In het Louvre is op dit moment de tentoonstelling te zien : Raphaël, les dernières années, ofwel “Rafaël in zijn laatste jaren”. Een prachtige schilderijententoonstelling in samenwerking met het Prado.
Afb. hiernaast:
In Teylers Museum in Haarlem heet de tentoonstelling gewoon “Rafaël |
||
Er zijn slechts twee schilderijen, maar meer dan 90 tekeningen en veel werken van navolgers, medewerkers en leerlingen. Als je houdt van de tekenkunst uit de Renaissance, zou ik zeker naar Haarlem gaan. Er hangen een paar prachtige werken, waarvan mijn privé top drie bestaat uit: | ||
1: Studie voor twee engelfiguren, 1517-1518 | ||
2: Madonna met de granaatappel, 1504 | ||
3: Naakstudies, 1515 | ||
En ‘hors competition’ het prachtige vel uit ons eigen Rijksmuseum: Studie van hoofd en linkerschouder voor de geknielde vrouw in ‘De Transfiguratie’, 1519-20 | ||
In de syllabus bij de cursus ‘Vasari, uitvinder van de Renaissance’ laat ik Vasari zelf aan het woord over Rafaël: | ||
Vasari: | ||
Inmiddels had Rafaël in Rome grote faam verworven; maar hoewel hij werkte in de aangename stijl die iedereen prachtig vond, en hij in die stad vele oudheden had gezien, terwijl hij ook steeds bleef studeren, ontbrak het zijn figuren toch nog aan de grandeur en majesteit die hij ze van nu af aan begon te verlenen. In deze tijd gebeurde het namelijk dat Michelangelo in de kapel zo schrikbarend tegen de paus tekeerging (waarover we het in zijn Leven nog zullen hebben), waarop hij de wijk moest nemen naar Florence; hierdoor kon Bramante, die er de sleutel van had, de kapel aan zijn vriend Rafaël laten zien, opdat deze Michelangelo’s techniek kon bestuderen. Dit was er de oorzaak van dat Rafaël onmiddellijk zijn reeds voltooide profeet Jesaja overmaakte, die men kan zien in de Sant’Agostino in Rome, boven Andrea Sansovino’s Sint-Anna, gebruik makend van wat hij in de schilderingen van Michelangelo had gezien, zorgde hij er in dit werk voor dat zijn stijl enorm veel beter, grandiozer en majesteitelijker werd dan voorheen; en toen Michelangelo later dit werk van Rafaël onder ogen kreeg, meende hij (en terecht) dat Bramante hem deze streek had geleverd opdat Rafaël er zijn voordeel mee zou doen en zijn reputatie versterken. |
||
En even verder vervolgt hij: | ||
Niet lang daarna gaf de schatrijke Siënese koopman Agostino Chigi, een zeer groot vriend van eenieder die talent had, Rafaël opdracht een kapel re decoreren, en wel omdat Rafaël kort tevoren in een loggia van zijn palazzo, tegenwoordig het Chigi in Trastevere genaamd, in bijzonder lieflijke stijl voor hem een Galatea op zee had geschilderd, in een wagen getrokken door twee dolfijnen en omgeven door de Tritonen en tal van zeegoden. En nadat Rafaël het karton voor deze kapel had gemaakt (die zich bij de ingang van de Santa Maria della Pace bevindt, rechts als men door de grote deur binnenkomt), voerde hij dit in fresco uit, in zijn nieuwe stijl, die zichtbaar grootser en luisterrijker was dan zijn vorige. In zijn schildering, vervaardigd voordat Michelangelo’s kapel voor het publiek werd opengesteld maar nadat Rafaël deze had gezien, verbeeldde hij enige profeten en sibillen, werk dat beslist het beste wordt gevonden van alles wat hij heeft gemaakt, en uitzonderlijk mooi temidden van zoveel mooie dingen) want in de vrouwen- en kinderfiguren wordt men een enorme levendigheid gewaar en een volmaakt koloriet: zowel bij zijn leven als na zíjn dood werd hij om dit werk hoog gewaardeerd, omdat het het meest bijzondere en voortreffelijke werk is dat Rafaël in zijn leven tot stand heeft gebracht. |
||
Niet lang daarna gaf de schatrijke Siënese koopman Agostino Chigi, een zeer groot vriend van eenieder die talent had, Rafaël opdracht een kapel re decoreren, en wel omdat Rafaël kort tevoren in een loggia van zijn palazzo, tegenwoordig het Chigi in Trastevere genaamd, in bijzonder lieflijke stijl voor hem een Galatea op zee had geschilderd, in een wagen getrokken door twee dolfijnen en omgeven door de Tritonen en tal van zeegoden. En nadat Rafaël het karton voor deze kapel had gemaakt (die zich bij de ingang van de Santa Maria della Pace bevindt, rechts als men door de grote deur binnenkomt), voerde hij dit in fresco uit, in zijn nieuwe stijl, die zichtbaar grootser en luisterrijker was dan zijn vorige. In zijn schildering, vervaardigd voordat Michelangelo’s kapel voor het publiek werd opengesteld maar nadat Rafaël deze had gezien, verbeeldde hij enige profeten en sibillen, werk dat beslist het beste wordt gevonden van alles wat hij heeft gemaakt, en uitzonderlijk mooi temidden van zoveel mooie dingen) want in de vrouwen- en kinderfiguren wordt men een enorme levendigheid gewaar en een volmaakt koloriet: zowel bij zijn leven als na zíjn dood werd hij om dit werk hoog gewaardeerd, omdat het het meest bijzondere en voortreffelijke werk is dat Rafaël in zijn leven tot stand heeft gebracht. (…) Een van deze taferelen verbeeldde de brand van de Borgo Vecchio te Rome, op het moment dat het onmogelijk blijkt het vuur te blussen en de heilige Leo IV zich in de loggia van het paleis vertoont en met zijn zegen een einde maakt aan de brand: op dit tafereel zijn verschillende gevaarlijke situaties uitgebeeld. Aan één kant zijn er vrouwen wier haren en klederen in de meest woeste bewegingen worden opgewaaid door de wind terwijl zij, in een soort vazen die ze in de hand en op het hoofd houden, water aandragen om het vuur te blussen; ook zijn er mannen die, verblind door de rook en verbijsterd, zich beijveren dat water op de vlammen te werpen. Aan de andere kant wordt een zieke grijsaard uitgebeeld, buiten zichzelf door zijn ziekte en door de brand, slap hangend over de schouders van een jongeman, zoals Anchises over de schouders van Aeneas in de beschrijving door Vergilius; op het gezicht van deze jongeman ziet men zijn moed, en in al zijn leden zijn kracht en de inspanning waarmee hij de grijsaard torst; een oude vrouw volgt hem, vluchtend voor het vuur, barrevoets en met losse klederen, en voor hen uit gaat een naakt jongetje. Zo ook ziet men boven op een ruïne een uitzinnige naakte vrouw met haar kind dat zij naar beneden wil gooien, naar een van haar verwanten die aan de vlammen is ontkomen en die op straat staat op zijn tenen en de armen uitgestrekt om het ingebakerde kind aan te pakken: bij deze vrouw wordt men de zorg gewaar om haar kind dat zij tracht te redden, maar evenzeer haar paniek om het gevaar van het laaiende vuur dat haar schroeit; een niet minder gekwelde indruk maakt de man die het kind van haar aanneemt, bezorgd om deze zuigeling maar ook zelf beducht voor de dood. Men kan geen woorden vinden voor de verbeeldingskracht van deze buitengewoon vernuftige en bewonderenswaardige kunstenaar waar hij een moeder schilderde die barrevoets, zonder gordel, de klederen deels loshangend en deels nog in de hand geklemd, met een verbijsterd gezicht haar kinderen slaat en hen voor zich uit drijft om hen weg te krijgen van deze brand en het vallende puin. En dan zijn er nog enige vrouwen die voor de paus op hun knieën liggen en Zijne Heiligheid lijken te bidden de brand te laten ophouden. |
||
(overgenomen uit: Giorgio Vasari - De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten.Gekozen en van een inleiding voorzien door Henk van Veen, vertaald door Anthonie Kee, 1998, A'dam, uitgeverij Contact) |