I. Ontmoeting
1. Bomenrij
Bomenrij 1915, Jan Mankes (1889-1920), Olieverf op doek 69 x 52 cm, Gorssel, Museum MORE
Sprookjeslandschap. Dat vind ik wel een goed woord. Verstild is ook goed. Een verstild sprookjeslandschap. De sfeer van het huis van de gebroeders Grimm in Kassel. Oud eiken. Onbestemd. Kijk, daar schuifelt een stelletje over het pad onder de bomen. Ze zijn elkaar genegen. Nog een oud woord. Het sprookje duurt voort. Het is hier heel stil geworden, de kraaien zijn daarnet, kaá kaá, weggevlogen. Ze hebben de bomen verlaten, onrustig over de voorovergebogen figuur daar beneden, die hout sprokkelt, misschien een man, misschien een vrouw, het is niet te zien. Het stel op het pad kijk niet naar hem of haar, hij of zij kijkt niet naar hen. Dat is wat er gebeurt in deze schemerige wereld, onder het licht dat gedempt ligt over de bomen.
2. Afmeting
Het sprookjesachtige komt zeker ook door het staande formaat van het schilderij. Daardoor torent de wereld hoog boven ons uit. We zijn het niet gewend. Normaal gesproken is een landschap altijd een liggend formaat, met de nadruk op de horizon. Als het landschap recht overeind staat is het niet van onze wereld. Er zijn weinig schilders die het doen. Jan Mankes gebruikt beide formaten, zoals te zien is aan de schilderijtjes links.
3. Compositie
Een rij bomen begint rechtsboven in het beeld. De kronen nemen onze blik mee omlaag, tot waar in een bocht van een zandweg twee figuurtjes lopen, voor een bomenrij aan de overkant van het pad. Van nu af volgen we de tweede rij bomen naar rechts, tot we een figuur ontwaren, achter de eerste boom, voor het groepje van drie. Daar wordt onze blik omhoog getrokken naar een groep vogels in de lucht.
Het schilderij is geschilderd vanuit een heel laag standpunt: wij kijken er in vanaf dezelfde hoogte als de twee wandelaars op het pad. We zien de twee mensen naar ons toekomen, en zien net als zij van onderen tegen de kruinen en naar de vogels in de lucht. De verdwijnpunten, met blauwe hulplijnen opgezocht, liggen ver buiten het schilderij op de horizon. Samen met ons eigen, lage oogpunt, maakt dat het schilderij nog hoger.
4. Techniek, Licht en kleur
Karlijn de Jong beschrijft in het boekje Jan Mankes in woord en beeld, dat uitgegeven is door museum Belvédère in Heerenveen, hoe Jan Mankes in de eerste jaren is opgeleid in een atelier van glasschilderkunst, het atelier voor gebrandschilderd glas 't Prinsenhof , gevestigd in het Prinsenhof in Delft. Daar leerde hij de verf aanbrengen in dunne lagen over elkaar heen. Telkens voordat een nieuwe laag werd aangebracht werd de bestaande laag met puimsteen opgeslepen. Dit verdiept de kleur en geeft het zijn eigenaardige, diepe glans. Links is een voorbeeld van een van de gerestaureerde ramen in Gouda, door het atelier waar Mankes, en ook de schilder Herman Kruyder, hebben gewerkt. Over die laatste moeten we het nog eens hebben.
5. Gebaar
Maar Mankes had zich al al sinds 1908 als zelfstandig schilder gevestigd en zijn techniek natuurlijk veel verder ontwikkeld. Er zijn nauwelijks contouren te vinden, de bomen zelf bestaan uit vlakken van één kleur met daarin donkere accenten. Over de toppen heen is een kleur getamponneerd die bestaat uit een vermenging van de kleuren van de hemel en van de takken, waardoor de kruinen vervagen. Eenzelfde behandeling ondergaat de voorgrond met de silhouetachtige figuurtjes. Het blauw van de kiel die de sprokkelaar draagt is de sterkste kleur in het hele schilderij. Deze vervaging van kleurtonen tot een stemmige, subtiele harmonie, waarbij de warme voorgrond zich afzet tegen de koele horizon en de koude, vochtige lucht erboven, versterkt het sprookjeseffect.
6. Beleven
Zo zoekt Mankes “Een diep geestelijk kunstwerk, dat niet op gewoon zinnelijke oogenpracht is gebaseerd” en hij vindt, onder andere bij Odile Redon en Vincent van Gogh “een diep innerlijk medeleven met de afgebeelde dingen!”
Wij worden zelf het schilderij binnengetrokken doordat de voorgrond zich naar links en rechts verder uitstrekt buiten het schilderij. Vanaf ons standpunt buiten beeld, midden voor het schilderij, beleven wij de stille natuur en gaan op zoek naar wat er omgaat in onszelf. Wat raakt ons zo in deze iele bomen met hun stammen als berken en hun kruinen als paardenbloemen? Hoe kunnen wij onszelf beschutten in dit late najaars-licht? Hoe eenzaam zijn wij en hoe nietig, nu de schemering al is begonnen? Nog is de bast van de bomen niet gezwart. Dit schilderij is geen afbeelding van een plek op de wereld, ergens anders. Dit is de wereld, om ons heen en de wereld heeft iets met ons voor. We hebben nog even voor we huiswaarts moeten. In deze stemming past een gedicht.
ONDER DE APPELBOOM
Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom
ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.
© 1966, Rutger Kopland
Uit: Onder het vee
Uitgever: G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1966
II. Verwantschap
7. Titeldia VERWANTSCHAP
8. Het laantje te Middelharnis (Hobbema) 1689
In ons vlakke land hebben wij geen bergen. Wel bomen. Wie kent niet dit beroemde laantje met zijn uiterst overdreven, maar o zo sprekende centrale perspectief? De mensen zijn er klein en nietig, de afstand naar het dorp is ver. De straat is onverhard, net als bij het ouderlijk huis van Jan Mankes. Aan weerszijden groeien bomen, in een gelid aangeplant, teken van de scheppende hand van de mens, die de wereld maakt naar zijn eigen zin. Of Jan Mankes dit laantje kende, weet ik niet: in zijn tijd was dit schilderij al lang in Engeland. Misschien zag hij een prent ervan in het Rijksmuseum.
9. Mondriaan, Rij van elf populieren in rood, geel, blauw en groen. (1908)
Is Mankes bomenrij een antwoord op de populieren van Mondriaan, zeven jaar eerder? Bronnen vermelden dat hij zeer goed op de hoogte was van de schilderkunst van zijn tijd. Hier komt de term ‘realisme’ in het geding. Is het nabootsing van de bestaande natuur? Geen van beide kunstenaars lijkt daarop aanspraak te maken: beide schilders maken geen botanische tekening. Ze zoeken iets anders te bewerkstelligen. Een plek die overal zou kunnen zijn. Met een bepaalde sfeer, een zekere stemming.
10. Woudsterweg bij Oranjewoud 1912
Twee enorm hoge bomen staan aan het begin van een laan. Wij weten dat Hobbema aan zijn laantje ook twee extra hoge bomen toevoegde aan het begin. Bij Jan Mankes staat een donkere figuur aan het begin van de laan. Er drijven lichte wolken door de nevelige blauwe lucht. De bomen hangen als gedropen verf tot op de grond. Weg nabootsing van Hobbema. Weg Mondriaans gemoedsstorm. Het lijkt een levensles: zie daar de weg die je moet gaan.
11. Avondschemering, Woudsterweg 1914
Nog een eenzame figuur op een stilgevallen weg waarboven de vogels zich nestwaarts haasten. Aan de einder zijn de lichten in de boerderijen al aan, ze lokken met hun gouden glans de passant naar huis. Niets beweegt, er is geen klotsen van het water en geen ruisen van de wind. Alles wordt stil.
12. Sneeuwlandschap met sloot
Waren we op de Woudsterweg zelf nog in het landschap aanwezig, hier staan we op een hoge dijk, of misschien zelfs achter een raam, en kijken naar het landschap voor ons. Het ligt onbereikbaar voor ons aan de overkant van de sloot. We wagen het niet eens om het ijs op de sloot te proberen, want deze wereld mag niet verstoord worden. Niemand is bij de hooimijt geweest, de kraaien vechten om iets eetbaars bij een vergeten pol. Hoe is het mogelijk dat zo’n eenvoudige compositie ons zo lang bezighoudt.
13. Monet, de ekster
Het heeft iets te maken met het onwaarschijnlijke buiten zijn, met het leven dat zich afspeelt en dat we zien in de vogels, in de witte overdekte wereld. Het schilderij van Monet is veel zonniger, met nadruk op het tegenlicht. Net als bij Mankes geeft de vogel aan wat echt wit en echt zwart is. In een wereld zonder mensen verbeelden de dieren het onuitsprekelijke ervaren van het landschap.
14. Uitzicht uit het atelier
In dit sneeuwgezicht zijn we dichterbij de realiteit. De sneeuw is van de bomen gesmolten, groene en bruine wintertinten kleuren het landgoed en toevallig, precies op het juiste moment, komt er een vrouw langs in een rode rok. Ze heeft een witte wintermuts op. We kijken door het raam en zien haar passeren terwijl zij buiten onze wereld voorbijgaat. Wij zijn toevallige toeschouwers die naar het landhuis stonden te kijken, net toen zij langskwam.
III. Besluit
15. Bomenrij
Er is geen waarom achter de dingen, er is alleen het zijn van de dingen, van de plek, van de bomen, van de mensen. Er was eens… In sprookjes is het landschap altijd vaag. De grond is bruin, de lucht is grijs, bomen zijn levende schimmen en de tijd, een lange tijd, lang genoeg voor een verwijlen, is altijd lang geleden. Dit hier, dit wat hier te zien is, bestaat niet. Het was hier nooit, ook niet hier ver vandaan. Een gefantaseerde plek, een wereld om aan te denken, een scène om naartoe te gaan, als het gemoed behoefte heeft aan rust. Het is hier dat de ziel wil dwalen, om het even waarheen, opgenomen in de niet-bestaande natuur van de romantiek, zonder reden, zonder denken, op de zachte humus van het binnenste.
IV. Nawoord
Niet ouder dan dertig jaar is hij geworden en toch liet hij ons 150 schilderijen na. Dat is een teken dat hij in zijn tijd al populair was. En dat is hij nog steeds. 2020 was een Mankes jaar en er zullen nog veel Mankes-jaren volgen. Niet omdat wij zo dol zijn op herdenken, maar gewoon, omdat zijn werk behoort tot de top. Maar daarover moet je niet spreken. Je moet het zien.
V. Bronnen
1) Een schilder in zijn tijd
Karlijn de Jong: https://dejongkunst.nl/jan-mankes-in-woord-en-beeld-mb/
2) Over jan Mankes en zijn vrouw
http://annezernike.nl/JAN%20MANKES.html
JAN MANKES: DE ECHTGENOOT VAN ANNE ZERNIKE
Op deze website uiteraard ook aandacht voor de relatie tussen Anne Zernike met de schilder Jan Mankes, haar echtgenoot, waarmee ze slechts een aantal jaren kon samenwonen.
Jan Mankes werd geboren in Meppel op 15 augustus 1889. Hij overlijdt in Eerbeek op 23 april 1920. Ruim dertig jaar oud!
DE VROEGE JAREN
De vader van Jan is Beint Mankes, commies bij de belastingen. Zijn moeder is Jentje Hartsuiker. Het gezin telde drie kinderen: Popkje, Cornelis en Jan. Jan was vernoemd naar zijn grootvader aan vaders kant. Die was afkomstig uit het dorp De Knipe waar hij tot zijn dood in 1886 werkzaam was geweest als houtbaas en imker.
Jan Mankes bezocht in 1902 de driejarige HBS te Meppel. All in de eerste klas bleef hij zitten. Alleen het tekenonderwijs kon hem boeien. "Alle andere vakken zijn altijd onwezenlijk voor hem gebleven" schrijft zijn vrouw Anne Mankes-Zernike later in 1923 bij de uitgaven van een boek over Jan Mankes.
In 1904 wordt zijn vader overgeplaatst naar Delft. Direct daarna werd Jan Mankes als leerling op het atelier van de glasbrander-glazenier J.L. Schouten te Delft aangenomen. Daarnaast kreeg hij in zijn vrije tijd les van de schilder-glasbrander Hermanus Veldhuis. Jan volgt in de periode oktober 1905 - april 1906 vier avonden per week de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Zijn toenmalige baas, de heer Schouten, wilde dat zijn leerlingen kunstonderwijs zouden volgen. Op zondag liep hij vaak van Delft naar Den Haag om er de collecties van het Mauritshuis te bestuderen. Na enige jaren vond hij geen bevrediging meer in het werken 'op de fabriek' en koos hij op 18-jarige leeftijd voor een loopbaan als vrij kunstenaar. Dit laatste mede onder invloed van etser en lithograaf Antoon Derkzen van Angeren. Op de zolder van het ouderlijk huis aan de Molslaan 64 in Delft richt hij zijn atelier in.
Ook kreeg Jan contact met de glazenier en glasschilder Toon Berg (1877 - 1967). Door Berg was Jan in aanraking gekomen met zaken als vegetarisme, pacifisme en communaal grondbezit. Daarbij was hij gewezen op literair werk van Frederik van Eeden (De Blijde Wereld) en Tolstoi. Het had allemaal een diepe en blijvende indruk op Jan gemaakt.
DE KOMST NAAR DE KNIPE
Na de pensionering van zijn vader in 1909 verhuist hij met zijn ouders naar De Knijpe bij Heerenveen. De familie betrok een woning aan de Schoterlandse Compagnonsvaart, tegenover de Woudsterweg, de weg naar Oranjewoud en museum Belvedère. Die woning is in de jaren 30 afgebroken en vervangen door een nieuwe woning.
Dieren (vooral vogels) behoorden tot zijn favoriete onderwerpen. Vanaf het begin van zijn bezigheid als vrij kunstenaar was er belangstelling voor zijn werk. Bovendien ondervond hij sedert 1909 de steun van de Haagse kunsthandelaar J.C. Schüller, en via hem kwam hij in contact met A.A.M. Pauwels, een sigarenfabrikant uit Den Haag, die veel belangstelling voor zijn werk aan de dag legde. Pauwels zond hem per post of per bode alles wat hij voor zijn werk nodig had. Dit contact had een levendige briefwisseling tussen 1910 en 1918 tot gevolg. In de van de schilder bewaard gebleven brieven leest men hoe hij zijn vriend, mecenas en bewonderaar op de hoogte houdt van de gemaakte vorderingen en hem bedankt voor de voortdurend volgehouden zendingen.
Van groot belang was de kennismaking met Cornelis Gabes Gouma (1882 - 1926). Gouma was christen-anarchist, geheelonthouder en vegetariër en had zes jaar in een antroposofische gemeenschap in Italië gewoond. Gouma's levensvisie, die Mankes zeer aansprak, zijn kennis op het gebied van de beeldende kunst en zijn collectie kunstreproducties maakten Gouma tot een waardevolle en inspirerende vriend.
Jaren later scheef Anne Mankes-Zernike in haar biografie over Gouma: "Nooit heb ik iemand ontmoet, die zo slecht bij zijn omgeving paste als die mooie, lange man in zijn lichte sportkleding, met zijn blanke handen, zijn zachte stem en zijn elastische gang". Ook vermeld ze in de biografie het volgende: "Friese karakters zijn niet gemakkelijk te doorgronden, maar dwingen dikwijls eerbied af".
In 1912 leert Jan Mankes ook de schilder Chris Huidekopper uit Sloten kennen. Hij is een van de personen met wie Jan een nauwe relatie had en ook zijn visie op het leven kon/ging delen.
Van 1912 af gaat Jan Mankes zich met grafiek bezighouden: aan het einde van dat jaar weet hij een tweedehands etspers te bemachtigen. Onder invloed van het werk van de Japanse schilder en prentkunstenaar Hokusai, dat hij in 1913 onder ogen krijgt, zet hij zich aan het maken van houtsneden.
DE JAREN IN DEN HAAG EN EERBEEK
Anne en Jan trouwen in 1915. Na hun huwelijk wonen zij eerst enige tijd in een woning aan de Douzastraat 18 in Den Haag. Hier hebben ze uitzicht op de duinen. Via bemiddeling van de heer Pauwels kunnen ze deze woning betrekken. Jan Mankes wil graag de zee en het strand schilderen om nieuwe thema's te schilderen. Bovendien wilden Jan en Anne graag naar de stad vanwege de grotere culturele mogelijkheden.
In hun nieuwe huis in Den Haag komt de kunstenaar Chris Lebeau kennis maken. Hij kende het werk van Mankes al een tijd en koesterde er grote bewondering voor. Mankes schrijft naar aanleiding van deze eerste ontmoeting in ee brief aan zijn vriend Gouma: " Daarbij is hij heerlijk idealistisch, gneiet geweldig van alles wat hij mooi vindt en organiseert avondjes waarop enkele geniale artisten komen en iets geniaals op het gebied van dansen, muziek en schilderijen gegeven wordt. Daarom gaan we nu vanavond naar zoo'n avondje toe en hangen er mijn schilderijen tentoongesteld..."
Eind januari 1916 vertonen zich de eerste verschijnselen van tuberculose bij Jan. Hij moet twee maanden in bed blijven. Eind mei is hij weer enigszins opgeknapt. toch bleek zijn gezondheid niet sterk te zijn zodat besloten wordt de zeelucht te ruilen voor de boslucht.
In september 1916 verhuizen zij naar Eerbeek in Gelderland en betrekken de woning aan de Dr. Gunningstraat nummer 13. Een vrijstaande woning op een grote kavel en een ruim uitzicht. In Eerbeek raken Jan en Anne bevriend met de zoöloog professor Weber, die af en toe iets koopt van Jan Mankes' werk. In de winter van 1917 - 1918 wonen Chris en Ditte Lebeau een maand lang bij hen in Eerbeek. "We hebben het ruim een maand lang gezellig met hen gehad en veel gelachten", schrijft Anne in haar herinneringen.
Het jaar 1918 was in meer dan één opzicht een belangrijk jaar voor hetr echtpaar Mankes. In maart 1918 wordt hun zoon Beint geboren en in oktober 1918 promoveert Anne tot doctor in de theologie.
Jan Mankes heeft intussen nog steeds contact met de heer Pauwels. Ook heeft hij contact met mevrouw Annie van Beuningen - Eschauzier die hem regelmatig in Eerbeek opzoekt. Zij is een trouwe kunstverzamelaar. Op 10 januari 1920 schrijft hij haar: "Wat kan een Augustusdag stoffig en nuchter zijn. Je zou op zoo'n dag jezelf weg willen maken om alle ellendigheid, die op je in tracht te dringen. Maar je weet: de serene avond komt en de kievit klinkt over de lage landen. Je loopt in den dauw en ziet de koeien-ruggen en de wademende boomen. en de gedachte aan dat alles heiligt dien fellen Augustusdag, en je gaat er niet op foeteren en schelden, en je tracht hem niet te veranderen en te verbeteren, maar je zoekt een stil schaduwijk hoekje ergens op een verlaten deel hier of daar en je wacht en je weet, dat 't komen zal. De natuur verbergt niets, maar geeft alles; en die Augustusdagen, ze moeten er ook zijn in onze geestelijke gemeenschap. Maar de winterstormnachten ze zullen ook komen en de lieflijke Mei-ochtenden en de avonden, die niets dan innigheid zijn. Alleen die verdieptheid, die we krijgen door alle uitersten met elkaar te doorleven, kan ware vriendschap doen ontstaan. Zal het lot ons verooloven al die fasen te doorlopopen?".
Aan het eind van het jaar 1919 wordt Jan Mankes bedlegerig. Hij overlijdt op 23 april 1920 te Eerbeek, nadat hij gedurende deze laatste periode van zijn ziekte ook nog enkele maanden in een revalidatieoord in Nunspeet is geweest.
Chris Lebeau maakt de grafsteen die hij zelf uit een steengroeve in België had gehaald, nadat hij de stenen die in Nederland voorhanden waren, had afgekeurd. De grafsteen ligt op de Algemene Begraafsplaats ten westen van Eerbeek aan de Coldenhovenseweg 85. In hetzelfde graf ligt ook Anne Mankes-Zernike begraven.
ZIJN NALATENSCHAP
Zijn gehele oeuvre, ontstaan tussen 1907 en 1918, omvat ongeveer 150 schilderijen, merendeels op kleine formaten, een 100-tal tekeningen en ruim 40 bladen grafiek, voornamelijk etsen en houtsneden.
Na zijn overlijden zijn er diverse tentoonstellingen gemaakt en boeken en catalogie verschenen.
Het eerste boek over het werk van Jan Mankes verscheen al in 1923. Geschreven en samengesteld door Anne Mankes-Zernike en Rik Roland Holst.
Als laatste is in het jaar 2007 uitgebreid aandacht besteed aan het leven en werken van Jan Mankes in de vorm van een tentoonstelling. Enerzijds was dat de 'reizende' tentoonstelling (Assen, Arnhem en Spanbroek) "Het Mankesperspectief". Anderzijds was daar de tentoonstelling in museum Belvedère in Heerenveen (vlakbij/aan de Woudsterweg in De Knipe) waarin de Friese jaren van Jan Mankes worden belicht. In die periode is het boek "Woudsterweg" uitgebracht.
In 2010 is er in Museum Rob Mohlmann in Appingedam ruim aandacht besteed aan Jan Mankes. Destijds zijn bij de tentoonstellingen twee boeken uitgebracht, te weten "Jan Mankes - buitenbeeld" en "Jan Mankes - binnenbeeld", respectievelijk een tijdreis door de woon- en werkwereld van Jan Mankes (1889-1920) met documenten, kunst, prenten, kaarten, boeken en ansichten uit zijn tijd en de verhalen van tien hedendaagse vakbroeders die vertellen over hun passie voor Mankes. Zie voor de film ook de volgende LINK. In het museum is thans een speciaal kabinet aanwezig met prenten en brieven van en over Jan Mankes. Zie hier de LINK naar Museum Rob Møhlmann.
(Daarin interview met Helmantel over Mankes)
https://www.youtube.com/watch?v=bVUeDMkMmjQ
3) Video Museum voor Moderne Kunst in Arnhem
https://vimeo.com/410599608
mankes en dumas
Ha! Loop nog beetje achter. Toren van Babel riep mijn oude bezetenheid op met die toren. Maakte 4 beelden n.a.v.- en die staan hier in huis/achterhuis. Maar ik maakte ook es een scrapboek met allemaal verwijzingen ernaar in beeld en woord jaren terug. De taal-verwarring enerzijds en de eeuwige hang naar 'beter, verder'' vond ik daar boeiend in. Als produkt van de 60er/70er jaren zag ik daarin het streven naar zelf- ontplooiing . In plakboek valt op hoe graag allerlei mensen die toren als icoon gebruikten. Van alle tijden!
Als ik naar buiten kijk zie ik een realistische Mankes, zeker de eerste 10 meter boven stoep, straat,geparkee rde auto's en een wervend knalgroot affiche waarin de bouw van luxe-appartementen wordt aangekondigd, te beginnen bij 6.25 ton. Daarboven oude huizen en bomen- nogal sprookjesachtig . Dag Bedankt Jeroen !
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties