monvd80ersw150Wat me verontrust is hoe woorden woorden oproepen. Een woord zonder ander woord is niet zo veel. Dit in tegenstelling tot beelden. Een beeld zonder ander beeld is veel, heel veel, soms zelfs compleet.

De woorden die door beelden worden opgeroepen vermengen zich met woorden die al liggen te wachten in mij. Ze zien hun kans schoon en brengen de hele boel in de war. Daarom is het belangrijk me te houden aan een scherp zien, en me bij alle woorden af te vragen: is dit echt wat het beeld oproept?

Het is niet erg als dat niet zo is. In dat geval zeggen de woorden meer over mij, dan over het beeld. Over hoe ik mij voel, of het beeld gewaar wordt, of mezelf open stel of juist afsluit. De woorden die niet gaan over het beeld zelf zijn wel belangrijk, maar moeten onderscheiden worden van de woorden die wel over het beeld gaan. Je hebt een beeld en je hebt jezelf.

Als de woorden meer over jezelf gaan, zingen ze je los van het beeld. Het beeld is aanleiding, opwekker, startpunt, maar daar blijft het bij. Poëzie en sculptuur gaan niet samen, gedichten over beelden bestaan niet. Beelden bestaan en wekken soms gedichten op, maar sculpteur en poeet hebben elk hun eigen kunst en zullen hun best doen hun eigen kunstvorm trouw te blijven. Als een gedicht een beeldhouwer ontroert, volgt er misschien een beeld. Niet het beeld wat de dichter al opriep, maar een beeld dat de beeldhouwer wilde maken, toen hij het gedicht las.

De versregel 'hij was van vuur. een golf, een vlam, een stromend stuk natuur' biedt meerdere vergezichten. Vuur en water, vlam en golf zijn misschien redelijk eenvoudig te verbeelden, een 'stromend stuk natuur'  is al veel minder bepaald. De schilder kiest het zijne, de beeldhouwer ziet misschien helemaal af van het decor, de variëteit aan vormen  waaruit zij kiezen is eindeloos. In verreweg de meeste gevallen zal het uiteindelijk gerealiseerde beeld niet de versregel tevoorschijn roepen.
Deze versregel stamt uit een gedicht dat Henk Marsman schreef voor Herman Gorter, de dichter van het beroemde gedicht 'de mei'.
Het beeld is gemaakt door Jan Wolkers, schrijver en beeldhouwer.
Het beeld heet 'Monument voor de tachtigers', is gemaakt in 1992 en staat in Amsterdam in het Oosterpark. Het is van roestvrij staal.

De titel zegt niets over Gorter en Marsman, kennis over het gedicht is noodzakelijk om de inspiratie van de beeldhouwer te herkennen. Wat is het verband met De Tachtigers, dat de titel suggereert? Misschien ontbreekt, zoals gebruikelijk in Nederland, een naamplaat met titel en maker. Ontbreekt die kennis, dan kan het beeld in het weelderige park opgevat worden als waarschuwing tegen bosbrand en de noodzaak van water om het vuur te bestrijden. Wekken de gebogen staalbuizen niet direct het verband op met vlam of golf, dan is het maar de vraag hoe deze lijnen, die zich bijna opstellen als driedimensionale letter, worden gelezen. Zelfs bij het dubbeltalent Wolkers gaan taal en beeld hun eigen weg: het beeld is geen vertaling van het vers, het vers is slechts startpunt voor het beeld.

Op een bordje bij het beeld is een gedicht te lezen van Karel N.L. Grazell:


Monument voor de Tachtigers (1992)

Het riet staat zomaar dik te zijn
en voert de eenden met
weerspiegeling:
langzaam het water.

Op de oever van de middag,
onder de hoge tent van het hemelsblauw,
leeft beweging in sculptuur:
een zilverwitte wind van licht,
die golf wordt in mijn kijken.

Er komen herinneringen
aan woorden in me langs:
zie je, ik hou van je, en: ik
heb de witte waterlelie lief,
en: geboren uit zonne-gloren.

En ik weet dat ik nauw zichtbaar van
dit blikkerlichte, danseblije leven houd
zoals een dichter in het stille park
opeens gaat doen
omdat een beeld van taal en liefde
in hem kwam te klinken,
hoorbaar zwijgend in de zomerdag

(met referenties aan Marsman, Kloos, Van Eeden, Gorter).
Auteur
Karel N.L. Grazell
Gepubliceerd in 2007

1000 Resterende tekens