Mijn woonplaats Hoorn heeft een van de grootste kermissen van Nederland. Elk jaar om deze tijd staat er meer dan en week lang een bonte stoet van goktenten, schietpaleizen, carrousels, nougat en suikerwarenwagens, en veel onduidelijks dat om aandacht schreeuwt. Een aparte categorie vormen de hypermoderne, elektronisch gestuurde ontwrichtingswerktuigen, die de mens in een stoeltje geklemd over de kop jagen, in razend tempo door de lucht laten suizen, of al draaiend kennis laten maken met super G-krachten. Dat is nog eens wat anders dan de Documenta XII in Kassel en Skulptur-Projekte in Münster.
Alle drie de evenementen, Kassel, Münster en Hoorn, zeggen iets over de mens. Ze zeggen dat in weerwil van wat ik heb geleerd, de mens plezier kan beleven aan totaal onnuttige dingen. Dat plezier en nut niet hoeven samen te gaan, en dat het aangename niet met het nuttige hoeft te worden verenigd. Dat het geen zin heeft, maar wel leuk is, om onnutte dingen te beleven. Dat een mooi beeldhouwwerk geen zin hoeft te hebben, en een kermiskatapult evenmin. Het is al goed als beiden een plezierig, onzeker gevoel in je onderbuik wakker maken. Een gevoel dat dicht tegen pijn aan ligt, maar niet zo sterk is, dat het je verhindert om te genieten. Kunst en kermis worden pas echt kunst en kermis, door jóuw beleving. De beleving die bewijst dat je bestaat.
In de beleving van de tijd zit een groot verschil. Op de kermis wordt er alles aan gedaan om je de tijd te doen vergeten. Alsof er geen tijd is, en dat wat je doet, altijd zal blijven voortgaan omdat er geen toekomst is, geen vooruitkijken, geen afwachten, geen sturen. Tijd is op de kermis onbelangrijk, er is alleen dit en nú. Bij moderne kunst is tijdbeleving uitschakelen onmogelijk. Overal is tijd. Tijd waarin iets wordt gemaakt, tijd waarvoor iets is bedoeld. Tijd die wordt waargenomen tijdens het waarnemen, tijd waarover het voorwerp vertelt, tijd die in het verschiet ligt, tijd die nodig is om de zin te overdenken van het kunstwerk.
Kassel de BootIn dat overdenken van betekenis zit het tweede grote verschil. Op de kermis ga je niet nadenken over de zin van de katapult waarmee je de lucht in wordt geschoten, of de betekenis van het geweer waarmee je op een pluche beertje schiet. Maar bij het zien van moderne kunst ga je voor je het beseft, nadenken over wat dat onnutte ding toch kan betekenen. Je probeert te raden waarom het gemaakt is, door wat voor iemand, en met welke bedoeling. Want als je geen betekenis kunt ontdekken is het geen kunst, maar hooguit kermis. En voor kermis ben je hier niet naartoe gekomen. Kunst hoeft niet nuttig te zijn, maar ze moet wel betekenis bezitten, inhoud, een reden. En je verwacht niet dat je door het voorwerp meteen de betekenis binnen wordt gekatapulteerd.
Zowel de Documenta XII in Kassel als de Skulptur-Projekte in Münster lijden daar een beetje aan: aan wat je positief gezegd 'engagement' zou kunnen noemen. Negatief gesteld: niet 'engagement' maar preken. Het ligt eraan wat je eigen standpunt is. Het wakkkert de discussie wel aan: hebben we nu alle media ons overdonderderen met politieke issues wel kunst nodig die ook nog eens politiek gaat doen? Geeft kunst een meerwaarde aan de politieke discussie, een nieuwe, onverwachte draai? Of offert zij zichzelf daarmee op aan tijdelijkheid, aan de waan van de dag en aan blikvernauwing?
Het is niet aan mij als theoreticus daarover een oordeel te vellen: ik volg en beschouw de ontwikkelingen, zonder dat ik criticus ben. Ik wil me ook niet laten verleiden, door al die meters tekst rond deze tentoonstellingen, tot oppervlakkige conclusies. Het antwoord op mijn vragen over het politieke bewustzijn van kunst kan alleen gevonden worden in de kunstwerken zelf, die, dat ben ik mij bewust, geselecteerd zijn door niet de minste curatoren. Is hun selectie ingegeven door een specifieke politieke agenda?
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties