(Fotorealisme in Centraal Museum Utrecht, 10 februari t/m 9 juni 2024)
Het Centraal Museum in Utrecht heeft een boeiende tentoonstelling gemaakt. Boeiend omdat het mooie grote schilderijen toont, die net doen alsof ze het leven van gewone mensen tonen. Boeiend als alle oude kunst, die figuratief is, en waarvan je meteen denkt dat je alles ziet wat er te zien is. Lekker mooi ook. Totdat de nasmaak komt. De nasmaak die verraadt dat je toch niet alles zag. Dat je nog eens moet gaan kijken wat er nu echt te zien is.
Want wat er echt te zien is, waarover het echt gaat, is zoals bijna altijd in de beeldende kunst, niet rechtstreeks in beeld gebracht.. Het is een chocolade truffelgebakje. Na de beet door de chocolade heen, moet je niet lang meer wachten. Een zoete geur komt los van kaneel, acacia-honing en vers hooi. Het delicate aroma vervliegt snel. Daarna rest alleen nog het besef hoe verfijnd het smaakte en wat er onder de toplaag verborgen lag. Er zit niets anders op: nog maar een hap. Misschien is er wel meer te ontdekken.
Want wat er echt te zien is, waarover het echt gaat, is zoals bijna altijd in de beeldende kunst, niet rechtstreeks in beeld gebracht.. Het is een chocolade truffelgebakje. Na de beet door de chocolade heen, moet je niet lang meer wachten. Een zoete geur komt los van kaneel, acacia-honing en vers hooi. Het delicate aroma vervliegt snel. Daarna rest alleen nog het besef hoe verfijnd het smaakte en wat er onder de toplaag verborgen lag. Er zit niets anders op: nog maar een hap. Misschien is er wel meer te ontdekken.
Aan de taal van het museum zal het niet liggen:
Grenzen tussen illusie en werkelijkheid
Immense schilderijen die zo levensecht zijn dat het net foto’s lijken: dat is de magie van fotorealisme.
In Op scherp vieren we de schoonheid en het vakmanschap van deze kunststroming. En nodigen we je uit te ontdekken welke verhalen er schuilgaan achter deze fraaie werken van oude en nieuwe generaties kunstenaars.
Mooie woorden. Welke verhalen er schuilgaan kunnen we alleen maar invullen met onze eigen interpretaties, die vijftig jaar of meer na dato, door onszelf aan het werk worden toegedicht.
Laten we de geschiedenis niet vergeten. Er is sinds de ontwikkeling van de fotografie een spanningsvolle verhouding geweest met figuratieve schilderkunst. Die verhouding was niet per se slecht. In de begintijd maakten impressionistische schilders gebruik van de studio van de beroemde Franse fotograaf Nadar. Het was duidelijk dat die twee een weg moesten vinden om zich tot elkaar te verhouden. En dat gebeurde in eerste instantie niet door foto’s na te schilderen, maar door foto’s te maken vanuit een schilderkunstige opvatting en schilderijen vanuit een fotografische blik. Maar altijd was dit duidelijk: de foto was een foto en een schilderij een schilderij.
Het duurde tot de jaren zestig van de twintigste eeuw voordat schilders zo’n graad van perfectie nastreefden, dat ze op het vlak van scherpte, afstandelijkheid en natuurgetrouwe nabootsing de koele lens van de fotograaf voorbijstreefden. Eén van de bekendste Amerikanen was de fotograaf én schilder Chuck Close, van wie het portret Keith in het bezit van het Centraal Museum, ook in de tentoonstelling hangt. Dit is een foto van het geschilderde portret, waarop nog te zien is hoe de schilder het beeld van de foto fysiek overzette op het doek. Waarmee kun je beter je virtuositeit bewijzen dan met een portret? Maar de echte vraag is een andere: welk medium spreekt de waarheid, de foto of het schilderij?
Het echte belang van deze tentoonstelling is dan ook dat we zozeer door de indringende, altijd aanwezige beeldcultuur van onze tijd worden opgeslokt, dat we de werkelijkheid regelmatig uit het oog verliezen. Nu hebben we TikTok, Instagram, Facebook en nog wat ‘socials’, waarop we een vertekende en vaak mooier gemaakte wereld ervaren, dan hoe die werkelijk is. Miljarden foto’s die de bestaande definitie van ‘foto’ hebben vervangen door selfies en oppervlakkige kiekjes.
Volgens de tentoonstelling ontwaakt het bewustzijn dat niet zozeer het onderwerp er toe doet, als wel hoe het getoond wordt, in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw in Amerika. En sinds die tijd is het alleen maar sterker geworden: niet wat iemand zegt, maar hoe hij of zij eruitziet op de foto of in de film of de video maakt de persoon populair. Voorbeelden hoeven we niet te noemen, die zijn er te over.
Dat is meteen het verschil met ons huidige sociale-media-tijdperk. Nu hebben we fotoshop en op alle media tal van filters, waarmee we onze eigen foto’s mooier, leuker en gekker maken. En we maken allemaal veel, erg veel foto’s. Hele datacenters staan er vol mee. En het meest kenmerkende van onze smartphone foto’s is, dat we er zoveel mogelijk op willen laten zien, en liefst met onszelf erbij. Vaak lukt dat niet en nemen we onze toevlucht tot korte video’s of ‘reals’.
Het fotorealisme is een stroming is, niet van onszelf maar van onderwerpen. Niet van foto’s maar van schilderijen. Niet van zoveel mogelijk erop, maar van isoleren van het onderwerp. Van soms nageschilderde foto’s, soms quasi-fotografisch bewerkte schilderijen, maar altijd met de hand op het doek overgebrachte, vergrote of verkleinde, zorgvuldig beperkte afbeeldingen.
We mogen de foto’s en de schilderijen niet te kort doen. Hele boekenkasten zijn vol geschreven over de typerende eigenschappen van foto’s en van schilderijen, van het ‘punctum’ van de foto tot de manipulatie door de schilder. Van Virginia Woolf tot Roland Barthes. Onze Instagram foto’s zijn geen kunst. Soms laten ze een kunstwerk zien, meestal alleen hoop. Dat is op de schilderijen in deze tentoonstelling wel anders. Hier zien we een tijdsbeeld, onontkoombaar in volle overgave getoond, soms kritisch geduid, meestal bewust vals, overtuigend verheerlijkt.
Het onwerkelijke beeld is mooier, aantrekkelijker, indringender dan het echte voorwerp of de echte mens. Dit is een immens groot schilderij uit 1971 naar een foto van een Cadillac uit 1951. Ik heb er in de tentoonstelling opnieuw een foto van gemaakt, met opzet van iets opzij, om de vertekening van de groothoeklens die voor het origineel gebruikt is, nog iets aan te dikken. Het eerste wat daardoor opvalt is het standpunt van de camera. We kijken in het origineel vanuit een kikvorsperspectief omhoog tegen de auto op, en hebben tegelijk een groot deel van de straat in ons blikveld. Er is dus niets gewoons aan deze manier van kijken: de fotograaf dwingt onze blik.
Nog erger, hij schildert dit op groot formaat met een enorme hoeveelheid details, die er een waarachtig kijkplaatje van maken. Alles glimt, glanst en spiegelt. Een zonnig tafereel met hoog op het podium de fantasiewens van ‘de’ Amerikaan. Hier loopt droom en reclame in elkaar over. Let op de uitstekende bumpers links en rechts, waardoor samen met het lage standpunt en de langgerekte body deze auto op een haai begint te lijken. Je zou hem kunnen herkennen als een Cadillac El Dorado van de eerste generatie:
De vergelijking met de details van een echte foto maakt duidelijk dat de schilder Don Eddy het beeld meer naar zijn hand gezet heeft dan het schilderij doet vermoeden. Met achter de auto niet een handelaar op een tuinstoel, maar een toevallig witgeschilderd hekje, een rustieke woning met boom voor de stoep en haag langs de tuin. Geen mens te zien. De haai wacht trouw en rustig op zijn baasje.
Werd die eerste periode vooral gekenmerkt door mannelijke schilders uit Amerika, bovenal geïnteresseerd in techniek, in onze eigen tijd schitteren opkomende vrouwelijke sterren, ook uit Nederland, zoals Jhonie van Boeijen.
Jhonie van Boeijen, Girlsnight, 2021, 100 x 135 cm, olieverf op doek, coll. Richard ter Borg
Een meidenfeestje, dit schilderij. Op haar website beschrijft Johnie hoe ze haar schilderijen maakt en wat ze ermee wil vertellen. Wij zien een aantal symbolen waar jonge meiden dol op zijn: een ideaal zelfbeeld van blond en blauw, snoepverpakkingen in superzoete kleuren, vette inhoud, uitpuilende zakjes, blikjes met melkdrankjes en energiedrinks, koeken met roze suikertoplaag, amandelchoco met extra, melkchocolade, popcorn en bovenaan boven alles een knappe lover. Alles geschilderd in een popart-stijl, gemixt met fotorealistische details.
Hier is de lering anders: een meidenfeestje maak je niet, je koopt het. Wat je koopt maakt het feest tot een succes en is zelfs onmisbaar. Het allermooist? Elke meid haar eigen pakketje. Dan hoef je alleen nog maar ‘te delen’ wat het lekkerst is. En zij giert terug van het lachen, want ze had het allang ontdekt, eerder nog dan jij. En zij heeft het al op.
De onbereikbare haai die eenzame superstatus verraadt is vervangen door het alom aanwezige plastic voor iedereen met suiker als het lekkerste ingrediënt. O tempera, o mores.