery was evident in his transition during the 1980s from clay to more refined porcelain, a medium that demands acute focus of mind and eye as well as a swift hand. A new audacity is expressed in the sheer number of pots and their arrangement. Impact is achieved through scale and multiplicity, yet the subtle iterations of the handmade process are maintained.
The exhibition title derives from Paul Celan’s 1967 poetry collection Atemwende (“breathturn”), a term that the poet equates with the moment when words transcend literal meaning. Set in series and sequences, the pots possess their own evocative power, appearing as characters that touch and huddle, or face isolation. Each of the four large vitrines, breathturn I-IV (all works 2013), holds hundreds of pots, while individual objects and smaller clusters sit within wall-mounted boxes, girders, and brackets (black field I-III and I am their music), evoking the ascetic constructions of Donald Judd and Giorgio Morandi’s communities of everyday vessels on canvas. By setting intimate handmade works in fabricated aluminum vitrines, de Waal produces a formal tension between tradition and innovation that imbues the mastery of an ancient medium with a bold new narrative.
The exhibition is accompanied by a fully illustrated catalogue with an essay by Adam Gopnik.
Edmund de Waal was born in Nottingham, United Kingdom in 1964, and lives and works in London. His work has been shown and collected by museums throughout the world, including Los Angeles County Museum of Art; Museum of Arts and Design, New York; Museum of Fine Arts, Houston; Museum für Angewandte Kunst, Frankfurt; National Museum of Scotland, Edinburgh; and Victoria & Albert Museum, London. Recent solo museum exhibitions include “Edmund de Waal,” Kettle’s Yard, Cambridge and Middlesbrough Institute of Modern Art, Cambridge (2007); “Edmund de Waal: Signs & Wonders,” Victoria & Albert Museum, London (2009); and “Edmund de Waal at Waddesdon,” Waddesdon Manor, Buckinghamshire, United Kingdom (2012). His acclaimed memoir The Hare with Amber Eyes was the winner of the Costa Biography Award in 2010 and is an international best-seller.
4) Edmund de Waal the white road
Zie ook: Edmund de Waal, De witte weg
The White Road:
'What is this thing of whiteness?'
A handful of clay from a Chinese hillside carries a promise: that mixed with the right materials, it might survive the fire of the kiln, and fuse into porcelain – translucent, luminous, white.
For centuries, porcelain has transfixed emperors and alchemists, philosophers, craftsmen and collectors – all eager to learn the recipe for this versatile and valuable substance. Porcelain was melted, smashed, or snapped into pieces as men struggled to decode the secret of ‘white gold’.
Acclaimed writer and potter Edmund de Waal sets out on a quest – a journey across continents that begins at Jingdezhen in China, the birthplace of porcelain, and embraces Venice, Versailles, Dublin, Dresden, the Appalachian Mountains of South Carolina and the English South-West, to tell the unbroken story of a global obsession. Along the way, he meets the witnesses to its creation; those who were inspired, made rich or heartsick by it; and the many whose livelihoods, minds and bodies were broken by it.
In these intimate and compelling encounters with the people and landscapes who made porcelain, Edmund de Waal comes to a more profound understanding of the material he has worked with for decades. It is a journey into an obsession with white itself.
Prologue
I’m in China. I’m trying to cross a road in Jingdezhen in Jiangxi Province, the city of porcelain, the fabled Ur where it all starts; kiln chimneys burning all night, the city ‘like one furnace with many vent holes of flame’, factories for the imperial household, the place in the fold of the mountains where my compass points. This is the place where emperors sent emissaries with orders for impossibly deep porcelain basins for carp for a palace, stem cups for rituals, tens of thousands of bowls for their households. It is the place of merchants with orders for platters for feasts for Timurind princes, for dishes for ablutions for sheikhs, for dinner services for queens. It is the city of secrets, a millennium of skills, fifty generations of digging and cleaning and mixing white earth, making and knowing porcelain, full of workshops, potters, glazers and decorators, merchants, hustlers and spies.
It is eleven at night and humid and the city is neon and traffic like Manhattan and a light summer rain is falling and I’m not completely sure which way my lodgings are.
I’ve written them down as Next to Porcelain Factory #2 and I thought I could pronounce this in Mandarin, but I’m met with busy incomprehension, and a man is trying to sell me turtles, jaws bound in twine. I don’t want his turtles, but he knows I do.
It feels absurd to be this far from home. There is televised mah-jong at high volume in the parlours with their glitter balls like a 1970s disco. The noodle shops are still full. A child is crying, holding her father’s finger as they walk along. Everyone has an umbrella but me. A barrow of porcelain models of cats is wheeled past under a plastic tarp, scooters weaving round it. Ridiculously someone is playing Tosca very loudly. I know one person in the whole city.
I haven’t got a map. I do have my stapled photocopy of the letters of Père d’Entrecolles, a French Jesuit priest who lived here 300 years ago and who wrote vivid descriptions of how porcelain was made. I’ve brought them because I thought he could be my guide. At this moment this seems a slightly affected move, and not clever at all.
I’m sure I’m going to die crossing this road.
But I know why I’m here, so that even if I’m not sure which way to go, I’ll go confidently. It is really quite simple, a pilgrimage of sorts – a chance to walk up the mountain where the white earth comes from. In a few years I am turning fifty. I’ve been making white pots for a good forty years, porcelain for twenty-five. I have a plan to get to three places where porcelain was invented, or reinvented, three white hills in China and Germany and England. Each of them matters to me. I have known of them for decades from pots and books and stories but I have never visited. I need to get to these places, need to see how porcelain looks under different skies, how white changes with the weather. Other things in the world are white but, for me, porcelain comes first.
5) Paul Celan
https://www.groene.nl/artikel/vergeef-me-deze-wijze-woorden
https://celan.nl/
https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/98609/98609.pdf?sequence=1
https://www.dbnl.org/tekst/_poe007199301_01/_poe007199301_01_0012.php
Ademkeer, zoals Naaijkens vertaalde, is een centraal begrip in Celans poëtica. Het is de korte pauze in het ademritme, het ogenblik tussen in- en uitademen. Volgens Celan is poëzie altijd gelegen in dat vreemde tussengebied, ook in het spreekritme, waar alles even hangende is, waar het vooruit-ijlen van de taal even wordt opgeschort. Adem is een allesomvattend begrip in deze poëzie; ze slaat op de moeilijkheid om te leven, om te spreken, op het rituele karakter van de taal.
6) Grootmoeder Elzibeth de Waal samen met Edmund
The exiles return
https://www.bol.com/nl/p/the-exiles-return/9200000026999093/?s2a=#productTitle
7) Time OutNew York September 3, 2013:
spijkerschrifttabletten, of misschien kralen op een telraam, een weloverwogen gevoel voor orde, dat doet denken aan een code of een soort verhaal.
8) Het toneel speelt Gysbrecht van Aemstel
https://www.youtube.com/watch?v=EwtlbSN26hA
9) The Guardian over the white road
https://www.theguardian.com/books/2015/oct/01/white-road-edmund-de-waal-review-porcelain
10) Meer over Paul Celan (Duits)
https://archive.org/details/dieHandVollerStundenSoKamstDuZuMir-EineLangeNachtberPaul
Charles Ephrussi
om er verder op door te gaan. het is mooi als dat wat ik lees en wat ik zie ineens samenkomenbedankt Jeroen
Edmund de Waal
Beste Jeroen,het doet me plezier weer eens, en wel op deze manier, met je in contact te treden. Het is alweer lang geleden dat ik een verfent deelnemer aan je cursussen was en later met mijn vrouw aan je kunstwandelinge n.
Het aparte is dat je huidige presentaties nog meer diverse kunstuitingen geven dan de museumbezoeken. Het zal wel met mijn leeftijd te maken hebben dat ik het fijn vind dat deze verhalen over één bepaald kunstuiting gaan en daardoor zo behapbaar zijn. De mogelijkheid om je echt verdiepen is er ook omdat jij je focust één kunstwerk.
Ik heb nu twee verhalen van je die mooi samenkomen. 1. het schilderij van Renoir van het déjeuner van de konoërs aan de Seine 2. je laatste verhandeling over het kunstwerk van Edmond de Waal. De link is de figuur van Charles Ephrussi die achter in het schilderij van Renoir zeer goed zichtbaar is en tevens één van de hoofdpersonen is van `De haas met ogen van barnsteen`. Ik heb nu geen ruimte meer op de balk om er verder op door te gaa
Edmund de Waal
Bedankt Jeroen, gaaf en mooi beschreven.Even genieten op deze sombere dag, waar alhier enorm lawaaioverlast van voegen uitbikken.
Ik geniet van je mails maar deze in het bijzonder...
Meer dan welkom.
Hartelijke groeten ook voor Marlies natuurlijk
edmund de waal
Mooi Jeroen, niet alleen wat je laat zien maar ook wat je erover zegt en hoe; er schuilt een dichter in je.bedankt.
Diet
De Waal en meer
Dank Jeroen voor het aanrijken van zoveel rijkdomAbonneren
Rapporteer
Mijn reacties