gwdossier web

Verenig kunst en politiek: kunstliefhebber pas op uw zaak! Jonas Staal en grote woorden. Mijn reactie op zijn artikel in de NRC van 24 september 2010.

 En dat is precies wat kunst mist als ze politiek wordt: dan onttrekt ze zich aan de eeuwigheid en bekeert zich tot de waan van de dag. Niet dat het pleidooi van Jonas Staal onsympathiek is, natuurlijk zoeken wij allemaal naar een brug tussen ons dagelijks leven en de kunst, nog even in het midden gelaten of die kunst nu beeldende kunst is, literatuur of een andere.
Maar naast de brug met ons dagelijks leven willen wij ook dat de kunst onze dagelijkse beslommeringen en de waan van alledag overstijgt. Dat is niet omdat we zo nodig aan het volk de zoveelste zogenaamde elite willen opleggen, zoals Jonas schrijft, maar omdat wij behoefte hebben aan ‘iets’ dat juist welke elite dan ook, en dus ook de politieke, op zo’n manier belicht dat wij er op een nieuwe manier naar kunnen kijken en er op een nieuwe manier mee kunnen omgaan.

Het mooiste van kunst, en dat is dat iets waar ik het net over had, is dat het concreet wordt, en zichtbaar of hoorbaar maakt wat anders onder grote woorden bedolven raakt: de grote woorden die ook Jonas niet schuwt en in zijn artikel in de mond neemt: politiek, elite, geëngageerde sociaal-democratie, experimentele democratische modellen. Het zijn grote woorden die iets vaags suggereren, maar niet concreet maken.
In zijn artikel verwijst Staal naar de kunstenaars Chapman en Hirst, en constateert over hen: ‘geen van deze kunstenaars verandert echter ook maar iets aan ons huidige beeld van de politiek, die het behoud en het vergroten van economische welvaart tot enig doel heeft verheven’.
‘Gelukkig maar’, ben ik geneigd te denken, want dat is hopelijk niet waar de genoemde kunstenaars op uit waren. Als dat de doelstelling is van kunst, het veranderen van ons huidige beeld van de politiek, dan verengt zij haar programma tot een politieke agenda, en van dat soort agenda’s hebben we er al zat.
De meerwaarde van Staals eigen acties over Wilders zat hem in het concreet maken van beelden, die meer lagen opriepen en een ander bewustzijn naar boven brachten dan de normale politieke agenda doet: door zijn bermmonumenten in te richten alsof Wilders daar was overleden, vermoedelijk ten gevolge van een verkeersongeluk, triggerde hij vragen als: ‘Wil je Wilders dood’? en ‘Wat zou het gevolg zijn van Wilders dood?’ maar ook: ‘Mag je dat wensen’, en ‘Hoe onfatsoenlijk kun je zijn?’ Ethische vragen oproepen door iets voor te spiegelen wat (nog) geen werkelijkheid is, komt behoorlijk dicht bij filosofie, en bij beeldende kunst als het die vragen oproept door iets zichtbaar te maken, wat (nog) niet aanwezig is. Of Staal dat nu zo bedoelde of niet, doet niet ter zake: hij plaatste beelden in de openbare ruimte en zwengelde daar een discussie mee aan, bij wie hij iedereen betrekt, die de openbare ruimte betreedt. En die discussie wordt zeker navranter gevoeld sinds de moorden op Fortuyn en Van Gogh. Bovendien maakte hij de mogelijke uitkomst van die discussie concreet, door met zichtbare beelden op de einduitslag vooruit te lopen. De ethische kwestie overstijgt het private geval van Wilders en roept op na te denken over algemeen menselijke waarden, zoals het mogen beschikken over andermans leven.

Daarmee is het nog geen kunst. En het is ook geen kunst omdat deze politieke discussie door een kunstenaar wordt opgeroepen. Het wordt pas kunst, als het de waan van dit moment loslaat en iets zichtbaar maakt van die algemene waarde die ons als mensen raakt. Maar dat wordt wel behoorlijk lastig wanneer je het zo toespitst op één levende politicus. Het krijgt daardoor iets van een kortstondige preek en een beperkte visie. Een soort bermmonument waar je aan voorbij gaat, omdat je de overledene toch niet kent.
De voorbeelden waar Staal zelf voor pleit: de kunstenaar Beuys, de groen-links politicus Peters, het kunstenaarduo Osterhof en Uientuis overtuigen niet. Ze lijden allemaal aan precies datgene wat hij de kunstcritica Anna Tilroe ten onrechte verwijt: het verstrikt zijn in een eigen politiek systeem. Hij besluit zijn artikel besluit met de oproep aan ‘kunstenaars-politici en ‘politici-kunstenaars’ om kunst en politiek weer samen te brengen: ‘Kunst behoort het volk toe, net als de politiek’. Ik hou mijn hart vast. Niet omdat ik tot een zogenaamde elite behoor, maar omdat de geschiedenis mij iets geleerd heeft als het over kunst gaat: dat de meerderheid zomaar geen gelijk heeft. Lever de kunst uit aan het volk, of aan de politiek, of aan de minderheid van Geert Wilders, en het is afgelopen met de kunst. Nee, ik heb liever dat de kunst – en we weten heus wél wat kunst is – zichzelf blijft, en alleen zichzelf toebehoort. Want als kunst politiek wordt raakt ze haar vrijheid kwijt die wij zo hard nodig hebben.
 

1000 Resterende tekens