la casa del poeta en teracotta 1992

Om tot een juist ruimtebegrip voor de kunst te komen, vraagt Heidegger zich eerst af wat kunst is, en wat ruimte in de kunst kan betekenen. Is er sprake van verschillende ruimtes: de natuurlijke (fysieke) ruimte, de kunstzinnige ruimte, de ruimte van het alledaagse handelen en het verkeer, en zo ja, hoe spelen die verschillende ruimtes dan op elkaar in? Bestaat ‘ruimte’ onafhankelijk van de ruimte-ervaring, en onafhankelijk van de ruimte-ervaring in andere tijden? Kortom, is ‘ruimte’ wel in woorden te vatten?


“Zolang we het eigenlijke van de ruimte niet ervaren,” zegt hij, “blijft ook het spreken over de ruimte van het kunstwerk donker. De manier waarop de ruimte het kunstwerk doordringt, is voorlopig onbestemd”.
“Als de opvatting geldig is”, vraagt hij zich af, “dat kunst betekent ‘het in het werk brengen van de waarheid’ en dat waarheid betekent de ‘onverborgenheid van het Zijn’, moet dan niet in de werken van beeldende kunst ook de werkelijke ruimte, dat wat zijn eigenheid ‘ontbergt’, maatgevend worden”?

Nu zijn we bij de begrippen waarover Rudi Kousbroek zich zo smalend uitliet: ‘in het werk brengen’, ‘de onverborgenheid van het zijn’, het ‘ontbergen van de eigenheid’. Maar wat - ook volgens Heidegger - het belangrijkste is, is te ont-dekken wat de eigenheid van de ruimte is.

De toepasselijkheid van de citaten aan het begin van zijn artikel blijkt nu duidelijk uit de typisch Heideggeriaanse aanpak, waarbij de woordafleiding van een bepaald begrip de redenering leidt. Ruimte heeft volgens deze redenering te maken met ruimen, en ruimen is ‘vrij maken’. Vrij maken van plaatsen. En wat daarbij niet over het hoofd gezien mag worden is dat er tijdens het ruimen iets ‘gebeurt’. Ik probeer hieronder Heidegger te vertalen:

Wie geschieht das Räumen? Ist es nicht das Einräumen und dies wiederum in der zweifachen Weise des Zulassens und des Einrichtens?
Hoe gebeurt het ruimen? Is het niet het ‘inruimen’ en dit wederom in de dubbele betekenis van ‘toelaten’ en ‘inrichten?

 

Einmal gibt das Einräumen etwas zu. Es läßt Offenes walten, das unter anderem das Erscheinen anwesender Dinge zulaßt, an die Menschliches Wohnen sich verwiesen sieht.
In ieder geval geeft het inruimen iets toe. Het staat toe te beschikken over wat open is, dat onder andere het verschijnen van aanwezige dingen toelaat, waarop het menselijk wonen is aangewezen.


Zum anderen bereitet das Einräumen den Dingen die Möglichkeit, an ihr jeweiliges Wohin und aus diesen her zueinander zu gehören.
Aan de andere kant verschaft het inruimen de mogelijkheid aan de dingen hun respectievelijke waarheen, en vandaar de mogelijkheid om bij elkaar te horen.

Voor dit toelaten in het wonen, lijkt mij Chillida’s Huis van de dichter geschikt, dat hierboven te zien is.
(Wordt vervolgd)

1000 Resterende tekens