Vandaag bezocht ik het Stedelijk Museum in Amsterdam. Gewoon, om weer eens een oude bekende terug te zien. Om te zien of alles nog zo was, als het altijd was. En nee, dat was niet zo. Als de kunst werkelijk aan het veranderen is, verandert het Stedelijk mee. Dat doet me goed. Zo behoudt zowel de kunst als het museum een signaalfunctie. Daar is het dat we onze tijd lezen, niet in woorden maar in beelden. Het vergt enige oefening, maar is dan zeker de moeite waard.
Er waren meerdere tentoonstellingen: De vaste collectie Stedelijk Base, in de gehele kelderruimte en de grote bovenzaal van de uitbreiding. Freedom of Movement, de gemeentelijke kunstaankopen van 2018. Pinball wizard, the work and life of Jacqueline de Jong op de begane grond van de oudbouw. De tentoonstelling van Tino Seghal was al gesloten, ondanks de aankondiging dat die tot 3 maart zou duren. En dan was er ook nog Raquel van Haver, Spirits of the soil.
De laatste was indrukwekkend door het formaat van de doeken en de symboliek van de beeldtaal. Er is al veel over gezegd en geschreven. Ik vond de figuratie goed geschilderd maar het werk raakte me niet echt. Het waren voor mij te veel filmische scenes, of foto’s zo je wilt, die te schilderkunstig in compositie en kleurstelling waren gecomponeerd, om nog de rauwe werkelijkheid te tonen die waarschijnlijk wel bedoeld was. Omdat spontaniteit ontbrak bleven het decors op afstand.
Over de vaste collectie hoef ik niets te zeggen, daarover berichtte ik al eerder.
De opstelling van de gemeentelijk kunstaankopen was het interessants: de hele bovenvleugel van de oudbouw ingericht als bioscoopkabinetten, met films en video’s. Al die films zijn erg maatschappij-betrokken. Ik keek een tijdje naar Sara Sejin Chang (Sara van der Heide), ‘Brussels, 2016’ uit 2017, mede omdat die film Nederlands gesproken was in de ik-vorm en engels ondertiteld, en niet andersom. De website van het SMA zegt:
De ogenschijnlijk persoonlijke film Brussels, 2016 is een brief aan Changs onbekende moeder in Zuid-Korea. De liefdevolle manier waarop Chang de levens van de mensen om haar heen heeft gefilmd, levert tegelijkertijd een verontrustend beeld op, omdat duidelijk wordt hoe de levens van mensen beperkt en bepaald worden. De film toont Brussel op een kwetsbaar moment: gedurende de maanden na de terroristische aanslagen in maart 2016 en vlak voor het Brexit-referendum waarin de Britten zouden besluiten over hun toekomst in de Europese Unie.
Er was een erg mooie rol in de film voorbehouden aan het Brusselse kunstencentrum Wiels, waar de vermenging van kunstresidence met andere buitengeslotenen van de maatschappij, zelfs dieren, goed in beeld kwam. De tegenstelling met het politieke centrum van Europa kan niet groter zijn.
Lang bleef ik staan bij de video van Kate Cooper, 'Infection Drivers', uit 2018. Ik maakte een aantal videoshots van het werk, dat door het SMA als volgt wordt beschreven:
In dit werk draagt een computergegenereerde vrouw een doorschijnend pak dat opblaast en weer leegloopt, en zo overdreven gender-stereotyperingen over lichamen oproept. Door het gebruik van CGI (computer-generated imagery) bevraagt de kunstenaar ook gevestigde opvattingen over de beperkingen van het lichaam. Haar avatar wordt moe en ziek, bloedt en kneust. Hoewel CGI voornamelijk wordt toegepast in commerciële producties, suggereert Cooper dat het de cultuur in bredere zin infiltreert zoals een virus een nietsvermoedend gastlichaam binnenvalt en bezet.
De film beviel me vooral door de Michelangeleske vervormingen die optreden door het opblazen van het transparante omhulsel, dat daarna wordt leeggezogen, waarop de hele idealisering verdwijnt. De bewegingen van het lichaam, die vooral verwezen naar klassieke sculpturen en dans, in deze museale omgeving, maakten het werk sterk invoelbaar. Of het model echt computer-gegenereerd was of een echt mens in een plastic pak, kon ik niet zien of beoordelen. Hoewel er een scene is waarin het model het pak van haar lichaam aftrekt en probeert kapot te scheuren. Interessant is hoe de website het werk totaal anders – hedendaagser – interpreteert dan ik het ooit zou doen:
Infection Drivers onderzoekt hoe beelden autonoom kunnen gaan fungeren wanneer ze losgekoppeld raken van hun bedoelde gebruiksfunctie. Ook speculeert Cooper over manieren waarop kapitalistische vormen van beeldproductie kunnen worden overgenomen en ingezet als wapens tegen uitbuitende arbeid. Dit doet ze door te vragen of deze digitale lichamen onze plaats zouden kunnen innemen, waardoor we bepaalde vormen van abstracte arbeid zouden kunnen weigeren. Ze is met name geïnteresseerd in de ‘heilige plekken’ van het lichaam – kwetsbare gebieden zoals het centraal zenuwsysteem, waar medicatie niet gemakkelijk komt. Door het idee van een contrast tussen een ‘natuurlijk’ lichaam en ‘door mensen gecreëerde’ media uit balans te brengen, roept Infection Drivers de vraag op of digitale technologieën hun eigen heilige plekken zouden kunnen creëren, waar nieuwe vormen van antikapitalistische logica zouden kunnen ontstaan. Tot slot nodigt Cooper ons uit om te overwegen of ‘lichamen’ die door opkomende technologie worden geproduceerd nieuwe vormen van politiek potentieel en zelfzorg zouden kunnen behelzen.
De opstelling in dezelfde zaal met de kwetsbare sculpturen van Isabelle Andriessen (ja, dezelfde die wij toonden in Bredelar in de tentoonstelling Hybrid Modus), die evenzeer doen denken aan Michelangelo, maakte Coopers en Andriessens werk complementair, iets wat de tentoonstellingsmakers zeker zo bedoeld zullen hebben: ze kozen niet voor niets de oude erezaal voor deze opstelling.
Het is een verademing dat het Stedelijk zo veel budget, ruimte en energie steekt in de hedendaagse kunst, temeer daar de rest van Nederland niet genoeg lijkt te krijgen van Rembrandt en Van Gogh en verwikkeld is in een ratrace van bezoekersaantallen. De rij buiten het van Gogh besloeg ruim 15 minuten in de ijskoude wind, in het Rijksmuseum bedroeg de wachttijd voor Alle Rembrandts meer dan een uur.
Tot slot nog even over de overladen tentoonstelling Pinball wizard, the work and life of Jacqueline de Jong. Het is zeker een sympathiek initiatief, vooral ook omdat De Jong zich als vrouw moest handhaven in een toentertijd vooral mannelijke kunstwereld. De mix van haar werk met andere werken uit die tijd, vooral in de eerste zalen, is inspirerend. Maar verderop worden de zalen overladen met haar werk en dat doet het geen goed: je gaat het hoe dan ook vergelijken met de grote meesters en dan houdt De jongs werk geen stand. Telkens blijkt weer dat ze het werk van de meesters goed aanvoelde, maar in de competitie wint ze het nooit. Ze laat zich zo sterk beïnvloeden dat ze teveel van hen wil zijn en er chaos ontstaat.
Hoe dan ook: het SMA heeft me duidelijk gemaakt dat ik er vaker heen moet. Het is weer terug als ogen openende instelling, die niet alleen museum is, maar ook tolk van onze tijd. Het programma ziet er voor dit voorjaar veelbelovend uit. Hybride sculptuur (waar heb ik dat toch meer gehoord), Maria Lassnig, Walid Raad en Ad van Denderen wil ik zeker zien.
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties