In de dans kwamen alle denkbare menselijke relaties voorbij. Gisterenavond. We waren in de schouwburg in Hoorn bij de voorstelling Scala van het Scapino Ballet uit Rotterdam. Een troep super gedisciplineerde dansers scheerde tussen even zo veel danseressen door, als op zoek naar die ene partner, de ware, die nog niet naar voren was getreden. Als een zwerm spreeuwen diagonaal over de vloer, van rechts naar links, tegen de vrouwen in, tussen hen door, gelijk met elkaar op, draaiend en wentelend, de handen begerig naar voren uitgestoken. Soms ontmoette een hand een lichaam en dan draaiden er twee naar buiten de groep, voor een licht en opgewonden duet, dat zelden goed afliep en dan eindigde in smartelijk neerzijgen, waarbij de een de ander tenslotte verloor. Soms aan weer een ander.

Bekijk even deze trailer:

Dit alles op in hoog tempo uitgevoerde barokmuziek, ondersteund door bewegingen van dansers als waren zij casuarisvogels, die met schokkerige bewegingen de moonwalk van Michael Jackson persifleerden. Precies daar, waar de parelhoen-achtige schokken en trillers, geperfectioneerd op de dansacademies tot het acrobatische vocabulaire van ‘so you think you can dance’, bijna humoristisch aandoen maar streng beheerst uitgevoerd werden, ontsnapt de dans aan een rigide barokstijl en ontwikkelt zich tot een eigentijds spektakel van dynamische bewegingen, in handen van Ed Wubbe, al 25 jaar vaste choreograaf van het gezelschap, op de aan een moderne groove onderworpen muziek van 17e -eeuwse composities. Het orkest ‘Combattimento’ (gevecht) doet hier zijn naam alle eer aan. De hele voorstelling leek ook wel een gevecht, liever eigentijds gezegd een ‘battle’, om eer, genegenheid, trouw en identiteit. Zelfs wanneer vier danseressen strijden om een enkele heer, is deze niet benijdenswaardig, en verhindert hun bezieling, waarmee hun vijfdans wordt uitgevoerd, oppervlakkig medelijden met wie dan ook van hen. Elk lijdt zijn eigen lijden, af en toe smadelijk uitgelachen door kreten slakende danseressen, die als hinden voor de troepen langs sprintten. Zelfs als een relatie niet lukt, is dat voor sommigen aanleiding om er mee te spotten.

Je begrijpt waarom ik als vanzelf naar deze voorstelling werd geroepen: zie mijn blog van vier jaar geleden “Beeldhouwkunst en scapino ballet: Rodin”. Toen zorgde de voorloper van deze uitvoering, met als titel Pearl, voor euforie alom, ook bij mij. De dans van dit jaar is de tegenhanger van toen: waar in Pearl alles wit was en licht, daar is nu in Scala alles zwart en donker.

Hoe wonderlijk is het dat je, wanneer je alles hebt voor een gelukkig leven, een gezin, een dak boven je hoofd, genoeg te eten, vrienden, een auto, televisie, noem maar op, toch nog gevoed kunt worden door iets anders, een ander verhaal, een andere blik, kortom, dat je geïnspireerd kunt worden door kunst? Waar komt dat genoegen in geestelijke verdieping vandaan? En vooral: waarom genieten we dan zo van onheil en tragiek, van verdriet, wanhoop en menselijk falen? Hebben we een spiegel nodig die kommer en kwel stelt tegenover ons geluk?
Ik herkende veel in de dans, ook al kan ik niet eens dansen. Ik zag de docentenvergadering in het internaat waar ik ooit keukenhulp was. Ik zag mijn jeugd terug met de spanningen binnen een groot gezin, ik zag mijn schooltijd terug met het lokgedrag naar de meisjes, ik zag de jongens die wedijverden terwijl de meisjes hun rivalen herkenden, ik zag de jongens die naar jongens smachtten en de vrouwen die alle bedreigingen poogden af te wentelen. Ik zag het gekonkel, ik zag het natuurlijk leiderschap, ik zag de zucht om zich te wentelen in de schaduw van de groten. Ik zag het in de handen die elkaar raakten, in de armen om de schouders, in de opgestoken heupen, in de vertwijfelde pas de deux, in de dribbelpasjes naar voren, in het schudden met het skelet, het buigen en draaien van de hoofden, het krommen van de ruggen, het kantelen van de schouders, het uitglijden en vallen. Het indringendst, het gloedvolst, waren de scenes waarbij gezongen werd, scenes waarin de menselijke stem de zoektocht naar identiteit begeleidt.

Barok wil hier zeggen: de navolging van de Italiaanse periode in de kunstgeschiedenis. De tijd van het gevoel, van de overdaad en van de dramatische effecten. Voor ons getypeerd door schilders als Caravaggio, Guido Reni en Annibale Carraci.

Ed Wubbe spreekt over een hofhouding, en zeker horen al deze figuren bij elkaar, al was het alleen maar door hun gelijkaardige kostuums en veelal gelijktijdige optreden. Zij zijn niet een hofhouding, zij zijn het tijdsbeeld, zij zijn de barok zelf. Ze horen bij Bernini, meer dan bij de Nederlandse gereformeerden, ze horen bij Vivaldi, meer dan bij J.S. Bach. Zeker is het ook decadent en spannend en wuft en vol afgunst naar elkaar en naar de ander. De troebele sfeer van intriges hangt in de donkere damp die vanaf de inktzwarte vloer omhoog welft: de uitgestrooide rozenblaadjes kunnen het niet lichter maken. Maar het is ook het beeld van aan elkaar verbonden zijn, niet zonder elkaar kunnen, een band hebben die sterker is en de groep bij elkaar houdt, zoals ik ooit een grote groep mensen aan de maaltijd zag in Italië in een boomgaard in Pennabilli, waar de schaduwen van twee bronzen duifjes de beeltenissen toonden van Frederico Fellini en Giulietta Masina, nadat we hun graf hadden bezocht in Petrella Guidi. Zo Italiaans is het toch wel.

Is het echt wel barok, of is het vooral onze eigen tijd? In welk tempo speelden Vivaldi en Bach hun muziekstukken zelf? Hadden zij ooit kunnen dromen van deze choreografie, van deze techniek, van deze geluidswisselingen, van het gebruik van camera’s tijdens de voorstelling, van deze lichteffecten en van deze kostuums? Het kan niet waar zijn. De barok die we hier beleven brengen wij zelf voort, net zoals de beroemde Amerikaanse serie ‘Once upon a time’ onze herschepping is van de sprookjes van Grimm, die ooit begonnen met ‘er was eens...’. En nog gruwelijker is, en nog beangstigender en nog pakkender. Daarom is dit danstheater zo mooi, omdat het zo voelbaar leunt op heel oude tradities, en toch zo nieuw is. Dat het zonder al die voorgangers niet bestaan zou hebben en dat we voelen hoe al die eerdere verhalen hierin opgenomen zijn. Dat is het genot van de geestelijke verdieping. Niet dat kunst oplossingen biedt, want die biedt ze niet, maar dat ze ons doordringt van de eeuwigheid voor ons, die doorleeft in ons eigen nu. Echt waar, we zijn niet alleen, en we zijn niet anders. Aan alle denkbare, menselijke relaties komt geen eind.

1000 Resterende tekens