Wand' Zoek er maar een uit,' zegt Jan gul. Ik laat mijn blik vervolgens dwalen langs de ontelbare schilderijen van veel verschillende maten. Van zeer klein, pakweg 10 x 10 cm tot 40 x 50 cm. Er hangen er wel 100 op een witte verplaatsbare wand.

 

 

 

 

 

 

 

Landschappen.

Stille, aandoenlijke getuigen van Jan' s tochten door de wereld. Van wegen die snijden door akkers, van akkers en horizon,van hemel en aarde. Vergezichten zijn het haast allemaal. Een kraakhelder winterlandschap, een nevelige weiland, de zon die oogverblindend op de vette klei valt. Ook een aantal donkere bos- en bomengroepen, waarin je het licht ternauwernood tussen de bomen ontwaart. Ieder landschap vraagt om er voor plaats te nemen en te kijken, nee om vooral te voelen. Heimwee, dacht ik eerst, ' mijn' Limburgse heuvellandschap in gedachten, maar uiteindelijk wist ik het: verlangen. Verlangen naar die ene plek op aarde, of naar wat er zich achter de horizon ophoudt.
De landschappen zijn geschilderd, met olieverf of, als ze erg groot zijn, liggend gemaakt met pigmenten en lijnzaadolie en

Zand en Aarde

Dan valt mij dat ene op, 32 cm breed, en 8,5 cm hoog op het breedste stuk, want de bovenkant glooit.

Niet alleen de vorm is anders, het is, hoe klein ook, een drieluik. De plank, want dat is het, is op twee plaatsen ingekerfd, en op die plekken zwart geschilderd. De kerven lijken daardoor twee palen die het landschap doorklieven. Als je het zo bekijkt loopt het landschap achter de twee palen door. De blauwe lucht , de donkere horizon en de bruine vlakken die alleen op het middenpaneel overgaan in een zeer lichtbruin, alsof de zon daar op schijnt. Op de rechter-onderkant van het middenpaneel bevindt zich een smalle scheur in het hout die in een boog naar de rechter nerf loopt , hij eindigt in het donker van een donkerbruine, haast zwarte strook die aan een horizon doet denken. In het rechter paneeltje zit een verruwing die net als de scheur van linksonder naar rechts omhoog loopt. De scheur en verruwing lijken zo een soort duin.

Zo' n klein landschap en daar zo in rond te kunnen dolen. Eindeloos is de verte, zo ver de einder. Ik ploeter door de zandkleurige voorgrond die donkerder wordt en loop het donkerbruin tegemoet dat door het binnenvallende licht juist iets lijkt op te lichten nu. De grond is drassig, de avond valt snel, er is geen struik, geen boom om te schuilen voor de nacht. Ik stap er uit, uit dit bloedmooie, lege landschap, het is fijner om er naar te kijken dan om er in te zijn.

1000 Resterende tekens