zonder titel 2004
Gé-Karel van der Sterren
olieverf/acryl op doek 120 x 100 cm
privécollectie
Gisterenavond, aan het begin van de zevende bijeenkomst in de serie Verrassend Jong, ontspon zich de volgende discussie: is de kunst in deze serie zo verschillend van kwaliteit of ligt dat aan ons? Het lijkt een eenvoudige vraag, maar het antwoord ligt niet zo voor het oprapen.
Want wat is kwaliteit? Alle kunstenaars die wij tot nog toe behandelden in een solo van twee uur zijn prijswinnaars en bekenden uit de galeriewereld en meervoudig aangekocht door serieuze instellingen. Ze hebben meegedaan aan tal van tentoonstellingen en ook de nodige eenmanstentoonstellingen op hun naam staan. Ze hebben hun plek in de Elsevier top 100 van de afgelopen zes jaar veroverd. Maar ook al weet je dat, je blijft kritisch en de confrontatie met andere kunstenaars in de reeks nuanceert het beeld.
De vraag aan mij is natuurlijk: waarom selecteerde ik precies deze acht kunstenaars voor deze serie? In de laatste les, die volgende week plaats vindt, kijken we terug langs de hele rij. Ook dat doen we elk seizoen en het is een goed gebruik. Dan komt aan het licht of mijn intuïtieve manier van selecteren op het werk recht doet aan de kunstenaars en aan hun werk. Bovendien blijkt dan, of we een representatieve naam kunnen geven aan een tijdperk, een thema of een stijl. Of er samenhang is of alleen maar diversiteit. Veel zal afhangen van hoe we onze taal inzetten en welke woorden we kunnen vinden om te beschrijven wat we hebben gezien. Een fraai voorbeeld van hoe taal de bewustwording verheldert volgt hierna. Tegen het einde van de les gisterenavond, toonde ik de tekst die door de Stichting Jeanne Oosting is geformuleerd bij het uiteiken van hun prijs aan Gé-Karel van der Sterren. Ze luidt als volgt:
“Het wereldbeeld in de figuratie van Gé-Karel van der Sterren is bepaald niet optimistisch te noemen, eerder verontrustend en apocalyptisch. De ramp heeft zich net voltrokken of staat te gebeuren. Zijn verfgebruik daarentegen lijkt daar haaks op te staan: het palet wordt bepaald door heldere, bijna vrolijke kleuren. Plat en pasteus wisselen elkaar af, net als de verfstreken die soms gedoseerd en dan weer met grote gebaren zijn aangebracht. De figuratieve voorstelling lijkt af en toe een alibi voor hem om zich abstract uit te leven”
De tekst stond vermeld bij de foto hierboven maar past net zo goed bij het beeld hieronder. Dat wil zeggen: de taal functioneert uitstekend als hulpmiddel bij het kijken. Nadat we het bewustzijn hebben gekregen zoals de Stichting benoemt, kunnen we verder met het beeld en ons afvragen: wat is hier verontrustend? Welke ramp staat er te gebeuren? Waarom is die ene koe rood? Suggereert de abstracte achtergrond een houtwal of een duinlandschap? Is dat belangrijk? De antwoorden op die vragen zullen ons vermoedelijk brengen bij datgene wat de kunstenaar heeft willen meedelen. De apocalyptische sfeer is er al eerder: die hebben we meteen geproefd door het kleurpalet.