(Leestijd: 6 - 12 minuten)

De vondst

Rijksmuseum, Anonieme tekenaar

De Dag naar Michelangelo, anoniem, Rijksmuseum

Wat een vondst trouwens. De dag personifiëren door een naakte man. Komt dat ergens vandaan, uit de literatuur bijvoorbeeld? Ik zal een kleine speurtocht ondernemen. Misschien komt het idee van de 4 tijdstippen van de dag uit Dantes Convivio[1] , in Florence gedrukt in 1490. Daar spreekt Dante over het leven als opkomst en neergang in 4 tijdperken , zoals de vier seizoenen en de vier tijden van de dag..[2]

Deze tekening van een anonieme tekenaar uit 1534 in het Rijksmuseum laat zien hoe onwaarschijnlijk moeilijk het is Michelangelo’s proporties precies over te nemen.[3]

Bij de antieke Grieken wordt de dag gepersonifieerd door een godin en de Romeinen nemen dat over. Maar uitgerekend de Renaissance, of liever Michelangelo, die zijn cultuur baseert op de klassieke kunst, verandert de dag van een vrouw in een man. Heeft dat iets te maken met de zo vaak gesuggereerde homoseksualiteit? Die vraag is niet relevant. Het verwijst naar de maker en niet naar het beeld. Hoe bevooroordeeld is de belangstelling voor de seksuele voorkeur van makers van naakten in de kunst? Hebben zij een ziekelijke obsessie? Ik ga liever niet mee in dat denkpatroon. Het is eerder zo dat de omdraaiing naar mannelijk meer te maken zal hebben met de onophoudelijke, maatschappelijk dominante positie van de man. Die tekent immers onze hele cultuur.

Artus Quellinus maakt 130 jaar na Michelangelo’s Dag een kleimodel naar dat beeld. Een opmerkelijke keuze. De Dag is kennelijk voor hem belangrijker dan de andere beelden in de nieuwe sacristie. De tekening in het Rijksmuseum van Amsterdam zou best van Artus kunnen zijn. Wat is er zo speciaal aan de Dag? In ieder geval de draaiing van het lijf, die al ter sprake kwam in mijn artikel over de figura serpentinata. Geen van de andere beelden in de sacristie is zo beweeglijk gevormd.

 Riviergoden

TiberinusTiberinus[4] Linksonder Romulus en Remus met de wolvin.

De Dag doet sterk denken aan beelden van Romeinse rivier goden. Dat zijn personificaties van rivieren, liggende mannen die een rivier verbeelden, zoals deze afbeelding van de rivier de Tiber, Tiberinus. Zowel Michelangelo als Artus Quellinus (en ook Giambologna) hebben dit beeld in Rome zeker gezien.

Er is dus een schema. Er ligt een half naakte man met een Hoorn des Overvloeds, half opgericht, steunend op een elleboog. Zijn benen zijn bedekt door een laken met diepe plooien. Hij ligt stil, als een echt symbool, een verbeelding van één idee: een rivier is goddelijk.

Hoe eenvoudig en tegelijk subliem is de draai die Michelangelo geeft aan dit type. Wij zien dezelfde riviergod, maar nu op zijn rug, die zich naar ons toe wendt, zijn beweging benadrukt door zijn wegliggende rechterarm, terwijl hij steunt op zijn linker elleboog, achter zijn rug. De Dag is een mannelijke personificatie net zoals de rivier.

Artus Quellinus hoefde zich geen zorgen te maken over deze personificatie. Voor hem telde alleen het bestaande beeld, dat hem zo boeide dat hij het na wilde maken. En dat niet alleen. Hij wilde het, voor zover in zijn macht lag, nog beter doen.

Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen, in onze tijd van internationale communicatie die ook nog eens visueel is, wat een indruk Michelangelo’s ontsnapping uit het riviergodenschema voor andere kunstenaars betekend moet hebben. Vasari noemde hem al goddelijk. En bij Artus, die zich net vertrouwd gemaakt had met alle schema’s in Rome, moet het beeld ingeslagen zijn als een bliksemflits.

De verschillen zijn dan ook minimaal, alleen in de details en in die gebieden waar Michelangelo nog niet aan toe was gekomen. En daar volgt Artus opnieuw het schema van de klassieken, zoals te zien is aan zijn opvatting van het hoofd en de haren. Het is jammer dat hij er niet aan toe is gekomen om aan de hand van zijn kleimodel een omzetting te maken in marmer. Dat maakt de vergelijking natuurlijk enigszins wankel, hoewel het de vraag is of zijn werkwijze zo anders was als die van Michelangelo. Zij maakten allebei voor hun hakken in de steen een model. Dat brachten zij over op de steen in de juiste proporties op grotere schaal, met behulp van tekengereedschap en misschien ook wel van een puntteer apparaat. Het model van Michelangelo is verloren gegaan. En Artus heeft het te druk gehad om er een marmer van te maken.

Wat wij niet precies kunnen weten, tenzij wij het na zouden doen, is hoe de uitstraling van het beeld tenslotte tot stand komt. Je kunt een kleimodel opbouwen met behulp van kleine stukjes klei die je uitsmeert op het oppervlak. Je kunt het ook uitsnijden uit een groot brood klei waar je met spatels en mirettes stukken uit wegneemt, net zoals je dat doet bij het hakken in steen. Wat allebei de kunstenaars gedaan zullen hebben, nadat ze jaren in dit vak getraind zijn, is op zoek gaan naar de meest perfecte weergave van de huid. Bij de Romeinen lag de nadruk vooral op de vorm, en de eerbied voor het goddelijke personage. Bij deze renaissance meesters gaat het om de huid en alles wat het beeld menselijk maakt, om het zo dicht mogelijk bij onze beleving te brengen. Michelangelo was daar al om beroemd geworden door zijn Pietà en zijn David, en hij voegde er nu de beweging van het menselijk lichaam aan toe. Ook dat zal een reden geweest zijn voor Artus, van wie we aan zijn oeuvre en zijn Paleis op de Dam kunnen zien dat ook hij gepokt en gemazeld was in de klassieke opvattingen, en het bijbehorende proces van uitvoering. Vermoedelijk was hij zelf sterk op zoek naar vernieuwing, zoals die te zien is in zijn kariatiden bij de Vierschaar. Daar is het de emotie die de vorm richt. Net als bij De Dag. ‘Invoelbaar’ wordt het toverwoord voor alle beeldhouwers door Michelangelo.

Kariatiden

Artus Quellinus Bozzetto’s voor Kariatiden bij de Vierschaar in Amsterdam.

Eerste verschil: schaal

de dagMichelangelo De Dag (1526-1534?) Marmer, Diepte: 70 cm, Hoogte: 102 cm, Breedte: 210 cm

Giambologna en Artus Quellinus

Links: Giambologna (1558) Alabast, H. 44,5 cm, B. 48,5 cm, D 14,7 cm
Rechts:
Artus Quellinus Klei, (1658), H 43 cm x B 48,5 cm x D 19,3 cm

De foto’s even opgesteld in chronologische volgorde. Eerste verschil om op ons in te laten werken: afmetingen en schaal. De Giambologna en de Quellinus zijn nagenoeg even groot. Elk van die twee past vier keer in de originele Dag van Michelangelo. In dit artikel hoort Giambologna er eigenlijk niet bij, maar ik kan nu even niet om hem heen. Omdat hij vermoedelijk de eerste was die op deze schaal een dergelijke kopie maakte. (Zie het vorige artikel [M4] Michelangelo’s Dag door Giambologna)1. Al sinds de vroeg-Renaissance in Italië maakten beeldhouwers een kleine schets in klei, die ze later konden uitvergroten in steen naar het formaat dat gewenst was. Ook maakten ze wel een gipsmodel waarvan ze een bronzen gieting kondenmaken.

Tweede verschil: tijdstip

Levens:

Michelangelo (1475-1564) 89 jaar. De Dag rond zijn (1530) 55e levensjaar

Giambologna (1529-1608) 79 jaar. Naar Michelangelo (1558) 29e levensjaar, 28 jaar na het origineel.

Artus Quellinus (1609-1668) 59 jaar. Naar Michelangeloangelo (1658) 49e levensjaar, 128 jaar na het origineel, 100 jaar na Giambologna.

In theorie kunnen zowel Giambologna als Artus Quellinus het origineel in de Sagrestia Nuova gezien hebben en ook het eventuele bozzetto van Michelangelo.

Michelangelo en Artus Quellinus Voor-aanzicht

Michelangelo en Artus Quellinus Voor-aanzicht

Derde verschil: materiaal

De geschiedenis van het marmer dat Michelangelo gebruikte, is in verschillende bronnen uitvoerig beschreven. (Vasari, Charles de Tolnay, E. Wallace, Skulpturensammlung Dresden).

De optie van de Skulpturensammlung Dresden over het albast van Giambologna is door geen andere bronnen bevestigd. De techniek van het vormen in albast, door te slijpen, te hakken, te vijlen en te schuren, komt het dichtst bij de in marmer gehouwen originele Dag die wij nu kennen. Maar het is meer dan waarschijnlijk dat ook Michelangelo eerst een bozzetto - een kleine schets van klei heeft gemaakt, voordat hij en zijn medewerkers aan het hakwerk begonnen. In Teylers bewaren ze enkele detailtekeningen voor De Dag die misschien aan het bozzetto zijn vooraf gegaan. Of werden gemaakt tijdens het hakken, om details te bestuderen.

De dag naar Michelangelo

Artus Quellinus De Dag naar Michelangelo

Het kleimodel van Artus Quellinus is het meest gelijkende model naar De Dag. We kunnen slechts gissen of hij op zijn studiereis naar Rome en Florence de originele bozzetto van Michelangelo heeft gezien. Het was intussen 130 jaar later, maar het is niet onmogelijk. In ieder geval lijkt het lijf van zijn schets het meest op dat van Michelangelo, en dat geldt ook voor de wegdraaiende schouder en de houding van het hoofd. Hij blijft in ieder geval dichter bij het origineel dan Giambologna en als hij heeft gewerkt naar zijn eigen observaties, moet hij die wel heel nauwkeurig getekend hebben. Want toen hij deze kleischets maakte, was het voor hem al twintig jaar geleden dat hij het origineel in Florence had gezien.

Vorm en karakter

Michelangelo’s Dag ligt er erg uitnodigend bij.

de dag

De dag naar Mangelo

Dat uitnodigende heeft Artus behouden, maar zijn Dag lijkt iets minder uitdagend, wat strenger. Vooral door de houding van het hoofd dat iets meer naar beneden kijkt, vergeleken met het onderzoekende van Michelangelo. Artus heeft het voordeel dat hij de kleischets heeft kunnen maken als een voorbeeld voor een voltooid beeld, zo dat wij nu een uitdrukking kunnen waarnemen in het baardige gelaat. En de krullen op zijn hoofd doen denken aan Romeinse beelden die hij in Italië gezien zal hebben.

Pertinax 800p

Deze portretkop, met de bijnaam Pertinax in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, zal hij niet gezien hebben. Het is een voorbeeld van hoe rond 200 na Chr. Romeinse burgers hun portret lieten maken naar de portretten van de heersende keizer.[5] IJdelheid was de Romeinse man niet vreemd, zeker niet als dit inderdaad geen keizer was, maar een burger.

 

Het grote voordeel van een kleischets is dat je er van alle kanten omheen kunt.

Michelangelo en Artus Quellinus, aanzicht over de breedte-as.

Michelangelo en Artus Quellinus, aanzicht over de breedte-as.

Deze Dag kijkt opzij, intensief, alsof hem iets belangrijks opvalt. Hij is niet behaagziek, wat zijn houding wel suggereert, vooral de over elkaar gevouwen benen. En hoewel zijn opzij gedraaide rechterarm doet vermoeden dat hij zich net omdraait, is het toch dit strenge aanzicht waarin Michelangelo’s erotiek het meest doordringt.

Michel en Arnold achterzijde

Michelangelo en Artus Quellinus, aanzicht achterzijde.

De achterzijde van de sculptuur, in de Sagrestia Nuova in Florence tegen de achterwand verborgen, zal nog het meest naar eigen inzicht van Artus Quellinus gevormd zijn. Tenzij hij, we weten het niet, 130 jaar na dato toch toegang had rondom het origineel van Michelangelo, misschien wel wegens werkzaamheden in de kapel. Maar de vormgeving van de arm en de hand die een doek vasthoudt zijn in overeenstemming met het geheel, net als de schouder waaruit de arm achter het lichaam draait. Of de beeldhouwkundige oplossing van die arm achter het lichaam een gelukkige is of niet, kunnen we twisten, maar het is niet onlogisch als Michelangelo zijn levende model deze houding heeft laten aannemen, gezien zijn fascinatie voor wat na hem de figura serpentinata ging heten.

Misschien kunnen we in de schets van Artus een zekere invloed herkennen van Rubens, die tijdens Artus’ jeugd veel invloed op hem had. De invloed uit de Italiaanse renaissance is onmiskenbaar. Maar het grootste aandeel zal toch aan zijn persoonlijke begeestering voor sculptuur te danken zijn, net als bij Giambologna, die evenveel moeite deed om de grote meester na te bootsen, en zeker ook te evenaren.

Functie

De catalogus van het Rijksmuseum ‘Artus Quellinus’ opent met een uitgewerkt schema van Quellinus afstamming onder de titel ‘een kunstenaarsnest’. Dat wil niet zeggen dat kunstenaars dezelfde aangeboren gaven hebben als hun ouders. Het betekent voornamelijk, dat als het talent vroeg herkend wordt, door de natuurlijke omgeving van het begaafde kind, er een rijpe voedingsbodem voor hem of haar klaarligt, om op verder te groeien. Michelangelo kwam niet uit een kunstenaarsnest, en Leonardo da Vinci ook niet. Picasso wel. Van zijn vader is bekend dat hij zich terugtrok toen hij merkte hoe veel groter het talent was van zijn zoon dan dat van hemzelf. Kunstenaars, hoog begaafd of minder, moeten het uiteindelijk toch zelf doen.

De belangrijkste functie van Quellinus’ nabootsing van De Dag, was misschien wel dat hij wilde demonstreren, vooral aan zichzelf, dat hij de grote meester kon evenaren. Er zijn veel terracotta’s bewaard van Quellinus, die ook werkelijk werden uitvergroot in marmer. Maar dat zal bij deze niet de bedoeling zijn geweest. Iedereen kende immers het origineel en velen zullen dat als onnavolgbaar beschouwd hebben. Zelfs als een belediging, ook al was het in Quellinus opzet waarschijnlijk eerder een eerbetoon. Is het niet de opdracht aan elke zoon om zijn vader, aan elke beeldhouwer om zijn leraar te overtreffen? In die tijd vermoedelijk wel, maar daar moeten we Vasari nog eens op naslaan.


[1] Gesuggereerd door Rupert Hodson in zijn boek Michaelangelo sculptor, maar ik kan de betreffende passage in de Convivio niet vinden.

[2] Allegorie is een begrip met een lange, complexe geschiedenis. In verschillende perioden zijnverschillende typen van allegorie gebruikt en als zodanig onderscheiden, en in de literairepraktijk is er altijd veel overlap geweest tussen de verschillende typen. Een bekend type is dat van de personificatie waarin personen voor een algemeen begrip staan (Rede, Rechtvaardigheid,Lust etc.)

[3] Afbeelding: Rijksmuseum https://id.rijksmuseum.nl/200118887

[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Tiberinus; Hij zou Romulus en Remus naar de wolvin hebben gebracht die ze vervolgens zou opvoeden.

[5] https://www.rmo.nl/museumkennis/klassieke-wereld/romeinen/de-voorwerpen/keizer-pertinax/

1000 Resterende tekens