De laatste dagen en de afgelopen nacht doorlopend besteed aan het formuleren van vragen waarop geen antwoord voorhanden is en het formuleren van antwoorden op vragen die niet gesteld worden. Leemtes opzoeken in de literatuur en citaten die half uit het geheugen zijn verdwenen. Vanochtend gaat zo’n beetje halverwege pagina 167 de bel. Snel de trap afstommelen zo luid dat degene bij de voordeur kan horen dat er iemand aankomt. “Goedemorgen” en een enorme doos: “wilt u hier even tekenen?”
Het is een enorm bloemstuk. Een bescheiden kaartje vermeldt de afzender. Op slag is het feest. Dit moet er dus gebeuren: taart en bloemen, rokkostuum, fototoestel. Hou nou maar eens op met voor de zoveelste keer je proefschrift lezen. Stop nu maar eens eindelijk met het opnieuw nalezen van die grote Duitse filosoof. Het is feest. Oh ja, feest? Nee, nog niet, want hoewel iedereen zich uitdost op zijn best, sommigen zijn al onderweg met de trein, anderen met de auto, moet er eerst nog een ‘gedachtewisseling’ plaats vinden. Althans, zo heet dat. Het wordt tijd om op weg te gaan.Het nieuwe, beste pak aan en achter het stuur. Eén paranimf achterin, echtgenote voorin, beide gekleed in een fraaie, stijlvolle jurk, de haren vers opgestoken en de huid enigszins verzacht, opgewonden voor wat komen gaat. |
||
In de kledingverhuurzaak wacht de andere paranimf al opgesmukt in rokkostuum, geduldig als altijd, in de wijsheid van zijn jonge jaren. Het passen en meten begint, “nee u bent niet te dik, maar het gaat om de boordmaat, dit knoopje moet dicht, het strikje om en uw horloge moet af.” Drie vesten en twee pandjesjassen verder zit alles als gegoten. “U mag de huur pinnen maar de borg moet u contant voldoen.” Cash vergeten. In rok naar de automaat in het bankgebouw even verderop. Bij het oversteken houdt een auto stil. Raampje omlaag en breed grijnzend lacht de kunstenaar “tjonge, tjonge, wat zie jíj er uit!” “Oh gottegottegot zeg dat wel,” koert zijn lief, zich vooroverbuigend over zijn schoot. Ze blijven nog even hun eigen hilariteit genoeglijk smaken en gaan dan zoeken naar een parkeerplaats. De kandidaat keert nietsvermoedend, naïef, terug naar het kleding bedrijf: “weet je wie ik onderweg tegenkwam?” “Nee, maar moeten we niets eens op weg?” De alledaagse kleding in kledingzakken achterin de auto, over de brug naar het grand café waar nu de dames wachten en straks de receptie is gepland. “Tjee, wie hebben we daar, dat is toeval, we hadden het net over jullie.” “Eten we samen nog iets voor het spektakel begint?” We eten iets, dat is ongeveer de helft van wat wordt geserveerd. Zenuwen trekken magen samen. |
||
Het is tijd om naar het academiegebouw te lopen. Fladderende panden en opbollende jassen in de kille aprilwind. Omlopen over twee bruggen vanwege de opgebroken straat. Al heel veel bekende gezichten in de hal: groeten of nu nog niet of juist wel? Steeds meer mensen, vrolijke, nieuwsgierige gezichten. Hoe zou hij zich houden? “Komt u samen met uw paranimfen over een kwartiertje maar naar boven, naar de kamer van de pedel.” Daar ontwaren de nimfen hun eerste visioen: “het is écht Harry Potter hier, zag je die man met die staf en die baard?” Opluchting, humor is de redding, niet alles is zo zwaar als het er uit ziet. Toelichting op het ritueel, titels en aanspreekvormen. |
||
“Volgt u mij maar, maar pas op met deze afstap en wees voorzichtig op de trap!” Hoeveel voetstappen zijn ons hier al voorgegaan, hoeveel gerenommeerde en hoeveel vergeten kandidaten hebben deze eiken leuningen al betast? In het auditorium klinkt luid geroezemoes. Een harde lach, een opgewonden stem. Plotselinge stilte bij het binnen gaan, keurende ogen, stilvallende gebaren. “U gaat hier staan bij de katheder en u zit hier achter hem, nee, u eerst.” Nu wordt het spannend. Gelukkig, daar staat een glas water. Naast het proefschrift ligt pen en papier. Verlegen rondkijken. |
||
Wat een mensen in de zaal, hoeveel zijn het er wel niet, een paar lachen ontspannen. De commissie zou na ons binnenkomen, maar waar blijven ze zo lang. Nog even praten met de paranimfen en hun advies: “als het niet in je proefschrift staat zeg je dat gewoon, en dan praat je gewoon door over wat er wel in staat”, “geen zenuwen, alles komt goed, jij bent hier de superspecialist”. Plotseling, toch nog onverwacht komt de commissie binnen en roept de pedel iedereen op om te gaan staan: de rector neemt het woord. Luisteren nu en met grote letters steekwoorden opschrijven van de vragen, zonder leesbril, zodat er een lijn voorhanden is voor het antwoord. Ai, dit wordt moeilijk, maar dat ligt nu eenmaal voor de hand. Oei, die is gemeen, vooral hoffelijk blijven nu… Hoewel de rector aankondigt dat het gaat om een gedachtewisseling over het proefschrift, blijkt dat voor de meeste vragen een holle frase. Die gaan over kwesties die juist níet in het proefschrift staan en waarom of dat zo is. Ze gaan over leemtes en gaten, zoals die natuurlijk in elke tekst te vinden zijn, omdat complete verhalen niet bestaan. Ook een proefschrift wordt samengesteld door keuzes uit een veel groter kennisgebied dat de kandidaat zich heeft verworven en de vragensteller wil weten hoe groot dat kennisgebied is, en waarom de kandidaat juist die keuzes heeft gemaakt. Er komt een volledige bandopname van de 50 minuten vraag en antwoord. De vragen worden eveneens op schrift gesteld en aan de kandidaat uitgereikt, na afloop van de zittingsdag. Er zal daarin nog veel zijn om over na te denken, inspirerende vragen om mee de toekomst in te gaan. |
||
Het evalueren begint direct na afloop van de vragen, terwijl de commissie zich heeft teruggetrokken voor ‘beraad’. Nu komt toch het kippenvelmoment, als de commissie haar oordeel hardop uitspreekt. Want dat is wat taal doet: wat wordt uitgesproken komt tot werkelijkheid. Waarheid is pas daar wanneer ze onder woorden is gebracht. Niemand weet dat beter dan deze geesteswetenschappers. | ||
Voordat dan de bul wordt uitgereikt, is het moment gekomen voor de promotor om de loftrompet te steken over de kandidaat. Die heeft zij tenslotte begeleid en het werkstuk hebben zij feitelijk samen tot stand gebracht. In innige samenwerking met de echtgenote, die hier de laudatio gadeslaat. | ||
Deze laudatio is niet mis te verstaan. Het is niet alleen lof voor gedane arbeid maar tevens een aansporing om in de toekomst verder te gaan op het behaalde resultaat. Het behalen van de bul verplicht ook tot verantwoordelijkheid voor de omgang met de wetenschap. Een niet geringe opdracht. Tegelijkertijd is de laudatio - in dit geval - een samenvatting van het proefschrift en een betoog over de specifieke verdienste die ze heeft voor de wetenschap. Vandaar dat kandidaat én paranimfen én rector geconcentreerd luisteren naar het verhaal van de promotor, dat elders in zijn totaliteit wordt afgedrukt. |
||
Voor de kandidaat, zijn paranimfen, familie, vrienden en belangstellenden komt dan het moment om het glas te heffen en het behalen van de bul te vieren. |