(Leestijd: 2 - 4 minuten)

Orsay half

Parijs, 12 februari 2019. Dit is de koffiebar boven in het Musée d’Orsay. We dronken er heerlijke koffie, deelden een schaaltje zoetjes en kwamen even tot rust na het weerzien met al die 19e-eeuwse kunst. Wij zaten onder aan het trappetje met de gouden leuningen, rechts in beeld. Precies daartegenover, als je het trappetje oploopt, vind je dit prachtige wandpaneel:

  (klik op het plaatje voor een vergroting)

Eugène grasset e félix gaudin WebHet werk heet Harmonie en is gemaakt door Eugène Grasset en Félix Gaudin.
Het museum schrijft hierover het volgende:


“Voor Eugène Grasset was decoratie het allerbelangrijkste en daarom was de compositie altijd noodzakelijkerwijs ondergeschikt aan het decoratieve effect. Dit wordt duidelijk geïllustreerd in dit zeldzame werk dat getuigt van de vruchtbare samenwerking tussen Grasset en de meester-glazenmaker Félix Gaudin.
De techniek die hier wordt gebruikt, is die van lave emaillée (1). Bekend sinds de jaren 1820, genoot dit proces van een opleving van de belangstelling in de late negentiende eeuw, met name in architectonische decoratie.
Het paneel Harmonie is een klasse apart. De cartoon dateert uit 1893 en is te zien in de Grasset-tentoonstelling die in 1894 werd georganiseerd door het tijdschrift La Plume. Het paneel zelf werd in 1895 tentoongesteld in de Salon de la Société Nationale des Beaux-Arts en kreeg lovende kritieken.
Het onderwerp is moeilijk te begrijpen. Misschien moet deze stoet van muzikanten die charmante dieren bekoren, gelezen worden als een toespeling op de Orpheus-mythe en de beschavende deugden van muziek.
De compositie is echter typerend voor het werk van Grasset. Deze groep jonge vrouwen die door weelderige bossen lopen, is slim geconstrueerd, met een dubbele esthetische invloed. Allereerst het Japanisme, dat te zien is op het gebied van effen kleuren, de nadrukkelijke contouren en het gebrek aan perspectief. Neo-Botticellisme vervolgens, wat duidelijk is bij de vrouwen en het golvende ritme dat hen met elkaar verbindt. Hetzelfde vrouwentype is te vinden in veel projecten voor posters, prenten en illustraties van Grasset, ook in het Musée d'Orsay.”

 

Mij doet het vooral denken aan de houtsneden en de vertellingen in De droom van Polyphilus, het prachtige boek uit 1499, waarover ik in 2015 een serie lezingen gaf. Ik twijfel daarom aan het genoemde ‘Japonisme’ en geloof meer in het navolgen van Botticelli, wiens invloed ook in De droom van Polyphilus te bespeuren is. Hieronder toon ik een van die houtsneden.

Polyphylus nimfen

De bijbehorende tekst luidt:


[…]Niet lang daarna hoorde ik vrouwen zingen. Aan hun jeugdige, welluidende stemmen te horen waren het bekoorlijke, speelse meisjes die zich vermaakten op de bloeiende velden, in de aangename, koele schaduw, en zich al zingend een weg zochten tussen de prachtige bloemen, door geen enkele argwaan gehinderd. Het ongelooflijke zoete geluid van hun melodieuze gezang werd door de milde en vochtige bries uitgedragen in het liefelijke landschap, vermengd met de welluidende klanken van de lier.Toen ik mij nieuwsgierig onder een paar lage takken boog, zag ik hen met sierlijke tred op mij afkomen. Rond hun meisjeshoofden waren prachtige, met gouddraad doorweven hoofdbanden gewikkeld, bekroond en omwonden met bloeiende mirte en allerlei andere bloemen. Op hun sneeuwwitte voorhoofden dansten de blonde pijpenkrulletjes als jonge wingerdloten, en over hun bekoorlijke, lelieblanke schouders stroomden de weelderige lokken van hun fraaie, kunstig opgemaakte nimfenhaar.
Zij gingen gekleed in weelderige zijden gewaden, vervaardigd van diverse weefsels in verscheidene kleuren en samengesteld uit drie steeds kortere lagen. De onderste laag was purperkleurig, de tweede was gemaakt van helder groene, met gouddraad doorweven oosterse zijde en de bovenste was gemaakt van ragfijne saffraangele zijde crêpe. Dit alles werd vlak onder een kleine, ronde borsten bijeengehouden door een gouden borstband. […](2)


De houtsnede uit de renaissance is misschien wat primitiever, minder gedetailleerd ook, maar het zou me niet verbazen als Grasset deze bloemrijke beschrijvende tekst kende.

 (1) [Geëmailleerde lava] is geen aardewerk in de gebruikelijke zin van het woord. Wel is het, heel letterlijk, werk van de aarde omdat het gestolde lava is, materiaal dat al eens gebakken was in vulkanische hitte. Dat scheelde, in vergelijking met klei, dus onder meer een ‘gang’ in de oven. De lave werd vooral in midden-Frankrijk, in het oude vulkanische Centraal Massief gewonnen en liet zich makkelijk in plakken en op maat zagen. (Bron: Jan Moekotte)]

(2) Francesco Colonna, 1499, Hypnerotomachia Poliphili, vertaald door Ike Cialona. A’dam, 2006, Atheneum-Polak&Van Gennep. ISBN 90 253 0668 3 / NUR 302, p.74

 

1000 Resterende tekens