Tentet 2010

In de maand januari van 2011 schreef ik elke dag een Kunst van de Dag op www.galeries.nl.

Hieronder staan de tweede 10 afleveringen

Kunst van de Dag 11

Distel2011Thistle (distel) 2011
Rob Voerman (1966)  
zeefdruk  aquarel en potlood op papier
198 x 220 cm

Vanuit vogelvluchtperspectief zie ik een supermoderne stad, volledig opgetrokken in hoogbouw, afgebeeld op een immens grote zeefdruk. Aan de voorgrond te zien, sta ik zelf op een uitkijkplaats, achter een kapot traditioneel hekwerk, op een heuvel boven een oude stad, die vervallen aan mijn voeten ligt. Achter de oude stadmuur beneden mij woekert een enorme koepel  de grond uit. Of misschien is hij als een meteoriet vanuit de lucht naast de stadmuur ingeslagen, met een allesverwoestende uitwerking op de nieuwbouwstad. Het tafereel is in weinig kleuren geschetst: blauw voor de architectuur, distelpaars en roze voor de koepel, zwart en bruin voor de stadsmuur en leuning.
Er waren eerder werken van Voerman gezien, op de grote tentoonstelling in het Cobra museum in Amstelveen, die nog niet lang geleden achter de rug is. Maar nu al heeft hij de  nieuwjaarstentoonstelling in Upstream Gallery in Amsterdam verrijkt met nieuw werk wat nadien ontstaan is. Over productiviteit gesproken.
In deze nieuwe tentoonstelling die afgelopen zaterdag feestelijk werd geopend, stond pontificaal een aantal nieuwe driedimensionale werken van hem ten toon, om te bekijken, om je in te wanen, en zelfs om je in te begeven. Want Rob Voerman werk altijd zowel twee-  als driedimensionaal. Bij hem gaat de strijd niet om het overwicht van het platte vlak of het ruimtelijk beeld. In zijn platte werk fantaseert hij over de structuur van de stad. In zijn ruimtelijk werk onderzoekt hij onze beleving van de binnenruimte. Daarbij lijkt hij schatplichtig aan Le Corbusier’s onvolprezen Notre Dame du Haut, de kapel in Ronchamp, (Franche-Comté, Frankrijk) uit 1954. Maar waar Le Corbusier de ruimte onmetelijk vergroot, doet Voerman het tegenovergestelde: hij dwingt ons onszelf klein te maken in zijn bouwsels, en die te ervaren als een wijde jas om in te wonen.
De gedachte aan Le Corbusier komt niet toevallig op. De koepel in de zeefdruk ligt in een architectonische omgeving die doet denken aan de maakbaarheid van de stad, zoals die in het begin van de twintigste eeuw verondersteld werd. Bovendien staat in de tentoonstelling een groot beeld: Rob Voermans interpretatie van Corbusiers Unité d´Habitation (klik op de link hieronder).
De Unité van Voerman staat zelf op een sokkel die doet denken aan de muren van de Notre Dame du Haut en is als wand op overeenkomstige wijze transparant gemaakt. (Vergelijk bijvoorbeeld de foto’s op http://www.flickr.com/photos/mandarte/5339324084/ en http://www.flickr.com/photos/mandarte/5339324422/. Bij Rob Voerman is de sokkel/wand streng van belijning en ordening, terwijl de Unité erboven vooral organisch is, als een door bijen gebouwde raat. Het is Corbusier van onderen en Voerman van boven. Het is sculptuur boven op architectuur. Het is een samen articuleren van de ruimte, waarbij elk van de twee kunsten zijn eigen rol vervult: onderin de ratio met een beetje gevoel, daarboven het gevoel met een beetje ratio. Rob vertelde ons dat hij dit beschouwt als een nieuwe weg die hij is ingeslagen. We zijn nu al nieuwsgierig naar wat er verderop dit jaar nog komen gaat.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5339323650/


 

Kunst van de Dag 12


Nieuwe vlindersNieuwe vlinders vangen 2010
Boukje Voet (1966)  
tweedehands boek, versneden, geknipt, gekruld en verlijmd 
20 x 11 x 9 cm

Een boek. Op ongeveer een centimeter uit de rand rondom het mes er in gezet. Niet de hele pagina eruit gesneden, maar de bladzijde tot een krul uitgeknipt. Vervolgens de bladzijden en krullen door elkaar getrokken en een aantal vlinders in (uit) de pagina’s geknipt. Het boek waaiert open, onderin tegengehouden doordat de uitgesneden bladzijranden aan elkaar verlijmd zijn. Boukje zelf zegt erover: ‘Boek18 is geïnspireerd door de titel van het boek. Er zijn ook vlinders in het werk te ontdekken. Deze vlinders worden als het ware gevangen door het boek’.
In tegenstelling tot het werk van Sargsyan dat we eerder bespraken, waarbij het papier de functie had om een beeldbetekenis mee te bouwen, is hier het betekenisdragende papier ontdaan van haar functie. Hier bestaat ze niet meer omwille van de inhoud, maar omwille van de vorm. Het is nog even genieten van het vergeeld zijn en de inkt, die in de vorm van Garamond letters nu woordeloos op de knipsels ligt. Maar de betekenissen zijn niet meer te achterhalen. Hoewel er ééntje overblijft: een beeld zegt meer dan 1000 woorden.
En dat beeld is een boek. Het heeft zijn inhoud prijs gegeven op de meest persoonlijke manier, zoals het een boek betaamt. De woorden zijn gedachten gaan vormen die in lange ketens aan elkaar en door elkaar leiden tot nieuwe gedachten, die voorheen in het boek niet aanwezig waren. En daarmee is het boek een spiegel geworden van het brein dat het boek leest. En dat brein heeft dit boek niet afgebroken, maar vol respect omgewerkt tot uiting van een tastbare schoonheid, die voorheen niet zichtbaar was. Het boek is een boek gebleven, maar wel een frivool boek, dat opnieuw pronkt met zijn inhoud, maar nu in andere vorm. Nadat het boek zich had volgevreten met betekenissen heeft het zich verpopt. Het duurde even voordat de poppen openbarstten, maar nu is het dan zover en kunnen de vlinders uit de poppen kruipen, die zich tussen de regels hadden verschanst. En net voor ze wegvliegen, kunnen wij ze nog even waarnemen, voordat ze er met de inhoud vandoor gaan. Het is een mooi einde voor de betekenissen en een mooi begin van een nieuw leven: omdat het geen boek meer is maar een beeld mag blijven.


 

Kunst van de Dag 13


DeProoiDe prooi 2010
Emile van der Kruk (1956)  
beeld  hout van amerikaanse eik, verf 
100 x 120 x 60 cm 

Is dit vertederend of onheilspellend? Een luie stoel. Maar dan wel een harde. Van roodpaars geschilderd eikenhout. Daarbinnen, tussen de armleuningen en weggedoken tegen de achterkant, het rugbeeld.van een kind. In naturel gehouden houtkleur, met opgetrokken knieën, zijn rug naar de wereld.
De tegenstellingen tussen stoel en rugbeeld zijn verontrustend. Het beeldje is klein, en de brede schouders, smalle heupen, korte haren doen je denken aan een kleine jongen. De stoel echter is zo groot dat die onmiddellijk doet denken aan een fauteuil voor mannen.. Stoer, ruim, comfortabel en overheersend. Een kwetsbaar jongetje in een grote mannenstoel.
De stoel is bekleed. Over de donkerhouten opbouw is een dikke bekleding aangebracht. Maar de kleine jongen is naakt. Zijn naaktheid is niet normaal. Even een dutje in de stoel doe je niet naakt. Er moet een reden zijn waarom hij zo in de stoel ligt, zijn blote lichaam afgewend.
Zijn houding drukt een zekere gelatenheid uit. Hij slaapt niet, daarvoor ligt hij te opgericht, te opzettelijk afgewend. Misschien is er al van alles met hem gebeurd, of hij is in angstige afwachting van een bedreiging die elk moment de stoel kan naderen. ‘Ontucht’ en ‘mishandeling’ zijn de begrippen die het beeld in je wakker maakt. De stoel is geen veilige schuilplaats. Het verbergen van de schaamte kan slechts tijdelijk zijn. Een vaag gevoel van medelijden ontstaat ergens in je onderbuik, om de proporties die de kwetsbaarheid hier aanneemt.
Is dit inbeelding? Is het misschien nog mogelijk om een opgewekter interpretatie aan het kunstwerk te geven? Kan het gaan om de onschuld, op een zonnige zondagmiddag, ergens in de woonkamer. Maar nee, er zijn twee dingen die dat tegenspreken. Op de eerste plaats de nadrukkelijke en totale naaktheid van het figuurtje. En op de tweede plaats de houding van de voetjes die de spanning van de angst verraden.
‘Prooi’ heette dit beeld in 2010 en nu, op ‘Realisme 11, de beurs voor hedendaagse figuratie’, is dit beeld omgedoopt tot ‘Het Internaat’. De paarse prelatenkleur had de stoel vorig jaar ook al, zoals te zien was bij Galerie Wit. Maar door deze titel wordt het des te indringender. Ergens wel jammer, want seksueel misbruik is vast niet alleen voorbehouden aan gezagsdragers van de katholieke kerk. En dat soort boodschapperig engagement ontneemt het kunstwerk zijn meervoudigheid.
Realistisch is het wel en daarom verdient het juist een plek op die beurs met al die verstilde, gedroomde figuratie.


 

Kunst van de Dag 14


breakingBreaking the rules 2001
Joris Verdonkschot (1947)  
brons  op dolomieten sokkel
b 22 | d 25 | h 50 cm 

Wat een samengebalde spanning in deze gestolde beweging. Opnieuw kijken we naar figuratieve kunst: dat wil zeggen kunst die verwijst naar ons eigen bestaan. En dit keer wel in heel specifieke zin: een lichaam. Niets is ons zo na als ons eigen lichaam, en daarmee tegelijkertijd dat van de ander. Beelden van Joris Verdonkschot gaan altijd over lichamen en zijn daarom zo fascinerend voor ons.
De huid van beelden heeft sinds Rodin speciale betekenis gekregen: huid toont ingetoomde energie. De huid vangt het licht en maakt het beeld levendig. De harde, geschuurde suggestie van de klassieke marmeren tijdloosheid wordt vervangen door het altijd veranderlijke in het brons: het moment van waarnemen is belangrijker dan het besef van eeuwigheid. Dit moment, met deze lichtval, zal zo dadelijk een andere zijn. Of het medisch klopt wat er onder die huid gevangen wordt is niet waar het om gaat: een beeld is geen anatomische les maar een uitdrukking van een emotie.
Dit beeld is een complete figuur, in een houding waarvan de balans slechts een moment kan duren. In tegenstelling tot de torso, die als vorm altijd gesloten is, heeft de complete figuur te maken met de afweging tussen open en gesloten volumes. Die open vormen bestaan soms uit de veelhoek tussen arm en lichaam, maar ook uit de open ruimtes om het lichaam, langs het been, tussen de benen, of tussen arm en hoofd. De opdracht voor de beeldhouwer, die hier in feite choreograaf is, is een houding te vinden die – net als de ontwerper van de dans nastreeft – voor de toeschouwer een emotie zichtbaar en voelbaar maakt. Op zijn best is er sprake van een bevlogen beweging die op het opperste moment tot stolling komt. Dat is lichaamstaal in de werkelijke zin van het woord, taal die wij verstaan zonder woorden.
De beeldhouwer maakt niet wat hij ziet, maar geeft uitdrukking aan een gevoel. Het beeld is geen kopie van een menselijk lichaam, maar een vertaling van innerlijke roerselen van de mens, die in de houding zichtbaar wordt. Hoewel de kunstenaar gebruik maakt van een klassieke vormentaal en klassiek materiaal, voegt zijn werk zich naadloos in onze eigen tijd: een druk bekeken televisieprogramma als ‘so you think you can dance’, toont aan hoe gefascineerd we zijn door de mogelijkheden van ons lichaam, uitgedrukt in de dans. En de dans is het middel bij uitstek om de uitdrukkingskracht van ons lichaam zichtbaar te maken. Dat begrijpt niet alleen de gerijpte beeldhouwer, maar ook de televisiekijker, zelfs als hij of zij zelf niet danst.
De bewegelijkheid staat voor vitaliteit, maar ook voor tijdelijkheid, voor het onzekere van het moment, voor instabiliteit en dus voor de kortstondigheid. De beeldhouwer die gespecialiseerd is in het stilzetten van de tijd en het maken van onbeweeglijke beelden, benadrukt daarmee de veranderlijkheid van het bestaan. Zijn verzoek is helder en duidelijk: sta even stil en neem diep in je op, want nog even en alles zal anders zijn.


 

Kunst van de Dag 15


VogelVogel (Black and White)
Ina Met (1940)
54 x 25 x 40 cm. papierpulp

Alert kijkt dit dier achterom. Is het opgeschrikt of bespeurt het een lekker hapje?  ‘Vogel’ heet ie hier, en op de website van Ina Met heet hij ‘black and white’. Op haar website ontdek je dat deze vogel niet alleen zwart is, met een witte kop. Hij heeft een rode kam tot op de zwarte snavel, en twee felrode poten. Er is dus meer kleur – het rood – dan op de foto en in de titel. Hij ligt daar elegant gefotografeerd, fel afstekend tegen het diepe groen van een varen achter hem. Het rood is belangrijk: het maakt hem actief, en niet zoetsappig.
Deze vogel gaat nooit vliegen. Zijn vleugels, die op zijn dikke buik liggen, zijn te klein. Zijn hals is te dik en te lang, zijn kop te rond. Hij heeft poten om in de sloot te staan, en een snavel als een spies. Wee kikker of voorn, wanneer dit dier je bespeurt. Of eet hij alleen vliegjes en insecten?
Wat niet vliegen kan, wordt goedgemaakt door de stilering van de vorm. Het zwaartepunt van het hoofd ligt binnen de nadrukkelijke S-curve boven het zwaartepunt van het lijf. Alleen de snavel steekt parmantig, of zo je wilt oplettend, als een wipneus het beeld uit, omhoog. Op de snavel en de poten na is alles bolrond aan het beeld. Dat maakt deze vogel niet tot roofdier, maar tot opgewekte bodembewoner, familie van de ooievaar, loopreigers en andere steltgangers.
Papierpulp is de grondstof waarvan het dier gemaakt is. Hij zal dus wel massief zijn en aardig wat wegen, voor een vogel. Maar wat belangrijker is, is dat hij is opgebouwd en niet is uitgesneden. Dat opbouwen geeft vrijheid tijdens het maken. De vrijheid om los te komen van de bestaande wereld, los van de vogelwetten, aerodynamica of andere beperkingen. De vrijheid dat er iets kan ontstaan wat er voorheen niet was. Iets wat ons verwondert en tegelijk vrolijk maakt. Stel je eens voor… Dat is de zegen van de fantasie: dat je iets kunt maken dat geen enkele andere zin hoeft te hebben dan er te zijn. Dat ‘er zijn’ voldoende is. Zonder dat het functioneren getest moet worden. Fris en fleurig, zonder speciale betekenis of bedoeling, decoratief.
Decoratie is niet verkeerd, maar het is geen kunst. Decoratie hebben we nodig, want we moeten ons leven, onszelf en onze omgeving af en toe wat mooier maken dan de werkelijkheid. Schoonheid hebben we nodig. Het woord ‘kunst’ echter, gebruiken we om iets aan te geven dat verder gaat dan decoratie, iets dat meer is dan schoonheid alleen. Iets dat onder de oppervlakte ligt. Decoratie is vaak heel erg persoonlijk, terwijl we van kunst verlangen dat ze iets anders aanroert, iets wat meerderen van ons aangaat. Vaak is dat niet zo aangenaam, omdat het minder oppervlakkig is, en iets zegt over de lang niet altijd aangename werkelijkheid, waarin we leven. Om oppervlakkigheid en schone schijn te scheiden van betekenis, is onderscheid maken tussen kunst en decoratie van levensbelang.


 

Kunst van de Dag 16


Kavel10Kavel 10 (2009)
Simon Oud (1956)
39 x 35x 15 cm. zink

Bovenaanzicht: We zien het bovenaanzicht van het beeld. We zien een onregelmatige veelhoek. We tellen 7 hoeken, met de klok mee. De bovenzijde van de veelhoek is niet plat, maar gebogen. De buiging verloopt over de lijn die je kunt denken van de hoek linksonder naar de rand iets boven het midden aan de overzijde. Die lijn rijgt de hoogste punten van het beeld aaneen.
Als ik het beeld van de muur neem zien we het recht van voren. Nu is het aflopen van de helling van links naar rechts goed te zien. De glooiing is vloeiend als de kam van een heuvel en plaatst zich tegenover de vlakke bodem die ik – ondanks dat hij tegen de wand hing - beschouw als de basis: het grondvlak.
Geen enkel punt van het bovenvlak ligt op gelijke hoogte. Zowel van boven als van voren is het beeld langwerpig. Dit wekt een landschappelijk gevoel op dat verwantschappen oproept als zee, kliffenkust en heuvel. Voor een Noord-Hollander als Simon Oud hoort dit bij het gevoel van het waargenomen land, vanaf een laaggelegen praam op het oppervlak van de sloot.
Wanneer we ons iets naar rechts bewegen langs het beeld zien we de schuinte van de zijden die het gebogen bovenvlak dragen. Het beeld krijgt het karakter van een modern bouwwerk: het zou een overdekt stadion kunnen zijn. Geen van de staande zijkanten staat loodrecht op het grondvlak maar allen hellen naar boven toe min of meer naar buiten. Omdat elke wand op een andere manier aan het bovenvlak is gekoppeld en de hellingshoek ten opzichte van het grondvlak verschillend is, ontstaan er op de grenzen tussen de vlakken, op de hoeken dus, boeiende verstekken. Hiervandaan lijkt het geheel op een boerenschuur, een stapelplaats voor hooi en machines, en je beschouwt de zijkanten als wanden van het bouwsel. Het geheel is organisch en wordt niet industrieel. Je weet niet waarom het opeens ophoudt bij de hoek, maar het is goed zo. Dit bouwwerk onttrekt zich aan algemeen geldende voorkeuren van bruikbaarheid.
Ondanks alle wanden die met hun scherpe hoeken en grenslijnen om aandacht vragen, is het gebogen bovenvlak - hoe klein in verhouding ook - bepalend: het ligt ten grondslag aan de veelvormige wanden.
Poëzie in zink
Dit beeld is poëzie in zink. Maar beter zou zijn ‘gedicht in zink’, want het Nederlandse woord voor poëzie is, hoe wonderlijk en hoe terecht: dichtkunst. Wat is dat eigenlijk dichtkunst? Het komt van het woord dichten, en dat is letterlijk ‘dicht maken’. Als iets dicht gemaakt is, is het gedicht. Het hangt samen met het proces van dicht maken: het verdichten. Voordat iets totaal gedicht is, wordt het verdicht. En wat wordt er precies in een gedicht verdicht? In het gedicht verdicht de mens zijn bestaan: het levende zijn wordt tot zijn gedicht.
De dichtkunst onderscheidt zich van het proza, ofwel de verhaalkunst. Deze verhaalkunst staat lijnrecht tegenover de dichtkunst: ze dijt uit. De prozaschrijver wijdt uit over het leven op het platteland, de boer met zijn melkbus, de boerinnen op de bleek, en het weer tijdens de oversteek met de praam naar het landje waarop de koeien staan. De dichter verdicht echter en schrijft: aan het eind van de kavel vaart een boot voorbij en schildert daarmee het momentane beeld met eeuwigheidswaarde.
Parallel
De parallel is de schilderkunst en de beeldhouwkunst. De schilderkunst dijt uit, de beeldhouwkunst verdicht. Als we in het Haags gemeentemuseum naar een geschilderd landschap kijken van Jacob Maris, dan zie we proza op doek: de akker aan deze kant van het water, het riviertje, het dorp met de kerk, de wasvrouw met haar wasmand die naar de vrouw toeloopt, die al geknield aan het water zit. Toen Simon Oud vroeger met zijn vader in een platte praam overstak naar de andere polder, zette het landschap zich in hem vast, en verdichtte in hem het gevoel van het in de Noord-Hollandse polder zijn, zijn ‘thuis’ zijn in de polder. En dat is waarom ik zijn werk beeldhouwkunst noem en zo hoog schat: omdat het zijn gevoel van het landschappelijke leven verdicht. En het geeft er een plaats aan: het verdichte landschap bevestigt zijn zijn op de aarde. Dit is wat wij toeschouwers herkennen in Simons zinken verdichtingen: hoe de mens zich bevestigt op aarde.
URL: http://www.flickr.com/photos/mandarte/5357365466/


 

Kunst van de Dag 17


Blow 2010Blow (2010)
Maria Roosen (1957)
Glas en berketak 120 cm
Privé collectie

Dit is het tarten van de verbeelding. Vlak boven de grond zweeft een tak van een berk. Hij wordt boven de grond in evenwicht gehouden door drie groene, glazen bellen. Een loot met een vierde glazen bel balanceert boven de grond. De berk is plaatselijk zwart geblakerd, alsof hij in het vuur heeft gelegen. Het geblakerde zwart staat in contrast tot het natuurlijk wit van de boombast.
De bellen zijn geen ronde bollen maar een soort mutsjes die over de takken gezakt zijn. Alsof de berk eerst rechtop heeft gestaan toen het uiterst dunne glas geblazen werd en over de uiteinden van de loten werd gedrapeerd, en vervolgens van boven werd dicht gesmolten. Het glas volgde de oneffenheden van de tak en kleefde zich er om heen, zodat het nu, terwijl de tak ligt, er niet vanaf glijdt, zoals te zien is aan de vierde, zwevende bel. Het was bellenblazen door een berk geweest, als dat had gekund. Maar de berk was niet hol en zo is het dus niet gegaan.
Transparant glas om een massieve berk. Breekbaar glas om een harde stam. Zeer snel gestolde vormen over langzaam gegroeide uiteinden. Tijd gevangen in twee verschillende processen. Hoe lang kan het uiterst fragiele materiaal het gewicht nog dragen? Pas op, voorzichtig, kom er niet te dichtbij, ai, ai, de vloer trilt…
Hoe hard de tak ook zijn best doet, het glas heeft de overhand. Het vroegere groen dat als een bolvorm van talloze blaadjes uit de takken ontsproot, is vervangen. De beeldhouwer heeft een handiger, technische en industriële oplossing gevonden voor de onbeholpen klontering van de blaadjes. De berk kan nu altijd groen blijven, in de winter ook, en zelfs als bij-lig naast de open haard. Inderdaad, het is gelukt, de schepping is vervolmaakt en de berk kan, na zijn sterven, nog steeds zijn kostbare groene tooi dragen. Dat is wat de beeldhouwer, als elk fantaserend mens, voor ogen stond: eeuwig leven schenken aan wat dierbaar is. Berk Vivat, Nostrorum Sanitas!
URL: http://www.flickr.com/photos/mandarte/5360593255/


 

Kunst van de Dag 18


OctavioPakje veren van de broer van kip Octavio (2010)
Linda Molenaar (1972)

Een kostuum, een pakje, volgens de kunstenares gemaakt van een haan: ‘de broer van kip Octavio’. In ieder geval is er weinig hanigs van over. Het is eerder een sensueel pakje geworden, gemaakt voor vrouwelijke heupen, met een open boothals en zorgvuldig symmetrisch ingestoken veren. Er zijn ook nog wat lange veren die uit de armen steken, en die doen denken aan de hoeden van de can-can danseresjes in Parijs.
De bedoeling is duidelijk en onontkoombaar: het is een pakje om aan te trekken. Een beeldhouwkostuum. Misschien is dat de belangrijkste eigenschap bij veel  figuratieve beeldhouwkunst: dat beelden gemaakt worden om even mee te versmelten. Niet alleen om naar te kijken, maar om je voor te stellen hoe het zou zijn om even dat beeld te zijn: Octavio’s broer.
We hebben het tegenwoordig al gauw over ‘performance’, maar feitelijk is het een mengvorm tussen theater en beeldhouwkunst. Het is, meestal zonder duidelijke verhaallijn, zonder uitgewerkt scenario, een voorstelling waarbij de kunstenaar – als voorbeeld voor ons – even het beeld wordt. Kijk dan, zo zou je kunnen zijn. En hoe zou je je dan voelen en wat zou je dan denken van die mensen, die daar naar je staan te staren? Wil je het zelf eens proberen? Denk dan maar terug aan de verkleedpartijen die je vroeger, als kind, hield. Door iemand anders kleren aan te doen werd je echt iemand anders, iemand die je eigenlijk nooit zou kunnen zijn.
Linda Molenaar werd kip in haar performance ‘Octavio and I’ en probeerde als kip met haar eigen lichaamswarmte een ei uit te broeden. Aan zo’n performance komt een eind, omdat noch mensen, noch kippen het eeuwige leven hebben. Dat is niet zo erg, want we hebben video en fotografie om ons de performance te herinneren. Maar eigenlijk werkt dat niet: het blijft op afstand en het blijft Linda. Daarom mogen we blij zijn dat Linda van Octavio’s broer een beeldhouwwerk heeft gemaakt. Dan kunnen we ons ten minste even inbeelden, hoe het zou zijn, als we zelf naast Octavio op de stok zaten. En het geritsel hoorden na de krak van het opengebarsten ei.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5364489960/


 

Kunst van de Dag 19


FrodeZonder titel
Frode Bolhuis (1979)
beeld  brons h=29 cm

Een figuratief beeld van een man. Het is maar een deel van het beeld, als ik het me goed herinner, dat ik zag bij de tentoonstelling in het Kruithuis in den Bosch. Dat was in 2007 toen ik die tentoonstelling mocht openen en dat deed onder de titel ‘Prachtplastiek in het Kruithuis’. Nu, vier jaar later, blijkt dat ik het woord in de titel beter ‘Krachtplastiek’ had kunnen noemen, want het beeld heeft nog niets aan kracht verloren. De tentoonstelling bestond uit een presentatie van 16 leden van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, en dat waren allemaal krachtpatsers in ruimtelijk werk, stuk voor stuk.
Boven de langszijde van ‘een plantaardige vloer’ (aangelegd door Annemie Bogaerts) had Frode Bolhuis op ooghoogte kleine horizontale plankjes aangebracht, waarop mensfiguren waren verbeeld. Op een zo’n plankje bevond zich links een klein minuscuul huisje, in het midden een klein kindje, en rechts op de hoek deze zittende man, die met zijn benen over de plank heen bungelde.
Verwondering vind ik nog steeds een goed woord voor dit beeld. Aanvaarden – met opgewekt gemoed, of in ieder geval niet met tegenzin – in verwondering, wie je bent, wie je was, uit welk huis je stamt, en wat je misschien door gaat geven. Het beeld was onderdeel van een drieluik van drie plankjes: eentje met daarop een bolgewas waaruit een lange tong tegen een huis aan lag, het middelste plankje dat ik net beschreven heb, en een derde waarop alleen een staande man. Het was een uiterst fijnzinnige installatie, oplopend van links naar rechts langs een nauwelijks zichtbare diagonaal, van ontstaan naar volwassenheid, in een verpletterende architectuur die deze kleine beeldjes niet klein kreeg. (Vier foto’s -eentje als haaks doorzicht- , kunt u vinden op www.flickr.com/photos/mandarte, met excuses voor de kwaliteit.)

De verwondering, maar dan ook als aanvaarden, als optimale, menselijke kwaliteit, ligt tevens besloten in een tekening van Frode van twee jaar later, uit 2009, die ik van zijn website (www.frodebolhuis.nl) heb geplukt. Op die tekening staat, opmerkelijk genoeg overeenkomstig aan de foto van dit beeld, een man van wie we alleen de bovenste helft zien. En ook in zijn houding ligt net als bij het beeld een soort oplettendheid besloten, een nadenken over wat er uit de wereld tot hem komt. Aan de tekening is net als aan het beeld te zien wat de letterlijke betekenis is van het woord ‘beschaving’. In niets anders gevat dan in gepolijste lijnen en oppervlakken zien we dat het mogelijk is dat de werkelijkheid bij ons binnendringt, en dat we ons over haar kunnen verwonderen, zonder door haar ontmoedigd te raken. De beschaving toont zich bij deze naakte mannen doordat ze ongeschonden de wereld ontvangen, zonder zich als haantjes op de voorgrond te poneren. Hun houding en hun plaats in de ruimte, laat ze gelijktijdig naar buiten en naar binnen kijken. Dat is beschaving: eerst ontvangen, dan bezinnen, daarna reageren.
URL: www.flickr.com/photos/mandarte/5366532529/


 

Kunst van de Dag 20


Omnia CaduntOmnia Cadunt 2010
Mieke Raatjes (1984)  
43 x 20 x 20 cm 
klei, gips, pigment en garen

Spinrag. De ineenstorting van een kolom. Druipsteen. Óf: klimmen uit de eieren omhoog? Overdekt. Wat zit er eigenlijk onder, wat houdt dit staketsel overeind? Ik wou dat er een betere foto was, een foto rondom, en dan nog een van boven, en dan nog een er dwars doorheen. Maar helaas, er zit niets anders op dan naar Breda te gaan.
Dat is je lot als je houdt van sculptuur. Je moet er heen. Anders blijft het gissen. En wat veel belangrijker is: je mist het materiaal. Beeldhouwkunst vraagt altijd om de ontmoeting van ons eigen lichaam met het lichaam van het beeld. Je wilt weten waar je mee te maken hebt. Je moet kunnen reageren op het spul waar het van gemaakt is. Klei werkt anders dan marmer, een bronzen kop voelt anders dan een van rubber, houtnerf splintert onder je nagels. Gips blijft altijd bros, droog en breekbaar.
Stel dit beeld heeft een kern van klei – het donkere spul dat er doorheen schemert. Daartegen is gips aangebracht – het witte – en terwijl het gips nog nat was zijn er draden doorheen gewikkeld. Die draden zitten nu vast, en zijn voor een deel begipst: draad met een laagje. En daarna, of misschien tegelijk, is er pigment – kleurstof – doorheen gestrooid of opgepoederd. Dan krijg je lekkere vette kleur. In het gips en over de draden. Die draden vormen hier knopen en zijn als neurale netwerken met elkaar verbonden. Het kan niet anders of dit is een deel van het brein.
Hersenschors als een overwoekerde boomstam uit het tropisch regenwoud, in hard geworden lianen gevat. Ontegenzeggelijk plantaardig. Versteend. Je zou het even willen betasten: zijn de draden echt zo hard, hangen ze of worden ze mysterieus overeind gehouden? Waarom zijn de gaten er in gevallen? De titel is een Latijnse spreuk en betekent: ‘alles vergaat’.
Dit vergaan toont hoe beeldschoon een ruïne kan zijn.




 

 

1000 Resterende tekens